Multidisciplinaire teams [MDT]
Voor VAPH-professionelen

Attention Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD)

1. Wat is ADHD?

Het gedrag van kinderen, jongeren en volwassenen met Attention Deficit Hyperkinetic Disorder (ADHD) wordt door hun omgeving in meer of mindere mate ervaren en beschreven als drukker, overbeweeglijk, impulsiever, ongehoorzamer. Die gedragingen kunnen, ondanks een gemiddeld IQ, de schoolprestaties van een kind negatief beïnvloeden. Voor de ouders van een kind met ADHD kan dat een extra belasting betekenen binnen het gezin. Bij kinderen die daarvoor geen adequate behandeling krijgen, kan het zijn dat de symptomen blijven bestaan tot op volwassen leeftijd. De symptomen kunnen naarmate ze ouder worden ook andere vormen aannemen. Zo kan de hyperactiviteit die iemand als kind ervaarde, in de volwassenheid eerder tot uiting komen in een soort van ‘innerlijke onrust’. De symptomen kunnen gepaard gaan met aanhoudende emotionele en sociale stoornissen als de persoon zijn plaats in de maatschappij niet vindt of daarbij onvoldoende wordt geholpen.

De oorzaak van ADHD is niet bekend. Vroeger veronderstelde men dat een geringe pre- of perinatale hersenbeschadiging aan de basis zou liggen (vandaar ook de vroegere term ‘minimal brain dysfunction’), maar onderzoek heeft dat nooit kunnen aantonen. Nu gaat men ervan uit dat het om een gedragsstoornis gaat die waarschijnlijk veroorzaakt wordt door een onevenwicht in de aanmaak van bepaalde boodschappers (transmitters) in de hersenen. Erfelijke factoren spelen een dominante rol. De kans op ADHD wordt verhoogd door een laag geboortegewicht en/of een korte zwangerschapsduur, en prenatale blootstelling aan nicotine en alcohol.

ADHD kan zowel medicamenteus (voornamelijk via methylfenidaat of Rilatine) als via intensieve gedragstherapie behandeld worden. Als er sprake is van taal- en spraakachterstand of andere ontwikkelingsstoornissen, kan een aanpak in een revalidatiesetting (ambulante revalidatie) zich opdringen. Als revalidatie ontoereikend blijkt, kan ondersteuning vanuit (semi-)internaat aangewezen zijn.

ADHD zou naar schatting voorkomen bij 5 % van de kinderen op basisschoolleeftijd en bij 2,5 % van de volwassenen (prevalenties volgens DSM-5). ADHD komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen in een verhouding van ongeveer 2:1 bij kinderen en 1,6:1 bij volwassenen (DSM-5, APA 2014).

Bij ADHD is er vaak sprake van comorbiditeit. Dat houdt in dat er in combinatie met ADHD nog andere stoornissen voorkomen, al dan niet in een causale relatie. Volgende stoornissen gaan in wisselende mate samen met ADHD:

  • oppositioneel-opstandige en agressieve gedragsstoornissen
  • angst- en stemmingsstoornissen, waaronder bipolaire stoornissen
  • motorische onhandigheid (fijne en/of grove motoriek)
  • leerstoornissen
  • taal-spraakstoornissen op jonge leeftijd
  • ticstoornissen
  • autismespectrumstoornissen
  • middelenmisbruik (alcohol, drugs) bij adolescenten en volwassenen
  • persoonlijkheidsstoornissen bij volwassenen

Meer informatie omtrent ADHD vindt u terug op www.zitstil.be(opent nieuw venster).

2. Wijze van diagnosestelling

ADHD is in eerste instantie een gedragsdiagnose. Dat wil zeggen dat men zich bij het stellen van een diagnose zal baseren op waarneembare kenmerken in gedrag. De kenmerken van ADHD kunnen zich naargelang de leeftijd, de situatie en de aanwezigheid van andere personen zeer verschillend uiten. Bovendien kunnen die kenmerken ook symptomen zijn van een andere, gelijkaardige stoornis of kan het beeld van ADHD gemaskeerd worden door een of meerdere bijkomende stoornissen.

Het diagnostisch onderzoek naar ADHD moet multidisciplinair gevoerd worden door  minstens een (kinder)psychiater en een psycholoog/orthopedagoog. Daarnaast kan het multidisciplinair team aangevuld worden door een kinesitherapeut, een logopedist, …. De meest recente criteria voor ADHD werden opgenomen in de DSM-5.

DSM-5
A.Er is sprake van aandachtstekort (minimum 6 van de 9 symptomen en/of hyperactiviteit/impulsiviteit (minimum 6 van de 9 symptomen) [de 9 symptomen die duiden op aandachtstekort en hyperactiviteit/impulsiviteit worden hier niet nader beschreven maar zijn terug te vinden in de DSM-5]). Opgelet: de symptomen moeten minstens een half jaar aanwezig zijn in een mate die onaangepast is en niet in overeenstemming is met het ontwikkelingsniveau.
B.Verscheidene symptomen van onoplettendheid/hyperactiviteit/impulsiviteit waren voor het 12de levensjaar aanwezig.
C.Het minder goed functioneren door deze symptomen doet zich voor in minstens twee interactiesituaties, bv. zowel thuis als op school/werk.
D.Er moet sprake zijn van duidelijke tekenen dat de symptomen een impact hebben op het sociale, schoolse of professioneel functioneren, of de kwaliteit hiervan beperken.
E.De symptomen komen niet uitsluitend voor in het kader van een psychiatrische stoornis.

3. Toetsing aan de definitie van handicap

Als er sprake is van de stoornis ADHD, moet de impact op het participeren in het maatschappelijk leven aangetoond worden volgens de basisdefinitie van een handicap (langdurige en belangrijke beperking van de kansen tot sociale integratie). Die impact kan zeer wisselend zijn. 

4. Toekenning van VAPH-ondersteuning

ADHD is één van de stoornissen die op basis van het gewijzigde Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november wordt uitgesloten van een PVB. ADHD behoort namelijk tot de psychische stoornissen, zoals vermeld in DSM-5. Dat betekent dat personen met uitsluitend ADHD of andere psychische stoornissen niet in aanmerking komen voor een PVB.

5. Gegevens verslag

Datum diagnosestelling

De datum die u moet invullen, is de datum van de eerste diagnosestelling. Als u die datum niet kent, dan kunt u de datum van het meest recente medische verslag (waarin de diagnosestelling wordt bevestigd) invullen.

Toelichting stoornis

In dit tekstveld moet u de stoornis toelichten die bij de persoon werd vastgesteld. Bij ADHD kunnen volgende richtlijnen helpend zijn:

  • Beschrijf aan de hand van voorbeelden hoe de aandachtsproblemen en onoplettendheid/hyperactiviteit/impulsiviteit bij de persoon tot uiting komen. 
  • Beschrijf hoe het gedrag tot uiting komt in verschillende situaties (bv. op school, bij familie, vrienden, werkomgeving …)
  • Geef aan wat de impact is van ADHD op het leven van de persoon (op vlak van aangaan van sociale relaties, het uitvoeren van dagelijkse activiteiten …)
  • Toon aan met voorbeelden dat de problemen aanwezig waren voor de leeftijd van 12 jaar.

Ten slotte moet u ook de impact op het deelnemen aan het maatschappelijk leven in kaart brengen. Als er sprake is van comorbiditeit, dan kunt u dat ook in dit tekstvak vermelden.

Multidisciplinair

Vervolgens wordt gevraagd of de diagnose multidisciplinair werd vastgesteld. Als dat het geval is, dan moet u de verschillende disciplines (inclusief de namen) weergeven. 

Behandelingen

Tenslotte is het ook belangrijk om aan te geven of er al behandelingen hebben plaatsgevonden en welke behandelingen er in de toekomst nog gepland zijn. Als u enige informatie heeft omtrent de prognose, dan moet u die ook vermelden. Daarbij is het belangrijk te vermelden wat de verwachtingen zijn zowel op korte als op lange termijn. Als het moeilijk is om die inschatting te maken, moet u dat vermelden in het tekstvak.