Vergunde zorgaanbieders [VZA]
Voor VAPH-professionelen

Financiële bijdrage

Budgethouders die vóór de inwerkingtreding van de persoonsvolgende financiering door uw voorziening ondersteund werden en een financiële bijdrage betaalden, kunnen nog tot uiterlijk 31 december 2020 de financiële bijdrage blijven betalen, tenzij er na uitdrukkelijk akkoord van het collectief overlegorgaan (gebruikersraad) is overgeschakeld naar de aanrekening van woon- en leefkosten. Alle zorgaanbieders moeten ten laatste op 1 januari 2021 voor al hun cliënten de overstap naar woon- en leefkosten maken. Op dat ogenblik houdt het bijdragesysteem op te bestaan, met inbegrip van het gewaarborgd inkomen en de socioculturele toelage.

In de onderstaande tabellen vindt u de maximale financiële bijdragen die per dag en per ondersteuningsfunctie gevraagd kunnen worden aan de budgethouder.

Maximale financiële bijdrage per dag -21-jarigen
FunctieWoonondersteuningDagondersteuning (schoolvervangend)BegeleidingWoonondersteuning in combinatie met dagondersteuning (schoolaanvullend)
Tweede semester 2020 (107,20)

12,93 euro

13,15 euro

5,41 euro

18,61 euro

Eerste semester 2020 (105,10)

12,68 euro

12,89 euro

5,30 euro

18,25 euro

Tweede semester 2019 (105,10)

12,68 euro

12,89 euro

5,30 euro

18,25 euro

Eerste semester 2019 (105,10)

12,68 euro

12,89 euro

5,30 euro

18,25 euro

Tweede semester 2018 (103,04)

12,43 euro

12,64 euro

5,20 euro

17,90 euro

Eerste semester 2018 (103,04)

12,43 euro

12,64 euro

5,20 euro

17,90 euro

Basisbedrag 1 januari 2016 (99,04)

11,95 euro

12,15 euro

5,00 euro

17,20 euro

Maximale financiële bijdrage per dag +21-jarigen
FunctieWoonondersteuningDagondersteuning zonder vervoerDagondersteuning met vervoerBegeleiding
Tweede semester 2020 (107,20)

36,10 euro

10,30 euro

12,90 euro

5,41 euro

Eerste semester 2020 (105,10)

35,39 euro

10,10 euro

12,66 euro

5,30 euro

Tweede semester 2019 (105,10)

35,39 euro

10,10 euro

12,66 euro

5,30 euro

Eerste semester 2019 (105,10)

35,39 euro

10,10 euro

12,66 euro

5,30 euro

Tweede semester 2018 (103,04)

34,70 euro

9,90 euro

12,40 euro

5,20 euro

Eerste semester 2018 (103,04)

34,70 euro

9,90 euro

12,40 euro

5,20 euro

Basisbedrag 1 januari 2016 (99,04)

33,35 euro

9,52 euro

11,92 euro

5,00 euro

Waar beide ondersteuningsfuncties mogen gecombineerd worden op één dag mogen die samen nooit meer dan één dag vormen.

Voor budgethouders die jonger zijn dan 21 jaar, moeten de bijdragen conform zijn aan de bijdragen die de jongere betaalt aan een multifunctioneel centrum

Voor budgethouders die ouder zijn dan 21 jaar, kan de bijdrage per dag (voor dagondersteuning, woonondersteuning en individuele psychosociale begeleiding samen) nooit hoger zijn dan de bijdrage voor woonondersteuning. De maximale bijdrage op maandbasis wordt beperkt als de budgethouder van zijn inkomsten niet het gereserveerd persoonlijk inkomen overhoudt waar hij recht op heeft.

Als verschillende vergunde zorgaanbieders tegelijk ondersteuning bieden aan een budgethouder, regelen ze de verdeling van de bijdrage onderling. De bijdrage mag op maandbasis nooit meer zijn dan de bijdrage die de budgethouder zou betalen als hij al zijn ondersteuning van een en dezelfde vergunde zorgaanbieder zou krijgen.

Voor individuele praktische hulp , globale individuele ondersteuning (PVB)  en oproepbare permanentie mag geen bijdrage gevraagd worden.

Aan budgethouders die een financiële bijdrage betalen, mogen alleen nog persoonlijke, individueel toewijsbare kosten aangerekend worden (supplementen). Die kosten kunnen geen betrekking hebben op infrastructuur of onderhoud van infrastructuur, energiekosten, vervoer naar de collectieve dagbesteding, kosten en heffingen ten laste van een vergunde zorgaanbieder, kosten voor de collectieve atelierwerking binnen de dagondersteuning of administratiekosten.

Een vergunde zorgaanbieder kent een budgethouder die gebruik maakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, de socioculturele toelage toe. De budgethouder of zijn bewindvoerder moet die toelage besteden aan activiteiten of diensten die bijdragen tot de sociale integratie of tot de handhaving ervan.

  • Voor een budgethouder met motorische of zintuiglijke beperkingen of een niet-aangeboren hersenletsel of ASS bedraagt de toelage 2,2780 euro per nacht, vermeerderd met factor 1,65.
  • Voor een budgethouder met lichte of matige mentale beperkingen bedraagt de toelage 1,4807 euro per nacht, vermeerderd met factor 1,65.

Op jaarbasis wordt de socioculturele toelage begrensd tot maximaal 365 dagen (366 dagen in een schrikkeljaar).

Een budgethouder die gebruik maakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, behoudt 357,39 euro (basisbedrag 2016) per maand van zijn persoonlijke inkomsten of minstens een derde van zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, als hij voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

  • Hij is bekwaam om tewerkgesteld te worden of in een erkend maatwerkbedrijf te werken.
  • Hij heeft alleen motorische of zintuiglijke of licht mentale beperkingen of een niet-aangeboren hersenletsel of ASS.

Het geïndexeerde bedrag vindt u terug bij de supplementen.

Een budgethouder die gebruik maakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, en die niet bekwaam is om in een erkend maatwerkbedrijf te werken, behoudt 190,61 euro (basisbedrag 2016) per maand van zijn persoonlijke inkomsten. Het geïndexeerde bedrag vindt u terug bij de supplementen.

Een budgethouder die alleen gebruik maakt van dagondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, behoudt 357,39 euro (basisbedrag 2016) per maand van zijn persoonlijke inkomsten. Dezelfde budgethouder met een arbeidsinkomen of vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, behoudt minstens een derde van dat inkomen. Het geïndexeerde bedrag vindt u terug bij de supplementen.

Een budgethouder die alleen gebruik maakt van dagondersteuning van een vergunde zorgaanbieder, en die ook ondersteund wordt door een pleeggezin betaalt de financiële bijdrage voor dagondersteuning met een maximum van het resterende inkomen na de aftrek van de bijdrage in de kosten van de pleegzorg en na vrijstelling van het bedrag, vermeld in artikel 62, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg. Tot en met 31 december 2020 is er geen bijdrage verschuldigd als de budgethouder voor 1 januari 2014 al opvang in een pleeggezin combineerde met opvang in een dagcentrum.

De inkomsten voor een gehuwde of wettelijk samenwonende budgethouder worden berekend door de inkomsten van de gehuwden of wettelijk samenwonenden te delen door twee als dat voordeliger is voor de budgethouder.

Met behoud van de toepassing van eventuele rechterlijke beslissingen over de onderhoudsplicht, wordt het bedrag dat de budgethouder behoudt uit zijn persoonlijke inkomsten of uit een derde van zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, verhoogd met 225,22 euro (basisbedrag 2016) per kind ten laste. Dat bedrag is gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, geldig op 1 januari 2008. Het geïndexeerde bedrag vindt u terug bij de supplementen.

Geldigheid bedragen

De financiële bijdrage en de bedragen van de socioculturele toelage en het gereserveerd inkomen zijn gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, daarvoor berekend en benoemd in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basis is de spilindex die geldig is op 1 januari 2014.

De bedragen worden telkens op 1 januari en 1 juli aangepast overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.