Multidisciplinaire teams [MDT]
Voor VAPH-professionelen

Dyslexie

1. Wat is dyslexie?

Er bestaat veel discussie over een adequate definitie van dyslexie. De causale veronderstelling die aan de grondslag ligt van het gebruik van de term ‘leerstoornissen’ brengt moeilijkheden met zich mee om dyslexie operationeel te definiëren. Er bestaat immers nog veel onduidelijkheid en discussie over de oorzaken van dyslexie. Aan de basis zou een slecht functioneren van de hersenen liggen. Ook erfelijke en omgevingsfactoren worden verondersteld een rol te spelen in het ontwikkelen van dyslexie.

De vorm en mate waarin belemmeringen optreden, zijn eveneens sterk variabel. Vanuit wetenschappelijk standpunt wordt daarom meer en meer gepleit voor het gebruik van een beschrijvende definitie. De definitie van de Stichting Dyslexie Nederland is momenteel in Nederland en Vlaanderen toonaangevend en omschrijft dyslexie als volgt: “Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en/of vlot toepassen van het lezen en/of het spellen op woordniveau” 
(bron: Stichting Dyslexie Nederland (2008). Dyslexie. Diagnose en behandeling van dyslexie. Brochure van de Stichting Dyslexie Nederland (SDN) Geheel herziene versie).

Bij het leesproces spelen zowel een decodering (ontcijferen van woorden) als woordherkenning een rol. Daar waar die beide deelprocessen normaal vloeiend en vrijwel onbewust uitgevoerd worden, is dat bij mensen met dyslexie niet het geval. Het gevolg is een traag en haperend technisch leesproces, waarbij het begrijpen van de tekstinhoud naar de achtergrond verschuift.

In geval van ernstige dyslexie, waarbij loutere schoolse remediëring ontoereikend is, is logopedische revalidatie aangewezen. Daarbij wordt niet zozeer gestreefd naar het foutloos leren lezen, maar eerder naar het leren omgaan met geschreven taal zodat men er functioneel kan mee omgaan.

2. Wijze van diagnosestelling

De diagnose dyslexie kan pas gesteld worden na uitsluiting van andere oorzaken van lees- en schrijfproblemen (sensorieel, intellectueel, neurologisch, onderstimulatie …). Dyslexie heeft op zich niets te maken met intelligentie. Hoe hoger de intelligentie en hoe stimulerender de pedagogische omgeving, hoe groter de kans dat men met ‘zuivere’ dyslexie te maken heeft. Ook bij volwassenen wordt de diagnose nu vaker dan vroeger gesteld.

De diagnose wordt gesteld op basis van multidisciplinair diagnostisch en handelingsgericht onderzoek. Dat onderzoek leidt tot een attest/gemotiveerd verslag, afgeleverd door een verstrekker die universitair geschoold moet zijn in schoolse processen en leerstoornissen en die toegang heeft tot een multidisciplinair team met deskundigheid op dat domein. Vaak gaat het hier om CLB’s, revalidatiecentra of orthopedagogen. Ook maatregelen, hulpmiddelen en een handelingsplan maken deel uit van een dergelijk gemotiveerd verslag. Via het voorleggen van het attest kan men aan de school individuele aanpassingen vragen.

Volgens de DSM-5 leiden volgende criteria tot de diagnose dyslexie:

DSM-5
A.

Moeite met het aanleren en gebruiken van schoolse vaardigheden, zoals blijkt uit de persisterende aanwezigheid van minstens een van de volgende symptomen gedurende minstens zes maanden, ondanks interventies gericht op deze moeilijkheden:

  • onnauwkeurigheid of langzaam en moeizaam lezen van woorden
  • moeite om de betekenis te begrijpen van wat wordt gelezen
  • moeite met spelling
  • moeite om zich schriftelijk uit te drukken
  • moeite met het zich eigen maken van gevoel voor en feiten rond getallen of berekeningen
  • moeite met cijfermatig redeneren
B.De betreffende schoolse vaardigheden zijn substantieel meetbaar slechter ontwikkeld dan gezien de kalenderleeftijd verwacht mag worden en hebben een significant negatieve invloed op de schoolresultaten en werkprestaties, of op de alledaagse activiteiten. Dat wordt bevestigd door bij de betrokkene gestandaardiseerde prestatietests en een volledig onderzoek af te nemen. Bij mensen ouder dan 17 jaar kan het gestandaardiseerde onderzoek vervangen worden door een gedocumenteerde voorgeschiedenis van tot beperkingen leidende problemen.
C.De leerproblemen beginnen tijdens de schooljaren, maar worden pas echt manifest op het moment dat de betreffende schoolse vaardigheden zwaarder belast worden dan de betrokkene met zijn/haar beperkte vermogens aankan.
D.De leerproblemen kunnen niet beter worden verklaard door verstandelijke beperkingen, niet-gecorrigeerde visus-of gehoorstoornissen, andere psychische of neurologische stoornissen, psychosociale tegenslagen, gebrekkige beheersing van de taal waarin het onderwijs gegeven wordt, of inadequaat onderricht.

3. Toetsing aan de definitie van handicap

Minderjarigen

Wat kinderen en adolescenten betreft, mag men stellen dat het voorbarig is om van een handicap te spreken, omdat het niet mogelijk is het uiteindelijke chronisch karakter (‘langdurigheid’) en de impact op de ‘participatie’ te beoordelen. De beperkingen zijn nog niet gestabiliseerd. 

Meerderjarigen

Bij volwassenen zal dyslexie zich vooral vertalen in problemen bij tewerkstelling. Alleen in sommige gevallen, bij zeer ernstige dyslexie die een volwassen persoon ook in het dagelijks leven naast de werkvloer of naast zijn of haar studies parten speelt, bestaat de mogelijkheid om die persoon te erkennen als persoon met een handicap. Hoewel het oprichtingsdecreet van het VAPH niet toelaat bepaalde stoornissen nominaal uit te sluiten, moet echter benadrukt worden dat de beperkingen van iemand met dyslexie zelden tot nooit van die aard zijn dat gesproken kan worden van een persoon met handicap (ernstige beperkingen in activiteiten en langdurige participatieproblemen). 

4. Toekenning van VAPH-ondersteuning

Minderjarigen

De behandeling van kinderen en jongeren met dyslexie moet in de eerste plaats vanuit een orthopedagogisch perspectief vorm krijgen. Dat betekent dat men in eerste instantie nadenkt over hoe men het opvoedings- en onderwijsaanbod thuis en op school kan bijsturen in de richting van een betere afstemming op de opvoedings- en onderwijsbehoeften van het kind of de jongere die men in begeleiding heeft. Op die manier werkt men aan de condities die noodzakelijk zijn voor een harmonische ontwikkeling en handelt men preventief ten aanzien van de ontwikkeling van secundaire gedragsstoornissen.

Voor minderjarigen behoort de aanpak van de problematiek dus tot het domein van andere instanties met name het Departement Onderwijs voor de schoolse aanpak, inclusief de hulpmiddelen en de ziekteverzekering voor de logopedie. In overleg met het Departement Onderwijs worden aanvragen voor ondersteuning van leerlingen (kinderen en adolescenten) met dyslexie sinds 1 september 2009 doorverwezen naar hun onderwijsinstelling, en dat zowel voor hulpmiddelen op school (voornamelijk ondersteunende software) als in het verlengde ervan in de thuisomgeving (studeren, huiswerk maken enzovoort).

Meerderjarigen

Meerderjarigen die hulpmiddelen aanvragen in het kader van hun hogere studies, worden naar hun onderwijsinstelling verwezen. Studenten met dyslexie die hoger onderwijs volgen, kunnen terecht bij het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs(opent nieuw venster) voor meer informatie over bepaalde onderwijs- en examenfaciliteiten. 

Bij volwassenen vertaalt dyslexie zich vooral in problemen bij tewerkstelling. Het Departement Tewerkstelling is bevoegd voor opleiding en tewerkstelling. Volwassenen die nood hebben aan ondersteuning bij het werken, kunnen dus terecht bij de instanties die verbonden zijn aan dat departement. Als er hulpmiddelen gevraagd worden die uitsluitend gebruikt worden op het werk, weigert het VAPH die aanvragen en verwijst door naar de VDAB.

De restgroep die zich eventueel nog tot het VAPH zou kunnen richten, beperkt zich tot zwaar dyslectische volwassenen die ondersteuningsmaatregelen buiten de werksfeer nodig hebben.

Te volgen werkwijze bij aanvragen voor hulpmiddelen

Toekennen van hulpmiddelen voor personen met dyslexie kan slechts in zeer uitzonderlijke situaties. Voorwaarden voor toewijzing zijn de volgende:

  • De persoon moet beantwoorden aan de definitie van persoon met een handicap.
  • De software moet bedoeld zijn voor gebruik thuis.
  • Het gebruik thuis moet gemotiveerd worden in het multidisciplinair verslag
  • De noodzaak, de gebruiksfrequentie, de werkzaamheid en de doelmatigheid van de software moet in functie zijn van de handicap (= algemene voorwaarde tot voorlegging aan BBC - artikel 4).

De hernieuwing van een hulpmiddel moet in het licht van de huidige regelgeving en afspraken bekeken worden, aangezien dat eigenlijk een nieuwe aanvraag is voor hetzelfde hulpmiddel.

Als aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan, kan de vraag om specifieke software voor mensen met dyslexie (Kurzweil 3000, Sprint ...) aan de bijzondere bijstandscommissie (BBC) worden voorgelegd.

5. Gegevens Helios

Datum diagnosestelling

De datum die u moet weergeven, is de datum van de eerste diagnosestelling. Als u die datum niet kent, dan kan u de datum van het meest recente medische verslag weergeven waarin de diagnosestelling wordt bevestigd.

Multidisciplinair

De diagnose dyslexie wordt multidisciplinair gesteld. Vaak wordt het diagnostisch onderzoek afgenomen in een CLB, revalidatiecentra of door een orthopedagoog.

Toelichting stoornis

In dit tekstveld moeten de diagnostische kenmerken worden vermeld die bij de persoon werden vastgesteld. Daarbij moet ook de impact op het deelnemen aan het maatschappelijk leven te worden aangetoond en meer bepaald de nodige ondersteuningsmaatregelen buiten de werksfeer. Om een goede inschatting te kunnen maken over de ernst van de dyslexie, is het zinvol om het gemotiveerd verslag/ attest aan het verslag toe te voegen. Dat verslag/attest omvat vaak de vermelding van maatregelen, hulpmiddelen en een handelingsplan. Als er sprake is van comorbiditeit, dan kunt u dat in dit tekstvak vermelden.

Behandelingen

Om te staven dat het gaat om een langdurige en belangrijke beperking is het belangrijk dat wordt aangegeven of er reeds behandelingen hebben plaatsgevonden en welke behandelingen er in de toekomst nog gepland worden. Als u enige informatie hebt omtrent de prognose, dan moet u die vermelden. Daarbij is het belangrijk om aan te geven wat de verwachtingen zijn zowel op korte als op lange termijn. Als het moeilijk is om die inschatting te maken, moet u dat zo vermelden in het tekstvak.