JAARVERSLAG 2005 - VLAAMS FONDS Inhoud HOOFDSTUK 1 - De cliënten van het Vlaams Fonds Voorwoord 1.1 ......... Ontvangst en behandeling zorgvragen 1.2 ......... Klachtenbehandeling 1.3 ......... Wettelijke subrogatie HOOFDSTUK 2 - Bijstand aan individuen 2.1 ......... Overzicht van de sector 2.2 ......... Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) 2.3 ......... Communicatie Assistentie Bureau (CAB) 2.4 ......... Persoonlijke-assistentiebudget (PAB) 2.5 ......... Toekomstperspectieven en studies HOOFDSTUK 3 - Zorg 3.1 ......... Overzicht van de sector 3.2 ......... Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) 3.3 ......... Subsidiëring 3.4 ......... Bijzondere subsidies aan voorzieningen 3.5 ......... Steunpunt Expertisenetwerken 3.6 ......... Toekomstperspectieven en studies HOOFDSTUK 4 - Opleiding en werk 4.1 ......... Overheveling sector professionele integratie 4.2 ......... Overzicht van de sector 4.3 ......... Europese subsidies: nauwere samenwerking met ESF-Vlaanderen HOOFDSTUK 5 - Inspectie 5.1 ......... Inspectieverslagen 5.2 ......... ISO-certificaat 5.3 ......... Kwaliteitszorg HOOFDSTUK 6 - Van beleidsharmonisering tot sensibilisering 6.1 ......... Internationale beleidsontwikkeling en -harmonisering 6.2 ......... Monitoring van de sociale positie van personen met een handicap 6.3 ......... Inclusief beleid 6.4 ......... Communicatie HOOFDSTUK 7 - Middelen en mensen 7.1 ......... Medewerkers 7.2 ......... Logistiek 7.3 ......... ICT HOOFDSTUK 8 - Vlaams Fonds financieel 8.1 ......... Werking van de dienst boekhouding 8.2 ......... Begroting 8.3 ......... Uitvoering van de begroting 8.4 ......... Thesaurie HOOFDSTUK 9 - Bestuur 9.1 ......... Beter Bestuurlijk Beleid 9.2 ......... Bestuursorganen en structuren Voorwoord U heeft het nieuwe jaarverslag 2005 van het Vlaams Fonds in handen. Van de hoogtepunten van het afgelopen jaar presenteren wij u hierna de belangrijkste elementen. Vooreerst enkele markante cijfers: Het afgelopen jaar kregen 65.863 personen met een handicap een beslissing van het Vlaams Fonds. Van dit aantal waren er 49.827 beslissingen voor een tussenkomst voor één of meerdere hulpmiddelen; 8.227 personen vroegen een opname of begeleiding van een voorziening en 7.809 een bijstand voor tewerkstelling. Het totale budget hiervoor bedroeg 1.128.671.754 euro. 2005 stond voor het Vlaams Fonds in belangrijke mate in het teken van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid, die de Vlaamse overheid moet hervormen tot een efficiënter werkend geheel. Het Vlaams Fonds verandert daarbij in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Verschillende werk-, stuur- en overleggroepen spanden zich het voorbije jaar in om die overgang voor het Vlaams Fonds zo vlot mogelijk te laten verlopen en te zorgen dat de cliënt er zo weinig mogelijk hinder van ondervindt. De operatie had voor de hele Vlaamse overheid op 1 januari 2006 van start moeten gaan, maar werd uiteindelijk nog uitgesteld tot 1 april 2006. Ook in het geval van het Vlaams Fonds gaat het om méér dan een simpele naamswijziging. De instelling wordt een intern verzelfstandigd agentschap (IVA) met rechtspersoonlijkheid. Dat betekent onder andere dat het Bureau en de Raad van Bestuur in respectievelijk een Dagelijks Bestuur en een Raadgevend Comité veranderen. Het Raadgevend Comité vertegenwoordigt het brede werkveld van verenigingen voor personen met een handicap en de professionele sector. Het orgaan kan geen beslissingen nemen maar vervult een adviserende rol. Aan de ene kant krijgt de Leidend Ambtenaar van het Vlaams Agentschap een grotere verantwoordelijkheid. Aan de andere kant wordt het Agentschap, door de beheersovereenkomst die ze afsluit met de minister van welzijn, sterker gebonden aan de beleidskeuzes van de Vlaamse Regering. Voor zowel het personeel, de bevoegdheden als de geldmiddelen gaat de operatie gepaard met een grondige herschikking. De individuele tewerkstellingsmaatregelen voor personen met een handicap gaan over naar de VDAB, ook al blijft de goedkeuring om ervoor in aanmerking te komen in handen van het Vlaams Agentschap. De materie Beschutte Werkplaatsen gaat dan weer over naar het nieuwe Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Ook de inspectiedienst verlaat het Vlaams Fonds en vindt samen met andere inspecties onderdak bij het, eveneens nieuwe, Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Tenslotte zal in de loop van 2006 ook nog de dienst Investeringen verhuizen naar het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Intussen bleef het Vlaams Fonds niet op Beter Bestuurlijk Beleid wachten om haar werking en dienstverlening cliëntvriendelijker te maken. Met name bij de provinciale afdelingen geraakten de individuele zorgvragen sneller behandeld, waardoor tegen september 2006 alle wachttijden tot hun normale proporties herleid moeten zijn. De periode dat, ten gevolge van de gewijzigde regelgeving, de sterke stijging van de individuele vragen voor problemen zorgde, is gelukkig voorbij. Hetzelfde kan niet gezegd worden van de vragen naar een persoonlijke- assistentiebudget of naar opname of begeleiding door voorzieningen. Het aantal geregistreerde zorgvragen bleef verder stijgen. Het steeds beter functioneren van het registratiesysteem, ook van vragen naar wijziging of verhoging van zorg of begeleiding, is hieraan niet vreemd. Door het dubbele uitbreidingsbeleid van de Vlaamse overheid - méér erkende plaatsen, méér gebouwen - bleef het aantal wachtenden daardoor nagenoeg gelijk. Het goede nieuws voor de voorzieningen is wel dat de achterstanden in hun subsidiëring, meer bepaald de definitieve afrekeningen, al voor een groot stuk zijn weggewerkt. Maar ook al nemen de wachtlijsten voor de voorzieningen voorlopig niet af, de Centrale Registratie van Zorgvragen zit wel op het goede spoor. Zowel voor het zoeken naar een gepaste oplossing voor de dringendste zorgvragen als voor de onderlinge afstemming van de dienstverleningen bij de voorzieningen, zal er meer dan vroeger op regionaal niveau van de gegevens van de CRZ gebruik gemaakt worden. Ook de planning en programmatie van nieuwe plaatsen moet op die manier beter verlopen. Het Besluit Zorgregie werd reeds door het Vlaams parlement goedgekeurd. In het lopende project zorggradatie zijn de voorzieningen begonnen de zorgbehoeften van hun cliënten in te delen in de nieuw ontwikkelde typemodules, die later de grondslag moeten vormen van een grotere differentiatie van het zorgaanbod. Om zo gedetailleerd mogelijke gegevens te verkrijgen werd tegelijkertijd de inschaling volgens de 'Supports Intensity Scale' opgezet. Die operatie moet een scherper beeld opleveren van de zwaarte van de ondersteuningsnood van een persoon met een handicap. Ook bij integrale jeugdhulp wordt het aanbod overigens op een meer cliëntgerichte manier hertekend volgens typemodules, hoewel het tot nog toe alleen om voorstellen gaat en de sector dus nog moet beginnen met zijn cliënten in het nieuwe systeem in te vullen. En nog in de zorgsector heeft het Vlaams Fonds voor de ondersteuning van een preventiebeleid tegen grensoverschrijdend gedrag een reeks methodieken en andere informatie ontwikkeld en op cd-rom beschikbaar gesteld. Uiteindelijk streefdoel van het Vlaams Fonds is en blijft natuurlijk de sociale integratie van personen met een handicap. Ook het akkoord over het gehandicaptenbeleid bij de Raad van Europa legt de nadruk op het streven naar volwaardig burgerschap en volledige participatie. In het kader van dat akkoord hielp het Vlaams Fonds een ambitieus actieplan op te stellen dat in 2006 van start gaat en tot 2015 loopt. In Vlaanderen werkte het Vlaams Fonds vooral mee aan het voorbereidende denkwerk over inclusieve beleidsmaatregelen voor het onderwijs. Een nieuw organisatorisch onderwijsmodel zou daar nog tijdens deze legislatuur het resultaat van moeten zijn. Via de beschikbare media heeft het Vlaams Fonds haar doelstellingen zoals voorheen willen ondersteunen en haar kennis uitdragen. De in 2004 begonnen reorganisatie van de interne en externe communicatie werd voortgezet. Het eigen personeel kreeg met Blikveld een nieuw magazine, maar belangrijker waren de vernieuwingen die de naar de buitenwereld gerichte publicaties en webpagina's ondergingen. Toegankelijke informatie voor zowel de cliënten als voor het werkveld vormt daarbij één drijfveer, de positieve beeldvorming van de personen met een handicap een andere. Voor dat laatste zijn de eerste gesprekken gevoerd met de televisiemaatschappijen om de mogelijkheden af te tasten. Inclusie begint met een mentaliteitsverandering, dat is wat het Vlaams Fonds zich voor ogen houdt. Jef Foubert - Leidend Ambtenaar Gui Abrahams - Voorzitter Raad van Bestuur -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 1 - De cliënten van het Vlaams Fonds Het Vlaams Fonds kon opnieuw de meeste verzoeken om bijstand goedkeuren. In 2005 kwamen er meer aanvraagformulieren binnen, met een kleiner aantal concrete verzoeken. De ombudsdienst behandelt, door de wijziging van de klachtenprocedure, enkel nog klachten tegen eigen diensten van het Vlaams Fonds. 1.1 Ontvangst en behandeling zorgvragen Minder vragen om hulpmiddelen Het aantal ontvangen aanvraagformulieren bij het Vlaams Fonds steeg van 21.648 in 2004 naar 22.500 in 2005. Samen hielden die formulieren, die elk meer dan één verzoek kunnen bevatten, 47.172 concrete verzoeken om bijstand in, en dat is dan weer een daling tegenover 2004. Het aantal aanvragen om een zorgvoorziening of een dienstverlening voor tewerkstelling bleven nagenoeg gelijk, maar het aantal vragen om hulpmiddelen verminderde wel degelijk. Die vermindering valt aan twee factoren te wijten: * Veel personen konden in het verleden al een goed gevulde 'bijstandskorf' van hulpmiddelen genieten. Tot voor kort werd zo'n bijstandskorf opgemaakt voor een periode van vier jaar. In juli 2004 werd dit systeem afgeschaft, waardoor de bijstandsvrager nu geen grote hoeveelheid hulpmiddelen ineens hoeft aan te vragen. * Eveneens in juli 2004 werd het 'interen' afgeschaft. Door dat systeem kon iemand die een hulpmiddel had aangekocht tegen een lagere prijs dan het vastgestelde refertebedrag, zijn overschot gebruiken om zich bijvoorbeeld een ander hulpmiddel tegen een hogere prijs aan te schaffen. Soms verloopt de behandeling van een aanvraag door het Vlaams Fonds niet volgens de standaardprocedure, die een uitgebreid multidisciplinair verslag en beoordeling door de provinciale evaluatiecommissie vereist. Als de handicap bijvoorbeeld al blijkt uit door de wet bepaalde toegevoegde attesten, zal de evaluatie zich beperken tot het verzoek zelf en spreekt ze zich niet meer uit over de handicap. Maar in 2005 steeg vooral het aantal aanvragen dat zonder procedure behandeld werd, dus zonder uitspraak van de provinciale evaluatiecommissie. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer iemand een hulpmiddel wil vervangen voor een handicap die eerder al bevestigd is door de evaluatiecommissie. Behandelde zorgvragen Ook in 2005 werden de behandelde vragen om bijstand meestal goedgekeurd: * voor opname in of bijstand door een zorgvoorziening: 7609 van de 8227 gevallen, of 93 procent. * voor bijstand bij tewerkstelling: 6666 van 7809 gevallen, of 85 procent. * voor materiële bijstand: 44.736 van de 49.827 gevallen, of 90 procent. Heroverweging en beroepsprocedures In 2005 vroegen 986 mensen een tweede beoordeling van hun afgewezen aanvraag. Zo'n heroverweging, door een afzonderlijke adviescommissie, is mogelijk wanneer de weigering van de provinciale evaluatiecommissie of het Vlaams Fonds berust op inhoudelijke gronden. Als de provinciale evaluatiecommissie bijvoorbeeld beslist heeft dat de aanvrager 'zonder handicap' is, kan de adviescommissie het dossier aan de hand van bijkomende medische of andere documenten een tweede keer onderzoeken. Omdat de meeste zorgvragen hulpmiddelen betreffen, is het ook logisch dat de meeste heroverwegingen hierover gaan. De heroverwegingsprocedure heeft tot doel het aantal dossiers bij de arbeidsrechtbank te beperken. Daar kunnen beslissingen van het Vlaams Fonds in laatste instantie nog steeds aangevochten worden. 1.2 Klachtenbehandeling Hervorming klachtenprocedure Het Vlaams Fonds wijzigde in 2005, met goedkeuring van de Vlaamse Ombudsdienst, zijn klachtenprocedure. Daardoor behandelt de ombudsdienst van het Vlaams Fonds in eerste lijn enkel nog de klachten tegen de diensten van het Vlaams Fonds. Klachten tegen voorzieningen gaan naar de inspectiedienst: slechts in tweede lijn zal de ombudsdienst op dit terrein nog stappen ondernemen. Elke klacht over een dienst van het Vlaams Fonds, en de genomen stappen in de behandeling daarvan, tekent de ombudsdienst op in het klachtenregister. De klacht krijgt een volgnummer, dat verwijst naar het aan te leggen schriftelijke dossier. Na ontvangst van de klacht stuurt de ombudsdienst binnen de week een ontvangstmelding naar de indiener en vraagt ze vervolgens de betrokken dienst om inlichtingen. Eens in het bezit van alle nodige elementen verstuurt de ombudsdienst een gemotiveerde antwoordbrief met, indien mogelijk, een voorstel om de klacht op te lossen. De brief moet steeds vermelden dat de verzoeker bij de Vlaamse Ombudsdienst terecht kan als hij ontevreden is over de behandeling van de klacht. Aantal en inhoud van de klachten In 2005 ontving de ombudsdienst van het Vlaams Fonds 227 klachten, waarvan 10 vragen om informatie. Dat is ongeveer evenveel als in 2004, toen er 236 klachten werden geregistreerd. Een stijgend aantal klachten komt binnen via de Vlaamse Ombudsdienst, die door een opvallende campagne het voorbije jaar ruime bekendheid kreeg. Van de 227 ingediende klachten waren er 66 klachten gericht tegen voorzieningen: zij werden behandeld door de inspectiedienst van het Vlaams Fonds. Van de 152 daadwerkelijk onderzochte klachten werden er 41 niet ontvankelijk bevonden: * 19 klachten hadden betrekking op beleid en regelgeving; * 11 klachten vielen niet onder de bevoegdheid van het Vlaams Fonds; * 8 klachten hadden nog niet alle beroepsprocedures doorlopen; * de overige klachten waren anoniem (twee gevallen) of al eerder ingediend (één geval). Voor de 54 gegronde of deels gegronde klachten kon de ombudsdienst in 40 gevallen een voor alle partijen bevredigende oplossing uitwerken. In 8 gevallen kwam het tot een gedeeltelijke oplossing. Inhoudelijk kunnen we de klachten in drie groepen indelen: * Voor wat betreft de wachttijden voor opname in de voorzieningen, is de eerstelijnsklachtendienst niet in staat de problemen op te lossen. Bovendien kan het Vlaams Fonds de voorzieningen niet verplichten bepaalde personen met een handicap op te nemen. Wel heeft de studiedienst van het Vlaams Fonds berekend hoeveel bijkomende plaatsen er de komende jaren in de diverse zorgvormen nodig zijn en hoeveel extra middelen er daartoe op de begroting moeten worden ingeschreven. Het Vlaams Parlement heeft zich ertoe verbonden deze middelen effectief vrij te maken. Toch zal het nog tot 2009 duren vooraleer de wachtlijsten beginnen in te krimpen, ook al omdat het aantal vragen om opname blijft stijgen. * Ook de wachttijden bij de behandeling van de hulpmiddelendossiers zorgen voor heel wat klachten. Door het systeem van de bijstandskorf, waarbij tot in 2004 voor een periode van vier jaar de individuele nood aan hulpmiddelen bepaald werd, blijft er een grote achterstand in de provinciale afdelingen. Nog steeds moesten personen met een handicap in 2005 lang wachten, zowel op een beslissing over financiële steun als op de feitelijke kostenbijdrage van het Vlaams Fonds voor aangekochte hulpmiddelen. Toch maakt het Vlaams Fonds zich sterk dat het tegen september 2006 de achterstand volledig heeft weggewerkt. * Klachten met betrekking tot het persoonlijke-assistentiebudget (PAB - zie hoofdstuk 2, bijstand aan individuen) zijn tweesoortig: ofwel gaan de mensen niet akkoord met de beslissing om hun een PAB te weigeren, ofwel hekelen ze het gebrek aan communicatie over hun aanvraag. De eerste soort klachten heeft te maken met het te beperkte budget voor het grote aantal aanvragen, de andere met de onzekere wachttijden. Die hangen af van de Vlaamse begroting en de beleidsprioriteiten van de voogdijminister. 1.3 Wettelijke subrogatie Eén van de belangrijkste evoluties in de regelgeving met betrekking tot de gehandicaptensector in de jongste jaren is de wettelijke subrogatie. Wie een handicap heeft opgelopen door een ongeval, kan rekenen op een voorschot van het Vlaams Fonds in afwachting van het verzekeringsgeld waar hij of zij mogelijk recht op heeft. De wettelijke subrogatie laat het Vlaams Fonds toe om automatisch het uitgekeerde voorschot van een derde, meestal een verzekeringsmaatschappij, terug te eisen. Het achterliggende principe is dat de vergoedingen van het Vlaams Fonds niet cumuleerbaar zijn met dezelfde vergoedingen betaald door andere organisaties. Sinds 2002 geldt dit residuariteitsprincipe niet alleen voor individuele materiële bijstand, maar ook voor zorg en persoonlijke-assistentiebudget. In de praktijk blijkt de wettelijke subrogatie gepaard te gaan met heel wat misverstanden, onder meer omdat de jurisprudentie nog niet zo uitgebreid is. Zowel personen met een handicap als advocaten en verzekeringsmaatschappijen blijken er niet bijzonder mee vertrouwd te zijn. Soms staan ze er weigerachtig tegenover om het Vlaams Fonds te informeren en te betrekken bij een dading, ook al is dat wettelijk verplicht. Gevolgen voor de persoon met een handicap In de praktijk betekent de wettelijke subrogatieregeling dat de persoon met een handicap aan de verzekeringsmaatschappij moet vragen om alle, ook toekomstige, kosten die het gevolg zijn van het ongeval en de daaruit voortvloeiende handicap op zich te nemen. Het Vlaams Fonds kan pas over de brug komen met voorschotten of bijkomende vergoedingen als de persoon zijn aanspraken heeft laten gelden tegenover de verzekeringsmaatschappij. Als hij of zij een akkoord sluit met de verzekering, moet het Vlaams Fonds daar ook bij worden betrokken. Gebeurt dat niet, dan heeft de verzekeringsmaatschappij zich niet losgemaakt van haar verplichtingen tegenover het Vlaams Fonds en loopt ze het risico tweemaal te moeten betalen: een vergoeding voor de persoon met een handicap én, later, de terugbetaling van de door het Vlaams Fonds betaalde voorschotten. Maar ook de persoon met een handicap loopt een risico als hij of zij het Vlaams Fonds niet bij het akkoord betrekt. De verzekeringsmaatschappij kan immers de aan het Vlaams Fonds terugbetaalde voorschotten, van hem of haar terugvorderen. Of dat in de praktijk ook zal gebeuren, is momenteel niet altijd duidelijk. Over de interpretatie van de wettelijke subrogatieregel zijn heel wat rechtszaken hangende. Het zijn de uitspraken in die rechtszaken die duidelijkheid moeten scheppen over de precieze draagwijdte van de regel. Stand van zaken Tot nog toe zijn er 670 dossiers in behandeling waarin er sprake is van een andere organisatie die dezelfde vergoedingen als het Vlaams Fonds kan toekennen. 362 hiervan hebben te maken met verkeersongevallen, 189 met arbeidsongevallen en 119 met andere kwesties. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 2 - Bijstand aan individuen Het Vlaams Fonds versnelde de behandeling van de verzoeken om persoonlijke bijstand. Het KOC werd in zijn ondersteunende en adviserende rol versterkt door de vernieuwing van zijn informatiekanalen en de versteviging van zijn neutraliteit. Een belangrijke pijler in de werking van het Vlaams Fonds vormt de rechtstreekse ondersteuning van individuele personen met een handicap. Het Vlaams Fonds kan bijdragen in de kosten van hulpmiddelen of van aanpassingen aan bijvoorbeeld een woning of een auto, of bijstand verlenen in de vorm van bijvoorbeeld een assisterende doventolk. Ook inzake tewerkstelling geeft het Vlaams Fonds rechtstreekse ondersteuning aan personen met een handicap. Dit aspect komt uitgebreid aan bod in hoofdstuk 4, opleiding en werk. 2.1 Overzicht van de sector De rechtstreekse bijstand aan individuen is grotendeels een zaak van Individuele Materiële Bijstand (IMB), die instaat voor het gros van de bij het Vlaams Fonds ingediende zorgvragen. In 2005 waren er 29.644 zorgvragen voor IMB, 5.000 minder dan in 2004. Het is duidelijk dat de gevolgen van de afschaffing van het 'interen' (zie hoofdstuk 1, cliënten van het Vlaams Fonds) ook nu nog voelbaar zijn. Vanaf januari 2005 kon het Vlaams Fonds de bijdragen in de kosten voor bedden en elektronische relaxzetels niet langer ten laste nemen. Daarnaast werden de refertebedragen niet aangepast aan de gezondheidsindex. Deze maatregelen maakten deel uit van de besparingen die de Vlaamse Regering aan alle departementen oplegde. Beperking wachttijden In 2005 werkte het Vlaams Fonds er hard aan om de behandelingstermijnen van de dossiers te beperken. Vragen die dateerden van voor 1 juli 2004 werden, voor zover alle benodigde informatie voorhanden was, afgehandeld. In het algemeen werden dossiers die een voorafgaande beoordeling van de provinciale evaluatiecommissie nodig hadden, afgehandeld binnen een maximale termijn van 150 dagen. Voor dossiers die niet meer langs deze commissie moesten, bedroeg de behandelingstermijn nog maximaal 90 dagen. Tegen september 2006 zullen alle reglementaire termijnen opnieuw gerespecteerd worden: een maand voor de beslissingen waarvoor geen uitspraak vereist is van de provinciale evaluatiecommissie, drie maanden voor dossiers waarvoor dat wel vereist is. In 2005 nam het aantal dossiers dat bij de Bijzondere Bijstandscommisie werd ingediend, 1.891 om precies te zijn, nog sterker toe dan het jaar voordien. Toen werden er 832 dossiers voorgelegd, ofwel een stijging met 'slechts' 348 dossiers. Die tendens is grotendeels het gevolg van de uitbreiding van de hulpmiddelenmarkt met tal van nieuwe toestellen voor blinden en slechtzienden zoals daisyspelers, labellezers, toestellen voor het aflezen van televisieondertiteling, draagbare beeldschermloepen en gsm's met spraakoutput. Daarnaast nam ook het aantal vragen toe naar domotica en geavanceerde toestellen voor personen met spraak- of communicatieproblemen. De commissie kende bovendien meermaals een terugbetaling van herstellingskosten van hulpmiddelen toe. Uitbreiding refertelijst Op 1 november 2005 trad de aangepaste refertelijst voor Individuele Materiële Bijstand in werking. Daarin zijn nu ook hulpmiddelen opgenomen die vroeger vaak aan de bijzondere bijstandscommissie moesten worden voorgelegd. Door die opname kan er nu sneller over beslist worden. Andere refertebedragen werden dan weer aan de gewijzigde realiteit aangepast, en/of verder gespecificeerd. 2.2 Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) Het is voor personen met een handicap niet altijd gemakkelijk een overzicht te krijgen van de duizenden bestaande hulpmiddelen. Zelfs de multidisciplinaire teams, die mensen bijstaan in hun zorgvraag, zitten vaak met vragen over bepaalde (nieuwe) hulpmiddelen. Daarom bestaat bij het Vlaams Fonds het Kennis- en Ondersteuningscentrum, dat een drieledige opdracht vervult: * de vergaring, verwerking en verspreiding van kennis op het vlak van hulpmiddelen; * de ondersteuning van personen met een handicap, multidisciplinaire teams en andere actoren bij de zoektocht naar een gepast hulpmiddel of aanpassing van de arbeidspost; * beleidsvoorbereiding en -opvolging. Versterking onafhankelijkheid Het KOC kan antwoorden geven op vragen over het aanbod van hulpmiddelen, hun toepassingen en hun meerwaarde voor de sociale integratie. Binnen het werkveld doen alle actoren een beroep op de kennis en de expertise van het KOC. Die expertise moet neutraal en onafhankelijk blijven tegenover de gebruiker, de leverancier en de terugbetalende overheid. Omdat het KOC een dienst van het Vlaams Fonds is, rijzen er steeds vragen over zijn onafhankelijkheid. In 2005 gingen twee beleidsbeslissingen op deze bezorgdheid in: * Het KOC ging van de dienst Individu Gerichte Prestaties (IGP), die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de kostenbijdragen, over naar de bevoegdheid van één van de adjunct-administrateurs-generaal. * Het KOC werd een statutaire dienst van het Vlaams Fonds, waarmee de overheid duidelijk de noodzaak van een dienst als het KOC bevestigt. In de nieuwe structuur van de Vlaamse overheid (Beter Bestuurlijk Beleid) behoudt het KOC zijn plaats binnen het Vlaams Fonds. Dit betekent niet dat het KOC enkel bij individuele sociale integratie aanbevelingen zal doen over hulpmiddelen en evenmin dat het zich zal beperken tot het cliënteel van het Vlaams Fonds. Hulpmiddelen zijn immers ook nodig op school, op het werk, in de ouderenzorg en in zorgsituaties. Methode voor persoonlijke adviesverstrekking: ontwikkeling van een oriëntatielijst Het KOC ontwikkelde een vaste methode om personen met een handicap advies te verstrekken over de voor hen geschikte hulpmiddelen. Daarmee krijgt het Vlaams Fonds voor elk geval een grondig gemotiveerd rapport in handen op basis waarvan ze kan beslissen over terugbetaling van Individuele Materiële Bijstand. De multidisciplinaire teams, wiens taak er juist in bestaat dit advies te verstrekken, zijn sinds 2004 verplicht deze methode voor persoonlijke adviesverlening en de vernieuwde adviesrapporten te gebruiken. Als antwoord op de vraag van de provinciale afdelingen van het Vlaams Fonds naar criteria om aanvragen voor Individuele Materiële Bijstand te beoordelen, startte het KOC in 2005 met de opmaak van een zogenaamde oriëntatielijst. Die moet een houvast bieden om de noodzaak en de werkzaamheid van aangevraagde hulpmiddelen in te schatten, en tegelijk oplossingen helpen vinden voor 'probleemactiviteiten'. In 2005 kwam er een eerste versie van het werkinstrument voor de activiteiten 'rijden en meerijden met de auto'. In 2006 werkt het KOC dit instrument verder uit en zal het de doelmatigheid ervan toetsen bij experts, multidisciplinaire teams en bij de provinciale afdelingen van het Vlaams Fonds. Evaluatie expertrapporten Als het KOC zelf over onvoldoende informatie en kennis beschikt, kan het de persoon met een handicap of een andere actor uit het werkveld doorverwijzen naar een expert. Eind 2005 waren er 33 organisaties gemachtigd als expert. In 2005 evalueerde het KOC op basis van de vereisten in het besluit over gespecialiseerde adviesverlening al de adviesrapporten van de deskundigen uit de periode van 1 januari tot 30 juni 2005. Die evaluatie moet leiden tot een beslissing van het toezichtscomité over de verlenging van de machtigingen. Vragen aan het KOC In 2005 werden 602 vragen gesteld aan het KOC. De multidisciplinaire teams (MDT's) stelden 234 daarvan. Ze kwamen van ongeveer de helft van het totaal aantal MDT's. 9 procent van hen, voornamelijk teams van ziekenfondsen, stelde 76 procent van de 234 vragen. Bij aanpassingen van de arbeidspost kan de trajectambtenaar van de provinciale afdeling ondersteuning vragen van het KOC. Diverse instellingen zoals de provinciale afdelingen van het Vlaams Fonds, de Bijzondere Bijstandscommissie, de Provinciale Evaluatiecommissie, de Heroverwegingscommissie, de Medische Cel, de Juridische Cel en het Bestuur Individu Gerichte Prestaties van het Vlaams Fonds, kunnen een beroep doen op het KOC bij de beoordeling van de vragen om individuele materiële bijstand. In 2005 gebeurde dit 151 keer. Het KOC beantwoordde in 2005 verder nog 204 vragen van particulieren, hulpverleners, studenten, experts, hulpmiddelenleveranciers, overheidsinstanties, onderwijsdiensten, firma's, organisaties uit het arbeidscircuit, belangenorganisaties, gehandicaptenverenigingen, architecten, diensten van het Vlaams Fonds, enzovoort. Van de gestelde vragen werd 33 procent binnen de 7 kalenderdagen beantwoord of doorverwezen naar een expert, voor 54 procent gebeurde dat binnen de 14 kalenderdagen. In 2005 gingen de meeste vragen over hulpmiddelen voor personen met een motorische handicap (51 procent). Informatieverspreiding Het KOC probeert de opgedane kennis en knowhow op verschillende manieren te verspreiden. Vernieuwde website De website van het KOC, www.koc.be, werd volledig vernieuwd door: * opdeling van de inhoud in algemene informatie voor iedereen, gespecialiseerde informatie voor de multidisciplinaire teams en informatie gericht naar de gemachtigde experts; * technische vernieuwing, onder andere met het doel de site toegankelijker te maken voor personen met een visuele handicap; de gebruikers kunnen nu op de startpagina kiezen of ze de website willen bekijken in de standaard KOC- kleuren, met grotere letters, zonder grafische opmaak, of met hoog of laag contrast (witte tekst op zwarte achtergrond of omgekeerd). Uitbreiding databank Vlibank, de hulpmiddelendatabank van het KOC, wordt doorlopend vernieuwd en staat open voor zowel professionelen uit het werkveld als personen met een handicap zelf. Eind 2005 omvatte Vlibank informatie over meer dan 11.700 hulpmiddelen voor personen met een motorische, visuele of auditieve handicap, voor personen met een spraak-, taal- of stemstoornis, en voor personen met een cognitieve handicap of leerstoornis. De hulpmiddelen voor die laatste groep werden in 2005 voor het eerst toegevoegd in Vlibank. In 2005 kreeg Vlibank een eigen webadres, www.vlibank.be, terwijl de toegang via de webpagina's van het KOC en van het Vlaams Fonds behouden bleef. Het KOC heeft aan Vlibank een forum gekoppeld waar personen met een handicap en hulpverleners hun persoonlijke ervaringen met hulpmiddelen kunnen uitwisselen. Door het beperkte gebruik van dit forum - eind december 2005 telde het slechts 57 ingevulde ervaringen - zal de voortzetting ervan in 2006 onderzocht worden. Tweede Signaalboek Het KOC heeft de opdracht om de doelmatigheid van de materiële bijstand te evalueren. In 2005 zette het verschillende standpunten op een rij in een tweede Signaalboek. Met de publicatie ervan wil het KOC de vergaarde kennis uit individuele dossiers bekend maken bij een groter publiek. Tegelijk dient het Signaalboek om op tekorten in de regelgeving te wijzen en beleidsvoorstellen te formuleren. Andere uitgaven Vaak blijft het moeilijk uit het uitgebreide marktaanbod, waarvan Vlibank een overzicht geeft, het meest geschikte hulpmiddel te kiezen. Het KOC wil met zijn Keuzewijzers de personen met een handicap en hun hulpverleners de nodige tips, richtlijnen en informatie bieden. In 2005 werden acht nieuwe Keuzewijzers gepubliceerd. Sinds 2004 publiceert het KOC ook Hulpmiddelenflashes. Deze steekkaarten bevatten korte praktische informatie over nieuwe hulpmiddelen op de markt. In 2005 werden 5 nieuwe hulpmiddelenflashes uitgebracht. Naast keuzewijzers en hulpmiddelenflashes geven de KOC-Info's nuttige besprekingen van hulpmiddelen. Infovisie Magazine is een driemaandelijks tijdschrift met hoofdzakelijk informatie over geavanceerde hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden. Samen met Infovisie vzw levert het KOC de vaste redactiekern. De abonnementsregistratie, de verzending en de realisatie van de html-versie zijn in handen van het KOC. Eind 2005 telde Infovisie Magazine 407 abonnees: 23 voor de versie op audio-cd, 148 voor de gedrukte publicatie, 236 voor de html-versie. 2.3 Communicatie Assistentie Bureau (CAB) Het Communicatie Assistentie Bureau organiseert in opdracht van het Vlaams Fonds tolkondersteuning voor doven en slechthorenden. Daarvoor ontving het CAB in 2005 een forfaitaire subsidie van 244.534 euro, goed voor 8.000 tolkuren. Ongeveer de helft van die uren wordt benut voor arbeidssituaties, de andere helft voor leefsituaties. In 2005 hebben 985 van de ongeveer 1600 dove of slechthorende cliënten van deze service gebruik gemaakt. In 2005 waren er opnieuw te weinig tolkuren om aan al de behoeften te kunnen voldoen. Dit had onder meer tot gevolg dat: * 156 opdrachten niet werden uitgevoerd; * 171 opdrachten door de cliënten zelf werden betaald; * 3 doventolkuren gratis werden gepresteerd; * er ongetwijfeld gebruikers waren die geen aanvraag indienden omdat ze wisten dat het aantal tolkuren (zo goed als) opgebruikt was. Had het CAB kunnen ingaan op al de verzoeken om tolkondersteuning, dan zou het aantal tolkuren met 16 procent gestegen zijn. 2.4 Persoonlijke-assistentiebudget (PAB) Met een persoonlijke-assistentiebudget kan een persoon met een handicap iemand in dienst nemen die hem of haar thuis, op school of op het werk praktische en organisatorische hulp biedt. Het aantal PAB's is niet onbeperkt: het PAB-besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 bepaalt hoeveel mensen er maximaal een PAB kunnen genieten in een bepaald jaar. Voor 2005 waren dat er 1200. Daarnaast gelden er ook budgettaire beperkingen. Prioriteiten Bij de toekenning van PAB's gaf het Vlaams Fonds in 2005 voorrang aan mensen die dankzij een PAB een voorziening kunnen verlaten, en aan personen met een zware zorgbehoefte die vóór 1 januari 2005 een aanvraag indienden. Er waren vier toekenningsronden: * 23 PAB's op 1 oktober 2005; * 72 PAB's op 1 november 2005; * 28 PAB's op 1 december 2005; * 52 PAB's op 1 januari 2006. De 175 toegekende budgetten van 2005 brachten het totaal aantal personen dat op 1 januari 2006 een PAB genoot, op 988. Over het hele jaar dienden 657 mensen een aanvraag in. Dat brengt het totaal aantal aanvragers eind 2005 op 3200. 2.5 Toekomstperspectieven en studies Naar een nieuwe regelgeving IMB In 2006 zal er opnieuw hard gewerkt worden aan de bijsturing van de regelgeving over de verstrekking van Individuele Materiële Bijstand. De bijdrage in de kosten van hulpmiddelen gaat immers gepaard met problemen zoals onduidelijkheden over terugbetaalbaarheid of adequaatheid van een middel, en lange wachttijden en achterstanden bij betalingen. De voorbije jaren waren er al verschillende bijsturingen en in 2005 groeide bij het Vlaams Fonds de vraag naar een grondige aanpassing van de regelgeving voor terugbetaling van IMB. Als een eerste concreet voorstel heeft het KOC een vergelijkende studie gemaakt van de verschillende lopende, oude en mogelijke terugbetalingssystemen. Het KOC nodigt de beleidsvoerders uit om een keuze te maken uit de mogelijke terugbetalingssystemen. Op basis daarvan zal dan in 2006 een nieuwe terugbetalingslijst opgemaakt worden. Rolstoelen: afstemming op Riziv Rolstoelen worden terugbetaald door het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering (Riziv). Het Vlaams Fonds neemt de kosten op zich in gevallen waar het Riziv dat niet doet en mits aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Om hen toe te laten rolstoelverslagen op te maken voor het Riziv, werd de IMB-multidisciplinaire teams gevraagd zich te laten registreren als rolstolteam bij het Riziv. Van de 105 IMB-MDT's hebben er 33 dat in 2005 gedaan. In oktober werden de IMB-MDT's een tweede keer opgeroepen om zich te laten registreren. Op 1 oktober 2005 werd de nieuwe Riziv-nomenclatuur met betrekking tot rolstoelen van kracht. Het is de bedoeling dat de regelgeving van het Vlaams Fonds afgestemd wordt op die van het Riziv, om op die manier daadwerkelijk te komen tot een dienstverlening via één loket'. De registratie van rolstoelteams kadert daarin. Inzameling en hergebruik van hulpmiddelen: kan beter, maar hoe? Het onderzoek over hergebruik van hulpmiddelen dat de ALS-liga in opdracht van het Vlaams Fonds uitvoerde, werd in september 2005 afgerond. Dat onderzoek bracht de huidige aanpak in kaart. Het Vlaams Fonds beseft dat de organisatie van die aanpak beter kan en onderzoekt hoe het nu concreet verder moet. Dit verhaal kent vast en zeker een vervolg in 2006. Gebruikersbetrokkenheid De bevragingen van het KOC bij belangenverenigingen en bedrijven over hun methoden om behoeften vast te stellen en eventueel goede praktijkvoorbeelden over te nemen, leverden geen bruikbare informatie op. Ook de sturing en opvolging van twee niet-gereglementeerde projecten (In-Ham vzw en Blindenzorg Licht en Liefde) om gebruikers te betrekken bij de ontwikkeling van hulpmiddelen, hebben niet tot het verhoopte resultaat geleid. Ze gaven het KOC onvoldoende input om de opsporing van behoeften op structurele wijze te kunnen integreren in zijn werking. Daarom heeft het KOC voorgesteld om het onderzoek naar behoeften toe te spitsen op het niet-gebruik van hulpmiddelen. Zo'n studie kan een beeld geven van de invloed van persoonlijke factoren, de factoren met betrekking tot het hulpmiddel zelf, de omgeving, de adviesverlening en de financiering op het gebruik van hulpmiddelen. Begin 2006 wordt een studieopdracht hierover uitbesteed. Een stuurgroep met vertegenwoordigers van de gebruikers, het werkveld en het wetenschappelijk domein zal op het verloop van deze studie toezien. De studie moet het niet-gebruik van de door het Vlaams Fonds goedgekeurde hulpmiddelen en de oorzaken daarvan inventariseren. Aan de hand van de resultaten kan dan een methode ontwikkeld worden om continu het feitelijke gebruik van een hulpmiddel na te gaan en niet-gebruik te voorkomen. Nieuw concept refertelijst Het KOC werkt aan een nieuw concept refertelijst. Daarbij zou er voor elk hulpmiddel een standaardfiche komen met vermelding van bijvoorbeeld de verwachte doelgroep of het beoogde gebruik daarvan, een overzicht van modellen en prijzen, enzovoort. Daarnaast zal het KOC ook andere sporen onderzoeken voor een zo goed mogelijke refertelijst. Medio 2006 moet er overigens een nieuwe aanpassing van de gegevens van de refertelijst volgen. Diagnostiek en indicatiestelling: naar verbetering en vereenvoudiging Diagnostiek en indicatiestelling zijn als thema erg actueel in de welzijnssector. Voor het Vlaams Fonds behoort het tot de taak van de multidisciplinaire teams om de behoeften van personen met een handicap juist in kaart te brengen en advies te verstrekken over de gepaste hulpmiddelen. In 2004 werd de aanpak van de verschillende teams nog op één lijn gebracht. Zowel jeugdhulp, ouderenzorg als de gehandicaptensector zijn nu op zoek naar manieren om dit proces te vereenvoudigen en te verbeteren. Bij het Vlaams Fonds kreeg dit project een eerste keer gestalte door de oprichting van een stuurgroep in mei 2005. Via hoorzittingen in oktober 2005 toetste het Vlaams Fonds de voorstellen van de stuurgroep aan de ervaringen en wensen uit het werkveld. De feedback uit deze hoorzittingen vormde de grondslag voor de teksten die gepresenteerd werden op de studiedag van 14 december. Op basis van deze teksten kregen vertegenwoordigers van het werkveld, de gebruikers en het Vlaams Fonds dan weer de gelegenheid om vragen te stellen aan een panel van experts. De belangstelling was erg groot en nadien was er nog mogelijkheid om reacties en toelichtingen kwijt te kunnen op de website van het Vlaams Fonds, waar alles gebundeld werd. Begin 2006 werd beslist om de stuurgroep en de betrokken ad hoc-commissies te versmelten tot één werkgroep, die verder aan de visietekst moest werken. Het Vlaams Fonds wees een medewerker van zijn studiecel aan om dit project nauwgezet te volgen en alle visies en standpunten tot één geheel te bundelen. Dit alles moet leiden tot een actieplan dat het Vlaams Fonds eind april 2006 aan de toeziende minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wil voorleggen. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 3 - Zorg In samenwerking met de betrokken voorzieningen en diensten werkte het Vlaams Fonds aan wat een meer cliëntgerichte herindeling van het zorgaanbod moet worden. 22,5 miljoen euro subsidies brachten intussen het uitbreidingsbeleid van de Vlaamse overheid ten uitvoer. Op het vlak van de gewone subsidiëring geraakten de achterstanden voor een groot stuk weggewerkt. De werking van het Steunpunt Expertisenetwerken werd verder uitgebouwd. De dienstverlening van het Vlaams Fonds is er vooral één van de tweede lijn: het Vlaams Fonds beschikt zelf niet over voorzieningen of begeleidingsdiensten, maar geeft ze financiële steun en controleert of ze hun werk goed doen. Dat is onder meer het geval voor de sector Zorg. In 2005 bedroeg het budget voor deze sector 807,9 miljoen euro, of bijna 69 procent van het totaalbudget. 3.1 Overzicht van de sector De sector Zorg bestaat uit twee grote onderdelen: * residentiële en semi-residentiële voorzieningen, zoals internaten, semi- internaten, tehuizen en dagcentra voor niet-werkenden; * ambulante diensten, die de personen met een handicap in hun eigen leef- en woonsituatie of in een meer geïntegreerde woonvorm begeleiden. Daarnaast zijn er nog de revalidatiecentra. Eind 2005 waren er 79 erkende intramurale en 62 extramurale centra. De revalidatiekosten van die centra worden betaald door het federale Riziv aan het Vlaams Fonds. Diens rol bestaat erin: * toezicht te houden op de erkenning van zowel de intramurale centra, die verbonden zijn aan een ziekenhuis, als de extramurale of autonome centra. Die erkenning is nodig om in aanmerking te kunnen komen voor een bijkomende erkenning als multidisciplinair team; * driemaandelijkse onderhoudstoelagen te betalen aan de extramurale centra. In 2005 bedroegen die in totaal 1,75 miljoen euro; * investeringstoelagen uit te keren voor (nieuwe) gebouwen van de extramurale centra. Tot slot zijn er de Centra voor Ontwikkelingsstoornissen in Gent, Antwerpen, Brussel en Leuven. In 2005 mochten die samen 3722 multidisciplinaire onderzoeken uitvoeren, goed voor een totale subsidie van iets meer dan 2 miljoen euro. Deze Centra voor Ontwikkelingsstoornissen komen niet voor in de tabellen van dit hoofdstuk, omdat de dienst Individugerichte Prestaties in dit geval voor de uitbetaling zorgt. In 2005 vernieuwde het Vlaams Fonds ook het samenwerkingsprotocol met Kind en Gezin. Dit protocol vormt een aanvulling op het standaardaanbod. Het zorgt ervoor dat: * kinderen van wie de ouders omwille van een mentale handicap bijstand krijgen van een dienst Begeleid Wonen, zo goed mogelijk in het eigen gezin kunnen opgevangen worden; * de betrokken kinderen nauwlettend gevolgd worden om eventuele ontwikkelingsstoornissen snel te ontdekken; * de betrokken gezinnen actiever betrokken worden bij de opvoeding van hun kinderen. Het Vlaams Fonds zorgt voor de betrokkenheid van de diensten Begeleid Wonen bij deze samenwerking. De overeenkomst werd in 2005 uitgebreid tot de door Kind en Gezin erkende Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning. 3.2 Centrale Registratie van Zorg vragen (CRZ) De bovenstaande gegevens bieden een beeld van het bestaande aanbod in de gehandicaptensector, en van het gebruik van dat aanbod. Dat aanbod is een antwoord op de zorgvragen van de voorbije jaren, maar sluit daar niet honderd procent op aan. Soms worden toekomstige ontwikkelingen over- of onderschat. Bovendien volstaan de beschikbare middelen niet altijd om aan alle vragen onmiddellijk tegemoet te komen. Om de evoluties in het aantal zorgvragen zo nauwkeurig mogelijk te kunnen volgen, maakt het Vlaams Fonds gebruik van het systeem van Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ). Dat verwerkt gegevens die per provincie worden verzameld. Samen met de cliëntenregistratie levert deze CRZ elementen om de werkelijke zorgnoden van het ogenblik en van de nabije toekomst beter te kunnen inschatten. Het beleid kan daarop inspelen door het aantal plaatsen in bepaalde zorgtypes uit te breiden of juist te verminderen, of door interne verschuivingen door te voeren. Sinds 2001 maakt het Vlaams Fonds de gegevens van die CRZ om de zes maanden bekend. Voor elk type zorgvraag en per provincie publiceert het Vlaams Fonds tabellen met onder meer leeftijd en handicap van de zorgvrager, zijn of haar huidige dagbesteding en woonsituatie, en de tijd dat de mensen op een definitieve oplossing voor hun situatie moesten wachten. Deze gegevens, die al snel de naam 'wachtlijsten' kregen, geven een volledig beeld van alle in de provincies genoteerde zorgvragen: zowel dringende zorgvragen als zorgvragen voor binnen enkele jaren. Ook over de zorgvragen die tijdens de voorgaande zes maanden werden afgesloten, worden een aantal gegevens geregistreerd en gerapporteerd: de reden van de afsluiting, de datum waarop... In 2004 liep de rapportering nog vertraging op door de omschakeling van een rapport met enkel de naakte cijfers zonder veel duiding, naar een rapport met meer gedetailleerde gegevens en de nodige interpretaties daarvan. In 2005 verliep de vernieuwde rapportering opnieuw vlotter. De cijfers over de tweede helft van 2004 waren beschikbaar in maart, de cijfers over de eerste helft van 2005 raakten beschikbaar begin november. Daarnaast werd ook rekening gehouden met enkele bedenkingen bij de nieuwe rapportering. Zo kreeg het omvangrijke rapport telkens een paar toevoegingen: een korte samenvatting om te voorkomen dat de boodschap verloren zou gaan in de overvloed aan informatie, en een onderdeel over het aantal vragen naar een persoonlijke-assistentiebudget. Rapport van 30 juni 2005: meer dringende vragen Het aantal personen met een handicap met een dringende vraag naar opvang thuis of in een voorziening is in de eerste helft van 2005 gevoelig gestegen: van 6860 vorig jaar (rapport van 30/6/2004) naar 7656 dit jaar. Deze stijging is geen verrassing, maar doet zich jaarlijks voor. Hoewel er in een jaar tijd zeer veel vragen met succes afgehandeld zijn, kwamen er tegelijk nieuwe zorgvragen bij van nog niet geregistreerde personen. Steeds meer mensen zien er het belang van in om hun zorgvraag te laten optekenen, en bovendien neemt, onder andere door betere en snellere diagnoses, het totale aantal personen met een gekende handicap steeds meer toe. Ook zijn er zorgvragen die in het verleden niet zo dringend waren, dat nu door gewijzigde omstandigheden plots wel. Dat alles wil niet zeggen dat de 7656 aanvragers intussen allemaal in de kou staan: ongeveer de helft van hen ontvangt reeds één of andere vorm van zorg, ook al is het dan niet altijd precies die waarom ze gevraagd hebben. Berekening structurele plaatstekorten Op basis van de Centrale Registratie van Zorgvragen, de gegevens over de erkende plaatsen en de gegevens van de zesmaandelijkse cliëntenregistratie, zijn de structurele tekorten berekend. De gevolgde logica om structurele tekorten te bepalen, wordt in de komende jaren verder verfijnd, naarmate meer gedetailleerde cijfers toelaten de werkelijke toestand nog dichter te benaderen. Daarbij zal de inbreng van de regionale overlegorganen (ROG's) en de Permanente Cel Zorgregie (zie hieronder) van cruciaal belang zijn. Het is belangrijk om op te merken dat de gevolgde berekeningswijze niet perfect is. Om een aantal (technische) redenen komt er wel eens kritiek op vanuit het werkveld. Die kritiek is deels terecht, maar dat neemt niet weg dat het met de op dit moment beschikbare gegevens de best mogelijke berekening is. Nog een nuancering: voor kortverblijf, OBC, WOP en gezinsplaatsing volstaat de Centrale Registratie van Zorgvragen niet om de tekorten te bepalen. Aanvullende informatie uit het werkveld is nodig om voor deze werkvormen te kunnen inschatten welke mate van uitbreiding vereist is. Een uitbreidingsbeleid over twee sporen Om de structurele tekorten in de voorzieningen weg te werken, tekende de Vlaamse overheid een uitbreidingsbeleid uit over twee sporen: * Over een periode van verscheidene jaren wordt het aantal erkende plaatsen uitgebreid, wat neerkomt op een verhoging van de budgetten om de exploitatie ervan te bekostigen. * Er komen meer gebouwen om de structurele tekorten volledig weg te werken. Daarom wordt ook geld uitgetrokken voor bijkomende investeringssubsidies. In 2004 werden vergunningen afgeleverd voor de bouw van 404 plaatsen. Deze uitbreiding zal er pas na het einde van de werken kunnen komen. Er zijn in 2005 in totaal 290 erkende plaatsen bijgekomen in de residentiële sector en 548 in de ambulante sector. De grootste uitbreidingen komen overeen met de grootste noden: * de tehuizen voor niet-werkenden en de dagcentra in de residentiële sector; * thuisbegeleiding en begeleid wonen in de ambulante sector. Net zoals in 2004 werd een bedrag van 500.000 euro uitgetrokken voor de ontwikkeling van aangepaste opvang voor personen met een mentale handicap die in gevangenissen verblijven onder het statuut van internering. Met dat bedrag zal een voorziening een tehuis voor niet-werkenden opzetten voor tien plaatsen, met de verbintenis daadwerkelijk personen vanuit de gevangenis over te plaatsen naar een langdurige opvangmogelijkheid buiten de gevangenis. Het totaalbedrag dat in 2005 uitgetrokken is voor uitbreidingsbeleid, bedroeg 22,5 miljoen euro. 16,875 miljoen daarvan was bestemd voor de residentiële en ambulante sector. De ambulante zorgvormen maken een groot deel uit van het uitbreidingsbeleid. Ambulante plaatsen zijn nu eenmaal veel goedkoper en laten toe met een beperkt budget meer te doen. Bovendien hebben de residentiële en de semi-residentiële sector nood aan infrastructuur. Dat maakt het vaak moeilijk om in die sectoren in korte tijd veel nieuwe plaatsen te creëren. 3.3 Subsidiëring Zowel voor de residentiële en semi-residentiële voorzieningen als voor de ambulante diensten subsidieert het Vlaams Fonds de exploitatiekosten en de investeringen in (vooral) gebouwen. Die investeringskosten liggen bij de residentiële voorzieningen logischerwijs veel hoger dan bij de ambulante diensten. Daar blijven ze beperkt tot de uitrusting voor de lokalen van de administratie. 3.3.1 Exploitatiekosten De exploitatiekosten worden onderverdeeld in: * de personeelskost van de voorziening of dienst, die varieert volgens het type, de personeelsnorm voor dat type, en de effectieve lonen die daaraan vasthangen (afhankelijk van onder meer diploma en anciënniteit); * de werkingskost van de voorziening of dienst, opnieuw variërend per type. Voor de residentiële en semi-residentiële voorzieningen wordt de subsidie voor de exploitatiekosten uitgedrukt in een dagprijs. Het Vlaams Fonds betaalt die dagprijs niet volledig uit: de personen met een handicap dragen een deel van de dagprijs zelf. Voorschotten en afrekeningen: wegwerking achterstanden De eigenlijke subsidies van het Vlaams Fonds kunnen pas worden berekend nadat de kosten zijn gemaakt. Door de schommelingen in zowel het aantal personeelsleden als het aantal cliënten in de voorzieningen liggen de exacte personeelskosten en cliëntenbijdragen vooraf niet vast. Daarom werkt het Vlaams Fonds met een systeem van voorschotten: * De voorziening krijgt voor het lopende werkingsjaar een voorschot uitgekeerd dat gelijk is aan de laatste, geïndexeerde eindafrekening, * Aan het einde van het werkingsjaar stuurt de voorziening alle personeels- en andere gegevens naar het Vlaams Fonds, dat daarmee de werkelijk gemaakte kosten berekent en het eindbedrag uitbetaalt, zonder de al verstrekte voorschotten. In 2005 is de achterstand die ontstaan was door de herwerking van de automatiseringsmodule voor de dagprijsberekening, grotendeels weggewerkt. Dit is mede te danken aan het feit dat vanaf het dagprijsdossier 2004 de dienst dagprijzen automatisch een link kan leggen tussen de permanente personeelsregistratie (PPR) en de gegevens uit de dagprijsdossiers. Dit schakelt heel wat manueel werk uit. Bovendien ontvangen de betrokken instellingen dit overzicht met de verschillen tussen PPR en dagprijs, wat het nazicht voor hen vergemakkelijkt. De dienst heeft alle dossiers 2001-2002 en 2003 in berekening waarvoor alle noodzakelijke gegevens door de voorziening werden verstrekt. Voor de dagprijs 2004 is reeds 40 procent van alle dossiers in berekening: van die 40 procent is 20 procent definitief en kreeg 11 procent een voorlopige berekening. De overige 9 procent van de voorzieningen moet nog bijkomende informatie geven. Einde juni 2006 zullen alle dossiers 2004 in berekening zijn waarvoor alle noodzakelijke gegevens door de voorzieningen werden verstrekt. Op een paar probleemdossiers na zijn in 2005 de eindafrekeningen gemaakt van alle dossiers tot en met het jaar 2002, en van 50 procent van de dossiers van het jaar 2003. Dit valt binnen de wettelijke termijn van 30 maanden na de gemaakte kosten. Verwacht wordt dat in 2007 de achterstand helemaal weggewerkt zal zijn en dat de dossiers dan binnen 18 maanden na de gemaakte kosten afgehandeld worden. Dat is een correcte termijn omdat de berekening gebeurt op basis van jaarlijks ingediende dossiers. Zo worden de dossiers 2005 ten laatste op 30 juni 2006 bij het Vlaams Fonds ingediend. Ervan uitgaande dat de verwerking twaalf maanden in beslag neemt, is de afhandeling rond binnen de 18 maanden na het dienstjaar. Nationale Loterij Sinds 2002 worden ook bijkomende werkingssubsidies, afkomstig van de toebedeelde winst van de Nationale Loterij, door de diensten van het Vlaams Fonds automatisch uitgekeerd. In 2005 kon het Vlaams Fonds op die manier 6,5 miljoen euro verdelen. 5 miljoen daarvan was bestemd voor investeringen. Het resterende anderhalf miljoen, voor werkingskosten van 2005, wordt in de loop van 2006 verdeeld op basis van de personeelsnorm. Personeel: uitbreidingen Het aantal tewerkgestelde personeelsleden (voltijds-equivalenten) in de voorzieningen, ervan uitgaande dat het uitbreidingsbeleid van 2005 maximaal omgezet wordt in extra personeel. Is tegenover 2004 qua personeelsbezetting gestegen met 232,8 voltijdsequivalenten. 3.3.2 Investeringen Het Vlaams Fonds verstrekt ook toelagen voor investeringen in (vooral) gebouwen. Het grootste deel van de koek, gaat logischerwijze, naar de residentiële voorzieningen. Als we een verder onderscheid maken tussen investeringen om de capaciteit van voorzieningen uit te breiden en investeringen om infrastructuur voor bestaande capaciteit te vernieuwen of te vervangen, dan blijkt dat ook in 2005 voorrang gegeven werd aan de eerste categorie (residentiële voorzieningen). Die keuze past natuurlijk volledig in het streven de tekorten zo snel mogelijk weg te werken. 3.4 Bjzondere subsidies aan voorzieningen Door besparingsmaatregelen die de Vlaamse regering oplegde, kon het Vlaams Fonds geen nieuwe bijzondere subsidies aan voorzieningen verlenen. Die dienden in het verleden altijd om vernieuwende projecten voor de integratie van personen met een handicap tijdelijk te ondersteunen. Wel kregen een aantal in 2004 gestarte projecten in 2005 nog hun beslag. Levensplanbegeleiding Het IntegratieProject voor personen met een handicap regio Waasland (IPW) paste methodieken van levensplanbegeleiding toe voor personen met autisme of met een psychiatrische problematiek. Samen met een begeleider overlopen de betrokkenen daarbij een vragenlijst die hen moet aanzetten om na te denken over de huidige invulling van hun leven en hoe ze die in de gewenste richting kunnen bijsturen. Eenvoudige visuele technieken zoals mindmapping helpen hen hun bedenkingen te structureren en concrete actieplannen op te stellen. Auditteams De organisatie Het Grote Plein rondde na twee werkjaren met succes haar project af waarin twee teams van personen met een verstandelijke beperking audits uitvoerden in het kader van het kwaliteitsdecreet. Elk evaluatieteam bestond uit twee cliënten, twee ouders, twee buurtbewoners en een coach: het ene team nam enkele erkende voorzieningen in het Pajottenland 'onder de loupe', het andere deed hetzelfde in de regio Kempen. In het tweede evaluatiejaar 2005 werd een nieuwe evaluatiemethodiek toegepast: 'het vergrootglas'. Die hield een doorlichting in van de kwaliteit van de werking van de betreffende voorzieningen vanuit het gezichtspunt van de cliënt in zijn naaste omgeving. Dat leidde tot een CD-Rom die ook als basis dienst kan doen om deze aanpak in andere voorzieningen toe te passen. Inclusie-effectenrapport Erg belangrijk voor de verdere ontwikkeling van een inclusief beleid voor personen met een handicap in Vlaanderen, is het inclusie-effectenrapport (IER). Dit instrument, dat de TAU-groep ontwikkelde in samenwerking met onder andere de gebruikersorganisatie GRIP, moet op voorhand beleidseffecten inschatten voor personen met een handicap. Op korte termijn wil het Vlaams Fonds onderzoeken of dergelijk IER niet kan ingepast worden in de bestaande Reguleringsimpactanalyse (RIA) die van toepassing is bij elke nieuwe Vlaamse regelgeving. Aangepast sporten voor personen met functiebeperkingen Voorts ontwikkelde het departement Revalidatiewetenschappen van de KUL in opdracht van het Vlaams Fonds een zeer toegankelijke CD-rom over het sportaanbod voor personen met een handicap. 3.5 Steunpunt Expertisenetwerken Het Steunpunt Expertisenetwerken (SEN), een door het Vlaams Fonds erkende en gesubsidieerde vzw, wordt bestuurd door vertegenwoordigers van gebruikersverenigingen en koepels van voorzieningen. De organisatie richt zich vooral tot professionelen in voorzieningen en diensten. Ze heeft als opdracht de kennisontwikkeling en -overdracht te ondersteunen met betrekking tot drie doelgroepen: * personen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH), * personen met een verstandelijke handicap en ernstig probleemgedrag, * personen met autisme. In de meerjarenplannen van het Vlaams Fonds gelden ze als prioritaire doelgroepen, of groepen die voor een aantal aspecten aan een inhaaloperatie toe zijn, bijvoorbeeld omdat de problematiek te weinig bekend en omschreven is, of omdat de personen uit die doelgroepen moeilijk geschikte opvang vinden door gebrek aan informatie en expertise. Om alvast de expertise-inspanningen voor deze groepen een blijvend karakter te geven, werd in 2002 het SEN opgericht. In 2005 heeft het steunpunt zijn werking verder uitgebouwd. In alle provincies werden de samenwerkingsverbanden verder verankerd door tijdelijke aanwervingen van coördinatoren. Was het brede opzet om zoveel mogelijk actoren te betrekken in aanvang eerder een remmende factor, dan zal dit in de toekomst waarschijnlijk ook een stuk de kracht van het SEN uitmaken. De website van het SEN werd verder uitgebreid, onder meer met een sociale kaart 'autisme' en de resultaten van een inventarisonderzoek. Het stimuleren van intervisie als horizontale vormingsmethodiek liep als een rode draad door de werking van 2005. Voorts heeft het steunpunt in verscheidene provincies een aantal lezingen, trefdagen, studiedagen en vormingsreeksen georganiseerd die vooral waren bedoeld voor basismedewerkers. 3.6 Toekomstperspectieven en studies Zorgregie wordt regionaler De gegevens van de Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) worden tot op heden hoofdzakelijk gebruikt voor planning. Gegevens over zorgvragers en hun zorgvragen kunnen echter een veel ruimer doel dienen, met name voor: * zorgbemiddeling, waarbij naar een gepaste oplossing voor de meest urgente zorgvragen gezocht wordt; * zorgafstemming, waarbij de dienstverleningen van de verschillende voorzieningen in een regio op elkaar afgestemd worden om overlappingen en lacunes zoveel mogelijk uit te sluiten. Binnen de provincies wordt hiervoor ook nu al in beperkte mate gebruik gemaakt van de CRZ­gegevens, maar dit moet nog intensiever en op dezelfde manier in alle provincies gebeuren. In de loop van 2002 en 2003 werd al de aanzet gegeven naar een meer regionale zorgregie. Dit kreeg gestalte in een ontwerp van Besluit van de Vlaamse Regering, dat zeer gedetailleerde bepalingen bevat met betrekking tot de procedures voor zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning. Met dit ontwerpbesluit kan de juridische basis worden gelegd voor een gelijkvormige, transparante en meer regionaal aangestuurde zorgregie, waarbij de systematische zorgvraagregistratie, gekoppeld aan urgentiecodering, tevens de hoeksteen zal vormen van het plannings- en programmatiebeleid voor de verdere ontwikkeling van het zorgaanbod. Het ligt in de bedoeling om de voorzieningen, samen met de andere partners, voortaan per regio collectief te responsabiliseren voor het opnamebeleid van personen met een handicap. Door middel van een provinciaal georganiseerd overlegorgaan zullen zowel verwijzers, gebruikers als voorzieningen voortaan als partners aan de zorgregie moeten participeren. Project zorggradatie Het Vlaams Fonds werkt reeds enkele jaren aan zorgvernieuwing. Die vernieuwing moet een andere organisatie en financiering van het huidige ondersteuningsaanbod inhouden, zodat de diensten en voorzieningen beter kunnen inspelen op de vragen en behoeften van de individuele cliënten. Hiermee wil het Vlaams Fonds dus breken met de oude aanpak waarbij de personen met een handicap zich moeten aanpassen aan het bestaande aanbod. Om de nieuwe, cliëntgerichte aanpak te kunnen realiseren, die een meer flexibele combinatie van verschillende soorten ondersteuning mogelijk maakt, heeft het Vlaams Fonds een onderzoeksproject gestart, de 'zorggradatie'. Als resultaat van een reeks voorafgaande onderzoeken had het Vlaams Fonds in 2005 een eenvoudig hulpmiddel, in de vorm van een beslissingsboom, klaar waarmee de voorzieningen om te beginnen de zorgbehoefte (of -graad) van de huidige cliënten van volwassenenvoorzieningen konden indelen in de nieuw ontwikkelde typemodules. Die zullen later (vermoedelijk vanaf 2008) daadwerkelijk de basis vormen voor een grotere differentiatie van het zorgaanbod. Sinds midden juli zijn de voorzieningen begonnen hun cliënten in te schalen in deze modules, die bestaan uit 19 woonmodules en 6 dagbestedingsmodules. Op vraag van de voorzieningen is de inschalingsperiode verlengd, maar tegen eind januari 2006 zou de operatie toch rond moeten zijn. Naast de inschaling in modules hebben de voorzieningen voor elke gebruiker de 'Supports Intensity Scale' ingevuld, dat een beeld moet geven van de ondersteuningsnoden van een persoon met een handicap. Voor de personen die in de allerzwaarste modules werden ingeschaald, diende hierbovenop nog een zelfredzaamheidsschaal ingevuld te worden om de zorgbehoeften op het vlak van dagelijkse handelingen (ADL) nog beter te bepalen. Kinderen, jongeren en de kortdurende opvang waren nog niet opgenomen in het project. Drie werkgroepen, bestaande uit deskundigen van de voorzieningen, gebruikersorganisaties en het Vlaams Fonds, gingen ook in 2005 aan de slag om voorstellen uit te werken zodat de inschaling in concrete hervormingen kan worden omgezet. De werkgroep omkadering ontwikkelde principes om te komen tot nieuwe personeelskaders per typemodule, en tekende een plan uit voor de herverdeling van het huidige personeel in andere categorieën. Het spreekt vanzelf dat dit voorstel van plan nog aangepast en verfijnd wordt van zodra de inschalingsoperatie rond is en alle gegevens binnen zijn. De twee andere werkgroepen hielden zich bezig met de financiële aspecten van de zorggradatie. De taak van de ene werkgroep bestond erin eerst en vooral de inkomenssituatie van de gebruikers van de voorzieningen in kaart te brengen. Eind 2005 was hun opdracht nog niet voltooid, maar uit hun analyse bleek alvast dat invoering van de modules duidelijk gevolgen zal hebben voor de manier waarop het Vlaams Fonds rechtstreeks de inkomenssituatie van de cliënten beïnvloedt. De regelgeving van het Vlaams Fonds ter zake zal moeten veranderen zonder dat dit de cliënten in financiële moeilijkheden brengt. De werkgroep gaat maatregelen voorstellen om de overgang naar een nieuw systeem zonder kleerscheuren voor hen te laten verlopen. De andere werkgroep die zich bezighield met het exploitatie-aspect, is erin geslaagd een gemeenschappelijk boekhoudkundig schema te definiëren dat kan gebruikt worden om verschillende kostenposten bij verschillende werkvormen te identificeren en te inventariseren. De huidige boekhoudkundige systemen maken geen onderscheid tussen organisatiekosten of eigenlijke werkingskosten van de voorzieningen, en kosten die verbonden zijn aan het leven, wonen en ondersteunen van de personen met een handicap. Er werd een bevraging gehouden met de bedoeling realistische verdeelsleutels te zoeken die deze verschillende soorten kosten afbakenen. Eind 2005 was de werkgroep al deze kosten nog aan het 'uiteenrafelen' om ze daarna te kunnen hergroeperen. Integrale Jeugdhulpverlening/Netwerken crisisopvang Integrale jeugdhulpverlening heeft tot doel het aanbod uit de sectoren Kind en Gezin, Algemeen Welzijnswerk, Bijzondere Jeugdbijstand, het Vlaams Fonds en Centra Geestelijke Gezondheidszorg en Onderwijs(Centra leerlingenbegeleiding) voor een maximale hulpverlening aan de jongeren zo goed mogelijk op mekaar af te stemmen. Het Vlaams Fonds heeft zijn volle medewerking toegezegd aan dit project. Ook binnen Integrale Jeugdhulp is het aanbod hertekend aan de hand van typemodules. De Vlaamse regering keurde het besluit goed over die modulering en de netwerken Rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulpverlening en Crisisjeugdhulpverlening. Door het intersectoraal karakter ervan verloopt het moduleringsproces anders dan dat voor de volwassenen in het project zorggradatie, ook al wordt erop toegezien dat beide sporen niet te veel uit elkaar groeien. Ook de realisatie van de netwerken verkeert nog in de voorbereidende fase. Enkele erkende voorzieningen namen reeds deel aan de experimentele fase van de crisisjeugdhulpverlening. Thans zal gewerkt worden aan de ontwikkeling van een crisisnetwerk over gans Vlaanderen. De voorzieningen zullen nog uitgenodigd worden hun aanbod in modules uit te schrijven. Ter voorbereiding hiervan werden reeds een aantal sectorale typemodules opgemaakt. Op vrijdag 14 oktober 2005 heeft het Vlaams Fonds een informatiesessie georganiseerd waarop het 42 door een werkgroep uitgewerkte ontwerpen van typemodules voorstelde aan het werkveld. Tijdens deze sessie werd nog eens benadrukt dat deze typemodules geen definitieve indeling van het zorgaanbod betekenen, maar nog te allen tijde vatbaar zijn voor herziening of aanvulling door het Managementcomité. Zorg als nieuw sociaal risico Het Vlaams Fonds was in 2005 zowel financieel als inhoudelijk betrokken bij het onderzoek 'zorg als nieuw sociaal risico' van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck van de Universiteit Antwerpen. Die studie vertrekt van de vaststelling dat zorg(last) tot nu toe onerkend is gebleven als een sociaal risico waartegen de burgers verzekerd moeten worden. Net zoals in 2004 werkte het Vlaams Fonds mee aan het onderdeel dat via steekproeven van gezinnen probeert een betere kijk te krijgen op de extra zorg die kinderen met bijzondere zorgbehoeften met zich meebrengen. Ook werkte de studiecel van het Vlaams Fonds mee aan de becijfering van de overheidsuitgaven voor minderjarigen met een handicap, dat samen met andere gegevens zal dienen om een 'macro-zorgbegroting voor minderjarigen' op te stellen. De studiecel zetelde in de stuurgroep van het onderzoek 'zorg als nieuw sociaal risico'. In 2006 worden de definitieve resultaten van het onderzoek gepubliceerd. Preventieproject grensoverschrijdend gedrag: ontwikkeling van methodieken In het kader van kwaliteitszorg vraagt het Vlaams Fonds de voorzieningen een preventiebeleid te voeren inzake grensoverschrijdend gedrag jegens personen met een handicap, waaronder (seksueel) misbruik en geweld. Ter uitvoering van de resolutie van de Europese Raad ter zake moeten ze een procedure opstellen en voldoen aan een kwaliteitseis inzake integriteit. In 2005 heeft het Vlaams Fonds een project ontwikkeld om de voorzieningen te helpen een preventie- en reactiebeleid tot stand te brengen. Dat ondersteuningprogramma kwam tot stand in samenwerking met vertegenwoordigers van voorzieningen en gebruikers. Niet alleen vervulden die hun rol als oefen- en feedbackgroep, ook als leden van de ad hoc­commissie preventie van grensoverschrijdend gedrag stuurden ze mee het project. De reeks methodieken en de inhoudelijke informatie die daaruit is voortgekomen, is opgenomen op een cd-rom met de volgende inhoud: * Een handleiding met inhoudelijke en praktische informatie over hoe je een preventieen reactiebeleid inzake grensoverschrijdend gedrag kan ontwikkelen, plannen, invoeren, evalueren en bijsturen. * Een cursus over de feitenboomanalyse: een methodiek om grensoverschrijdend gedrag op een neutrale en objectieve manier te analyseren met alle betrokken partijen. Uit de statistische verwerking van de ingewonnen informatie kan men afleiden welke structurele maatregelen aangewezen zijn om incidenten te voorkomen. * Een vademecum met juridische begrippen: toegankelijke informatie over de burger-, straf- en arbeidsrechterlijke aspecten voor de verantwoordelijken van voorzieningen, het personeel, en de gebruikers en hun sociale omgeving. De resultaten van de onderzoeken uit 2005 worden gepresenteerd op studiedagen in de loop van 2006. LUCAS, een onderzoeksinstituut van de universiteit van Leuven, voerde ook nog een voorbereidende studie uit om de nodige elementen aan te reiken voor een vervolgonderzoek in 2006. Dat vervolgonderzoek moet zich over alle aspecten van registratie, melding en aanpak van grensoverschrijdend gedrag buigen en daarover adviezen verstrekken aan het Vlaams Fonds. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 4 - Opleiding en werk Naast de normale vervulling van hun opdracht werden de diensten voor opleiding en werk vooral in beslag genomen door de voorbereidingen op de operatie Beter Bestuurlijk Beleid. Bevoegdheden, middelen en mensen zullen daarbij verhuizen naar andere instellingen. De Europese cel kwam voor een vlottere behandeling van de subsidievragen aan het Europees Sociaal Fonds tot een nauwere samenwerking met het Vlaamse agentschap van dit fonds. Net zoals bij de sector Zorg verleent het Vlaams Fonds op het vlak van opleiding en werk grotendeels een tweedelijnsservice. Het beschikt dus niet zelf over voorzieningen en begeleidingsdiensten, maar subsidieert ze en controleert of ze hun werk goed doen. In 2005 bedroeg de financiële steun voor exploitatiekosten en investeringen in de sector Opleiding en Werk zo'n 15 procent procent van de totale statutaire uitgaven. Naast die tweedelijnsservice biedt het Vlaams Fonds ook rechtstreekse ondersteuning aan werknemers met een handicap en hun werkgevers. Dit gebeurt onder meer in de vorm van toelagen voor het loon van een werknemer, voor aanpassingen van arbeidsplek, -gereedschap en kledij, en voor verplaatsingskosten. 4.1 Overheveling sector professionele integratie In het kader van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) verhuist de professionele integratie van personen met een handicap van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin naar het beleidsdomein Werk en Sociale Economie. Ook de beschutte werkplaatsen zullen tot de bevoegdheid gaan behoren van dit beleidsdomein. Voor het Vlaams Fonds houdt dat het volgende in: * De diensten inzake de individuele tewerkstellingsbevorderende maatregelen en de voorzieningen met betrekking tot de netwerkwerking van de arbeidstrajectbegeleiding gaan over naar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), dat een extern verzelfstandigd agentschap wordt. Het is ook de VDAB die in de toekomst zal beslissen wie toegang krijgt tot een beschutte werkplaats. Personen met een handicap vormen een kansengroep op de arbeidsmarkt en de Vlaamse overheid wil de dienstverlening voor alle kansengroepen in kader van het inclusiebeleid inzake tewerkstellingskansen in één instelling samenbrengen. * De materie beschutte werkplaatsen gaat over naar het nieuwe intern verzelfstandigd Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie (VSAWSE). Het beleid inzake professionele integratie van personen met een handicap blijft een eenheid vormen binnen het beleidsdomein Werk en Sociale Economie. De nodige instrumenten voor coördinatie, beleidsuitvoering en doelgroepafbakening en -bewaking werden opgericht om de overhevelingsoperatie in goede banen te leiden. Coördinatie Onder leiding van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen en de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ging een stuurgroep en een interkabinetten-overleg van start, waarin ook de betrokken administraties van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en van de Vlaamse Openbare Instellingen vertegenwoordigd waren. De stuurgroep coördineerde de overheveling, op basis van infonota's van het Vlaams Fonds. Om elk beleidsdomein de mogelijkheid te geven zich in orde te stellen met enkele randvoorwaarden op het gebied van financiën, begroting, continuïteit en personeelstoewijzing, besliste de Vlaamse Regering wel de deadline van de overgangsoperatie van BBB uit te stellen van 1 januari tot 1 april 2006. Dat geldt ook voor de betrokken diensten van het Vlaams Fonds. Onder meer omdat het VSAWSE (zie boven) nog moest opgericht worden, had het Vlaams Fonds geen duidelijk aanspreekpunt om de overdracht inzake de beschutte werkplaatsen voor te bereiden. Hierdoor moest het Vlaams Fonds één en ander in belangrijke mate zelf aansturen en coördineren. Daarom werd er binnen de administratie van het Vlaams Fonds onder leiding van de algemene directie periodiek overleg gepleegd tussen de over te hevelen diensten en de medewerkers die aangewezen waren om de overdracht te ondersteunen en te coördineren. De ad hoc-commissie professionele integratie werd regelmatig geconsulteerd, waardoor het gespecialiseerde werkveld betrokken werd bij het hele proces. Praktische voorbereidingen Om de overheveling van de operationele diensten van het Vlaams Fonds met betrekking tot de professionele integratie van personen met een handicap praktisch voor te bereiden, werden er binnen de vermelde stuurgroep verscheidene werkgroepen opgericht. In elk ervan was het Vlaams Fonds vertegenwoordigd. De werkgroepen ontwikkelden concrete voorstellen die de vaste aansturingscel BBB toetste aan de algemene principes en uitgangspunten van BBB. Na goedkeuring door de stuurgroep werden de voorstellen, naargelang het thema of de problematiek, volgens de geijkte procedure voorgelegd aan het interkabinettenoverleg en/of de betrokken ministers van de Vlaamse Regering. De volgende technische werkgroepen werden opgericht: * Regelgeving, adviescommissies en beroepsprocedures. Deze werkgroep boog zich over de nodige aanpassingen van de regelgeving. * Huisvesting. Onder leiding van de transitiemanager Werk en Sociale Economie zocht het departement Werkgelegenheid naar een gezamenlijke huisvesting in Brussel voor het departement en het nog op te richten VSAWSE. De VDAB heeft zowel regionaal als in de hoofdzetel in Brussel de nodige ruimte en infrastructuur om de overgeplaatste medewerkers van het Vlaams Fonds te huisvesten. * Informatica. De medewerkers van de dienst informatica van het Vlaams Fonds onderzochten de verschillende mogelijkheden om de diverse informatica- applicaties over te brengen. Een technische werkgroep informatica werkte die opties daarna verder uit. * Personeel. In overleg met de respectieve betrokken personeelsdiensten werden de nodige maatregelen genomen om de personeelsdossiers, personeelselementen en de looncomponenten correct over te hevelen. * Begroting en budgetten. Deze werkgroep kwam periodiek bijeen om de nodige afspraken te maken over de overdracht van de nodige budgetten en financiële middelen. Ze stelde ontwerpovereenkomsten op over de boekhouding, de interne controle en het uitvoeren van de betalingsopdrachten. * Protocolakkoorden en beheersovereenkomsten. Het Vlaams Fonds overlegde met de VDAB over de elementen die het protocolakkoord tussen VDAB en Vlaams Fonds moet bevatten. Gelijkaardige akkoorden volgen nog tussen het Vlaams Fonds en het VSAWSE, de VDAB en het VSAWSE, het beleidsdomein Werk en Sociale Economie en het beleidsdomein Welzijn en Gezondheid, en eventueel tussen het Vlaams Fonds en het departement Werk en Sociale Economie. Continuïteit Overeenkomstig het politiek akkoord over de voorziene overheveling van de sector professionele integratie van personen met een handicap naar het beleidsdomein Werk en Sociale Economie, heeft de raad van bestuur van het Vlaams Fonds in 2005 beslist de erkenning van alle bestaande ATB-diensten, CGVB's, CBO's en beschutte werkplaatsen (zie 'overzicht van de sector')te verlengen tot 31 december 2008. Dit moet de betrokken voorzieningen tijdens de overgangsperiode rechtszekerheid en continuïteit in hun dienstverlening verzekeren. Al die tijd blijven de bestaande vergunnings- en erkenningscriteria, de subsidiërings- en andere vigerende regelgevingen en controle- en opvolgingsmechanismen gelden. De erkenningsperiode kan wel vervroegd een einde nemen wanneer er op een eerdere datum nieuwe regelgevingen ter zake van kracht worden. Ook voor personen met een handicap blijven de werkwijzen, procedures, methodieken en subsidiëringsmechanismen zolang gelden. De huidige inschrijvingsprocedure voor de nood aan tewerkstellingsbijstand blijft alsnog behouden en aangestuurd door de Provinciale Evaluatiecommissies aan de hand van de multidisciplinaire verslaggeving, tot de VDAB een nieuwe procedure ontwikkeld heeft. 4.2 Overzicht van de sector Bijdragen in de loonkosten Het Vlaams Fonds keert aan private werkgevers twee soorten toelagen uit voor de uitbetaling van een werknemer met een handicap: * Een gedeeltelijke terugbetaling van het loon en de sociale lasten ter uitvoering van de Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 26 (CAO 26). * De Vlaamse inschakelingspremie (VIP), ingevoerd als Vlaams alternatief voor de loonsubsidie van CAO 26. De inschakelingspremie ligt gemiddeld iets lager dan de 26-premie, maar vermindert het papierwerk voor de werkgever en wordt sneller uitbetaald. Uit de cijfers blijkt dat werkgevers nu voornamelijk de inschakelingspremie kiezen in plaats van de CAO 26-loonsubsidie (zie onderstaande tabel). Eind 2005 waren in totaal 2.738 personen met een VIP aan het werk. In 2004 bedroegen de uitgaven voor CAO 26 en VIP samen 36 miljoen euro. Voor 2005 liep dat op tot 39 miljoen euro, een stijging met 8 procent, die een gevolg is van de toename in tewerkstelling met de Vlaamse inschakelingspremie en in mindere mate met de CAO 26. ATB-diensten Een arbeidstrajectbegeleidingsdienst biedt een intensieve, planmatige en fasegewijze begeleiding naar een plaats op de arbeidsmarkt of naar een beschermd arbeidscircuit. Elk traject houdt rekening met de individuele beperkingen en mogelijkheden van de werkzoekende. Het Vlaams Fonds erkent één ATB-dienst per provincie en ondersteunt dat deel van de werking dat gericht is op personen met een handicap. In 2005 keerde het Vlaams Fonds aan de ATB-diensten reguliere subsidies uit voor een totaal van 2.080.080 euro. Daarnaast ontvingen deze diensten nog, ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social Profitsector 2000-2005, 11.743 euro voor vorming, managementondersteuning en aanvullende vakantiedagen. CGVB's Na de ondertekening van een Provinciaal Samenwerkingscontract door de Limburgse Centra voor Gespecialiseerde Voorlichting bij Beroepskeuze voor personen met een handicap, heeft het Vlaams Fonds de vzw Didior een vergunning gegeven voor de oprichting van een nieuw CGVB. Daardoor telt Limburg nu twee CGVB's, wat het totaal op achttien brengt. In 2005 keerde het Vlaams Fonds aan de CGVB's in totaal voor 1.265.278 euro reguliere subsidies uit. Daarbovenop kregen ze, ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social Profitsector 2000-2005, 13.175 euro uitgekeerd voor vorming, managementondersteuning en aanvullende vakantiedagen, en 161.044 euro voor de uitbetaling van werknemers in voormalige DAC-projecten. CBO's In 2005 waren in totaal 842 cursisten ingeschreven voor een opleiding in de Centra voor Beroepsopleiding en Omscholing. Op 31 december 2005 waren er hiervan nog 368 in opleiding. 474 cursisten hadden de opleiding stopgezet, al dan niet omdat ze tewerkgesteld waren. Het Vlaams Fonds keerde aan de CBO's in totaal 8.342.508 euro reguliere subsidies uit voor opleidings- en werkingskosten. Daarbovenop kregen ze, ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social Profitsector 2000-2005, 78.528 euro uitgekeerd voor vorming, managementondersteuning en aanvullende vakantiedagen. 1.357.775 euro ondersteuning had betrekking op lonen, sociale lasten, en verblijfs- en reiskosten voor de cursisten. In 2005 volgden zeven personen met een handicap een gespecialiseerde opleiding van of erkend door de VDAB. Het Vlaams Fonds nam de kosten daarvan op zich. In 2005 betaalde het Vlaams Fonds voor 75.518 euro opleidingskosten aan de VDAB, en voor 1.396 euro tegemoetkomingen in het loon en de reiskosten van de cursisten. Bedrijfsopleiding Een gelijkaardige dienstverlening door het Vlaams Fonds zelf, is de bedrijfsopleiding. Hier betreft het een overeenkomst tussen de persoon met een handicap, het Vlaams Fonds en de werkgever uit de private sector. Het Vlaams Fonds staat in voor de loonkosten en de eventuele verplaatsingsonkosten. In 2005 werd geen enkele bedrijfsopleiding aangevat. Dit is het gevolg van de in 1997 gewijzigde regelgeving voor de centra voor beroepsopleiding, die bepaalt dat een beroepsopleiding door een centrum voor minstens de helft moet bestaan uit een stage binnen een bedrijf. Hierdoor is het onderscheid met de bedrijfsopleiding, waarbij de opleiding volledig op de werkvloer plaatsvindt, sterk vervaagd. Van de 'gelijkstellingen' aan een bedrijfsopleiding werd slechts in één geval gebruik gemaakt. Het gaat om opleidingen in het hoger onderwijs die qua tegemoetkoming worden gelijkgesteld met een schoolopleiding. Door de stijging van het gemiddelde gezinsinkomen blijven slechts enkelen onder de maximale inkomensgrens om voor een gelijkstelling in aanmerking te komen. Aanpassingen van arbeidspost, arbeidsgereedschap, arbeidskledij en verplaatsingskosten In 2005 konden dankzij de financiële steun van het Vlaams Fonds vijftien arbeidsplekken worden aangepast (toegankelijkheid voor rolstoelen, verhoogd toilet, plaatsing traplift...). Voor de aankoop van aangepast arbeidsgereedschap waren er 185 tegemoetkomingen. Dit kwam alles samen neer op een totale financiële steun van 822.000 euro, iets minder dan in het voorgaande jaar. De uitgaven voor kosten van individueel vervoer voor woonwerkverplaatsingen stijgen langzaam. In 2005 klommen de uitgaven opnieuw boven de grens van 250.000 euro, tot 285.000 euro. Tewerkstelling in openbare besturen Overheidsdiensten kunnen een voorbeeldfunctie vervullen in de tewerkstelling van personen met een handicap. De afgelopen jaren echter werden via de bijzondere procedures slechts sporadisch personen met een handicap aangeworven. De regelgevingen zijn aan bijsturing toe. Zowel op federaal als op Vlaams niveau stelde het Vlaams Fonds wijzigingen in de reglementering voor. Beschutte werkplaatsen Op 31 december 2005 waren er, ongewijzigd, 68 erkende beschutte werkplaatsen. Hieronder vallen vier samenwerkingsverbanden: de Leuvense Beschutte Werkplaatsen (3), de Beschutte Werkplaatsen Limburg (8), de Wase Werkplaatsen (4) en de op 1 januari 2005 gestarte BW InterWest (2). Voor 2005 bleef in de programmatie het maximum aantal betoelaagbare voltijdse werkplaatsen behouden op 13.870. De bijdrage in het loon van de doelgroeparbeiders houdt een forfaitaire loonsubsidie in van 6,78 euro per uur. Daarenboven krijgen de beschutte werkplaatsen een bijkomende subsidie voor de grote groep van zwakke werknemers van 1,79 euro per uur. De bijdrage in het loon van het kaderpersoneel bestaat uit vastgelegde functies en bijhorende maximale jaarsubsidies, die op basis van het aantal tewerkgestelde doelgroeparbeiders bepaald worden. Daarnaast ontvangt ook de Dienst Sociaal Beleid subsidies, per werkplaats jaarlijks vier maal 6.379,13 euro. Dat bedrag wordt teruggebracht tot 3.189,57 euro, indien er al een maatschappelijk assistent gesubsidieerd wordt. Managementondersteuning tegen vergoeding De vzw PILAR, voorheen vzw VLAMAB, wordt op contractuele basis door het Vlaams Fonds gesubsidieerd en heeft een tweeledige opdracht. Enerzijds ondersteunt de vzw de beschutte werkplaatsen bij de professionele integratie van personen met een handicap door, in de meest ruime zin, managementondersteuning te bieden. Anderzijds heeft ze tot taak de structureel verlieslatende werkplaatsen financieel te steunen Omdat de budgetten voor een kwalitatieve en succesvolle werking van PILAR niet meer volstaan, wijzigden het Vlaams Fonds en PILAR hun overeenkomst. De voornaamste aanpassing houdt in dat PILAR een vergoeding mag vragen voor managementsadviezen. Als uitzondering hierop blijven de verlieslatende beschutte werkplaatsen kosteloos advies ontvangen. Daarnaast verhoogt het Vlaams Fonds zijn werkingstoelagen naargelang van de gemiddelde anciënniteit van het personeel. 4.3 Europese subsidies: nauwere samenwerking met ESF-Vlaanderen Er bestaat een rijk aanbod van subsidieprogramma's voor projecten bij de Europese Unie. Het financieel belangrijkste programma voor het werkterrein van het Vlaams Fonds is het Europees Sociaal Fonds (ESF). Maar ook programma's zoals Interreg, dat grensoverschrijdende en interregionale samenwerking subsidieert, en Leonardo, dat steun verleent aan stages voor studenten en afgestudeerden, kunnen interessant zijn voor het gehandicaptenbeleid. Het ESF vormt hoe dan ook het belangrijkste financiële werkmiddel waarmee de Europese Unie haar werkgelegenheidsbeleid ten uitvoer brengt, en werkt op basis van cofinanciering: projecten krijgen pas steun als die ook door een andere instantie, zoals het Vlaams Fonds, is toegezegd. Vooral diensten voor professionele integratie genieten projectsubsidies van de Europese cel van het Vlaams Fonds. Die diensten horen dus een aanvraag voor aanvullende subsidies bij het ESF in te dienen. In 2004 gingen volgens dit principe 17 nieuwe projecten voor drie jaar van start. In 2005 kwamen die op kruissnelheid: de goed afgewogen subsidiëring voor de periode 2004­2006 leidde tot een benutting van 90 procent van deze kredieten, wat opmerkelijk hoger is dan in voorgaande periodes. Sinds 2004 werkt er ook een personeelslid van het Vlaams Fonds deeltijds op het Vlaams ESF-agentschap, dat instaat voor het globale beheer van alle ESF-gelden in Vlaanderen. Die samenwerking verliep in 2005 tot ieders tevredenheid. Voor de projecthouders heeft dit als voordeel dat ze slechts één dossier moeten indienen. Vroeger moesten ze dat zowel bij het Vlaams Fonds als bij het ESF- agentschap doen. Door de nauwe samenwerking zal ook de overdracht van deze materie naar de VDAB in het kader van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid, soepel kunnen verlopen. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 5 - Inspectie Naast haar eigenlijk taak - het toezicht op de kwaliteitszorg bij de sectoren zorg en opleidng en werk - legde de dienst Inspectie zich in 2005 ook toe op een nog betere onderlinge afstemming van haar audits. Ook voor deze dienst bleef de operatie Beter Bestuurlijk Beleid niet zonder gevolgen. De dienst Inspectie voert inspecties uit in de sectoren Zorg en Opleiding en Werk, en bij de houders van een persoonlijke-assistentiebudget (PAB). Naast onder meer erkenningsinspecties en inspecties bij klachten ziet de dienst vooral toe op de kwaliteitszorg in de voorzieningen. In 2005 liepen de PAB-inspecties verder en vond er geregeld overleg plaats met de PAB-cel. De operatie Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) had wel gevolgen voor de taakuitvoering. Vooral de diensten voor opleiding en werk moesten zich voorbereiden op een ruime overhevelingsoperatie (zie hoofdstuk 4, opleiding en werk), waardoor het inspectiewerk niet even intensief als voorheen kon verlopen. Voor de overheveling van de inspectie Zorg naar het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin werden er een aantal voorbereidende stappen gezet en vonden er eerste kennismakingscontacten plaats met de collega-diensten van Welzijn en Kind en Gezin. 5.1 Inspectieverslagen De inspectieverslagen in het kader van de kwaliteitsinspecties zijn openbaar en worden aan het eind van de audit overhandigd. De opvraagformulieren van de jaarrekening voor de sector Zorg waren al via het internet beschikbaar en de ingevulde bestanden werden al via e-mail opgevraagd. In 2005 is deze zoektocht naar informatisering van de verslaggeving verder geëvolueerd: een aantal voorbereidende analyses werden uitgevoerd. Op termijn kunnen de verslagen daardoor beter van nut zijn voor algemene analyses en rapporteringen. De uitwerking en inpassing ervan in concrete applicaties zal mee afhangen van het BBB. Het is zinvoller hiermee te wachten tot de overgang heeft plaatsgevonden. 5.2 ISO-certificaat Sinds juli 2002 is de inspectiedienst in het bezit van een ISO 9001/2000- certificaat. Dit systeem helpt de interne werking continu verbeteren en garandeert de voorzieningen dat hun controle-instantie zelf aan de hoogste standaarden beantwoordt. In 2005 voerde de firma Lloyds Registered een officiële verlengingsaudit uit. De externe auditor bevestigde nogmaals de kwaliteit van de werking en verlengde het certificaat tot 2008. 5.3 Kwaliteitszorg Sinds 1 januari 2003 moeten alle voorzieningen een eigen kwaliteitshandboek hebben en voldoen aan een aantal minimale kwaliteitseisen. Voorheen werden de instellingen vooral gecontroleerd op formele kenmerken zoals de grootte van de gebouwen en de naleving van veiligheidsvoorschriften. Het Kwaliteitsdecreet voegt inhoudelijke criteria toe, bijvoorbeeld voor de mate van inspraak van personen met een handicap in de werking van de voorziening, of voor de mate waarin de voorziening inspanningen levert om de vakkennis van het personeel up- to-date te houden. In 2005 kregen de voorzieningen hierover bijkomende verduidelijkende richtlijnen. Voor de centra voor ambulante revalidatie werd een besluit opgesteld voor wijziging van de betrokken regelgeving. Audits Binnen een cyclus van vier jaar moet iedere door het Vlaams Fonds erkende voorziening om de vier jaar een algemene (erkennings)audit door twee inspecteurs ondergaan, en de drie andere jaren telkens een tussentijdse, beperkte audit door één inspecteur. In 2005 werd er verder nagedacht over een nog betere afstemming tussen de auditoren. Alle afspraken over de interpretatie van de te controleren vereisten worden nu systematisch verzameld, en er bestaat een systeem van intervisie-audit waarbij de auditoren feedback krijgen van een (collega) observator. Voor de centra voor ambulante revalidatie werd het besluit van 15 december 2000 inzake de kwaliteitszorg bij voorzieningen voor personen met een handicap aangepast, zodat de vereisten beter aansluiten bij de doelstellingen en de mogelijkheden van deze centra. In 2005 werd de auditplanning integraal uitgevoerd, met uitzondering van de sector opleiding en werk. Daar werden de tussentijdse audits wegens BBB- verplichtingen tot nader order opgeschort. Het aantal vastgestelde grote afwijkingen bleef al bij al relatief beperkt. Wel bleken enkele voorzieningen voor het tweede opeenvolgende jaar niet het nodige te hebben gedaan om kleine afwijkingen te verhelpen. Daardoor kregen lichte tekortkomingen de kwalificatie van grote tekortkoming. Eenheidsdecreet Tot voor kort gold er voor de gezondheidssector en de welzijnssector een aparte regeling op het gebied van kwaliteitszorg. De Vlaamse overheid wenste het kwaliteitsbeleid in de twee sectoren te harmoniseren. Op 17 oktober 2003 keurde ze daarom een overkoepelend decreet kwaliteitszorg goed. In 2005 begon de sectorale overleggroep kwaliteitszorg met het overleg over de uitvoeringsbesluiten. Deze oefening zal in 2006 nog de nodige tijd in beslag nemen. Zeker is dat zelfevaluatie een prominente rol krijgt in het kwaliteitsbeleid. In het verlengde daarvan is ook de huidige inspectiepraktijk aan evaluatie en bijsturing toe. Klachtenbehandeling De burger vindt steeds sneller de kanalen om zijn ongenoegen te uiten, zo blijkt. De dienst Inspectie is rechtstreeks verantwoordelijk voor de afhandeling van klachten ten aanzien van voorzieningen. Meestal wordt daarbij niet alleen verwacht dat er toegezien wordt op de naleving van de regelgeving, maar ook dat er een oplossing komt voor het probleem. Dikwijls vervult de dienst dan een bemiddelende rol. In situaties waarbij geen reglementaire fouten aantoonbaar zijn en beide partijen aan hun standpunten vasthouden, kan dit wel veel tijd vragen voor een beperkt resultaat. Boekhoudkundige richtlijnen De Vlaamse overheid paste de boekhoudkundige richtlijnen voor de voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn en Gezondheid aan aan de gewijzigde VZW-wetgeving. De inspectiedienst speelde een actieve rol bij de voorbereiding van het besluit van de Vlaamse Regering hierover. Er moet in 2006 nog een ministerieel besluit volgen met enkele specifieke bepalingen voor de sector personen met een handicap. Buiten dit wettelijk opgelegde kader heeft het Vlaams Fonds de mogelijkheid met de koepelverenigingen naar een zo gelijkvormig mogelijke boekhouding te streven en op die manier de vergelijkbaarheid van de cijfers te vergroten. Dit overleg zal in 2006 afgerond worden. Omdat de dienstverlening van de sector opleiding en werk door de operatie Beter Bestuurlijk Beleid verhuist naar andere agentschappen, werd voor de beschutte werkplaatsen een aangepast vademecum opgesteld. De rest van de sector zal zich moeten schikken naar wat de VDAB, het agentschap dat hen overneemt, oplegt inzake boekhouding. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 6 - Van beleidsharmonisering tot sensibilisering Bij de Raad van Europa zette het Vlaams Fonds zich mee in voor de ontwikkeling van een actieplan ter uitvoering van het partieel akkoord over het gehandicaptenbeleid. Dit ambitieus plan streeft naar een volwaardig burgerschap voor personen met een handicap in 46 lidstaten. Op Vlaams niveau kreeg dit streven gestalte in diverse inclusieprojecten. Ook de communicatiedienst werkte mee aan de sensibilisering en startte initiatieven voor een positieve beeldvorming van personen met een handicap. Het Vlaams Fonds ondersteunt initiatieven om personen met een handicap te laten deelnemen aan het dagelijkse maatschappelijke leven. In ruimere zin betekent dit maatschappelijke aanvaarding en volwaardig burgerschap voor deze groep. Het is niet zozeer de persoon met een handicap die zich technisch moet aanpassen aan de maatschappij, zo gaat de redenering hierachter, maar de maatschappij die zich mentaal moet aanpassen. Daarom helpt het Vlaams Fonds al op internationaal niveau om de violen te stemmen en wil ze op een doordachte manier van de moderne communicatiemiddelen gebruik maken. 6.1 Internationale beleidsontwikkeling en harmonisering Het Vlaams Fonds ontplooit als Vlaamse openbare instelling ook activiteiten op internationaal niveau, met name om kennis en ervaring uit te wisselen en het sociale integratiebeleid van de EU-lidstaten te helpen harmoniseren. Inzake de burgerrechten voor mensen met een handicap behoort het Vlaams Fonds tot de Europese voortrekkers. Raad van Europa: actieplan voor volwaardig burgerschap Met 46 lidstaten omvat de Raad van Europa meer landen dan de Europese Unie. De Raad wil onder meer de maatschappelijke en juridische praktijken in de lidstaten met elkaar in overeenstemming brengen via aanbevelingen, resoluties en akkoorden. Voor het gehandicaptenbeleid vertegenwoordigt het Vlaams Fonds Vlaanderen in de Raad van Europa. Akkoorden binnen de Raad van Europa hoeven niet voor alle lidstaten te gelden. Een beperkt aantal lidstaten kan onderling een zogenaamd partieel akkoord sluiten. Voor het gehandicaptenbeleid kwamen een vijftiental landen, waaronder België, tot zo'n overeenkomst in 1959. In 2003 werd besloten dit akkoord vanaf 2004 geleidelijk uit te breiden tot alle lidstaten van de Raad en daarbij de nadruk de leggen op het streven naar volwaardig burgerschap en volledige participatie van personen met een handicap. In 2005 concentreerden de activiteiten in het kader van het partieel akkoord zich voornamelijk op de afwerking en goedkeuring van een ambitieus actieplan voor de periode 2006-2015. Dat actieplan moet de concrete toepassing van het akkoord in de 46 lidstaten ondersteunen. De voorbereiding ervan nam in 2005 het directiecomité van het partieel akkoord, de aangestelde werkgroep en het redactiecomité bijna geheel in beslag: * van 17 tot 19 januari 2005 vond de vierde en laatste vergadering plaats van het redactiecomité in Straatsburg; * van 9 tot 11 maart kwam de werkgroep bijeen om de teksten van het redactiecomité finaal goed te keuren; * van 18 tot 21 oktober kwam het directiecomité van het partieel akkoord bijeen om de ontwerpteksten finaal goed te keuren, onder voorbehoud van een laatste reactiemogelijkheid van de lidstaten. Het Vlaams Fonds was met een vertegenwoordiger in zowel directiecomité, werkgroep als redactiecomité betrokken bij die activiteiten. Verder namen experten van het Vlaams Fonds onder meer deel aan de werkgroepen Universal Design en de werkgroep inzake gemeenschapsintegratie van kinderen met een handicap. Europese Unie: kennis- en ervaringsoverdracht In de Europese Unie is het Vlaams Fonds vooral actief in de High Level Group, een overlegorgaan van hoge ambtenaren die in hun respectieve lidstaat verantwoordelijk zijn voor het sociale integratiebeleid. De belangrijkste opdracht van de groep bestaat erin informatie en praktijkervaringen uit te wisselen. De groep hield vorig jaar twee vergaderingen, waarbij in hoofdzaak volgende thema's aan bod kwamen: * 'mainstreaming', of de integratie van de aspecten die belangrijk zijn voor personen met een handicap, op elk niveau van alle beleidsdomeinen en in elke fase van het beleidsproces; * de Europese strategieën voor tewerkstelling en sociale inclusie, twee beleidsdomeinen die het meest waarschijnlijk gevolgen hebben voor het gehandicaptenbeleid; * ontwikkeling van indicatoren voor de feitelijke sociale integratie van personen met een handicap in de Europese Unie, zodat het beleid ter zake in elk land op dezelfde manier kan getoetst worden; * bevordering van de 'toegankelijkheid voor iedereen' tot diensten en producten; de Europese strategie inzake non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen, onder wie personen met een handicap; * het Europees onderzoek over de situatie in grote residentiële voorzieningen voor personen met een handicap en over de nood aan kleinschaligere alternatieven die beter in de maatschappij zijn gëintegreerd. 6.2 Monitoring van de sociale positie van personen met een handicap In samenwerking met de administratie Planning en Statistiek publiceerde de studiecel van het Vlaams Fonds in 2005 de resultaten van een verkennend onderzoek naar de sociale positie van Vlamingen met functiebeperkingen. De studie plaatst Vlamingen met functiebeperkingen in hun sociaal-culturele omgeving, en besteedt zowel aandacht aan objectieve factoren als aan subjectieve belevingen van hun sociale positie. De studiecel publiceerde ook een onderzoek naar de maatschappelijke integratie van Vlamingen met een handicap of langdurige gezondheidsproblemen. De aandacht ging zowel uit naar de structuur van hun sociale netwerken, hun integratie daarin en de mate waarin anderen sociale contacten met deze groep onderhouden. Ook werd gepeild naar de publieke opinie over de integratie van personen met een handicap, met bijzondere aandacht voor het sociale draagvlak voor inclusie. Op de studiedag Vlaanderen Gepeild in september 2005 werden de resultaten van deze studie gepresenteerd. 6.3 Inclusief beleid Op Vlaams niveau stond het inclusief beleid bijna volledig in het teken van het onderwijs. Enerzijds door de voortzetting van projecten die al in het vorige jaarverslag aan bod kwamen (zoals het project van de vzw Lens en dat van het Dominiek Savio Instituut in Gits), anderzijds drong het Vlaams Fonds dit jaar door tot het hart zelf van het beleidsdomein onderwijs. Inclusief onderwijs: nieuwe werkgroepen In het najaar van 2005 werd het Vlaams Fonds gevraagd het departement Welzijn te vertegenwoordigen in de werkgroep kabinet-administratie Onderwijs die een conceptnota voorbereidde over leerzorg in het Vlaamse onderwijs. Deze denkoefening wil verdergaan op de wegen die al ingeslagen zijn door bijvoorbeeld de vorige onderwijsminister in zijn beleidsnota Maatwerk in Samenspraak of door de probleemverkenning in de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) over het buitengewoon onderwijs en de onderwijstypes. Uiteindelijk mondde dit uit in de oprichting van een aparte denktank in de schoot van de Vlor. Haar opdracht bestaat erin om in samenspraak met alle geledingen binnen Onderwijs de genoemde conceptnota te toetsen op haar deugdelijkheid en haalbaarheid: op welke manier scholen en leerkrachten hun organisatie, werking en aanbod kunnen aanpassen zodat ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften effectief en efficiënt kunnen leren. De huidige onderwijsminister maakt zich sterk om zowel in het gewoon als het buitengewoon onderwijs nog tijdens deze legislatuur een begin te maken met een nieuw organisatorisch onderwijsmodel. Ook de deelname van het Vlaams Fonds aan het Vlaams Expertisecentrum inzake Handicap in het Hoger Onderwijs (VEHHO) leidde tot de oprichting van een nieuwe Vlor-werkgroep waarin het Vlaams Fonds betrokken is: de commissie hoger onderwijs voor studenten met functiebeperkingen (COMMIHOSFU). Sinds december 2005 is het deze commissie die de ontwikkelingen op het gebied van het inclusief hoger onderwijs volgt. Andere inclusieprojecten De toegankelijkheid van toerisme voor personen met een handicap kreeg ook in 2005 bijzondere aandacht. Sinds eind 2005 neemt het Vlaams Fonds deel aan de werking van een zogenaamde referentiegroep bij Toerisme Vlaanderen, waarvan de leden gedachten en informatie uitwisselen over het beleid ter zake. Op die manier blijft het Vlaams Fonds ook structureel betrokken bij dit beleidsdomein. Het Vlaams Fonds herschreef, gericht op personen met een handicap, een conceptnota over levenslang wonen voor allen van de denktank Wonen-Welzijn bij de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. De nieuwe conceptnota zal mogelijk de basis vormen voor verdere besprekingen in dit beleidsdomein met betrekking tot de doelgroep van het Vlaams Fonds. Op het vlak van mobiliteit was het eindseminarie van het Europees actieprogramma COST 349 op 25 oktober in Kortrijk erg succesvol. Dit programma wil beleidsaanbevelingen formuleren op Europees niveau voor een betere toegankelijkheid van autobussen die op lange afstanden worden ingezet (coaches). Het Vlaams Fonds vertegenwoordigde officieel de Vlaamse Gemeenschap in dit programma. 2005 vormde een cruciaal jaar voor de door het Vlaams Fonds erkende en gesubsidieerde vrijetijdswerking voor personen met een handicap. De ministers van Cultuur en Welzijn sloten een samenwerkingsovereenkomst over het vrijetijdsbeleid voor personen met een handicap. Volgens die overeenkomst moet er een registratiesysteem komen om op basis daarvan uit te maken of er en zo ja, welke vrijetijdsactiviteiten moeten overgaan naar het beleidsdomein Cultuur. 2006 geldt daarbij als overgangsjaar. Op 13 december organiseerde het Vlaams Fonds in zijn hoofdkantoor een briefing over het aangepaste erkenningsbesluit voor de twintig erkende vrijetijdsorganisaties. 6.4 Communicatie De communicatiedienst van het Vlaams Fonds heeft de reorganisatie van de externe (en interne1) communicatie voortgezet die ze in 2004 was begonnen. Daarbij moest ze rekening houden met de verschillende doelgroepen: de voorzieningen, de personen met een handicap, de beleidsmakers en de maatschappij in het algemeen. Het ontwikkelde communicatieplan geeft voor elk van die doelgroepen specifieke communicatiedoelstellingen en -kanalen aan. Volstaat het niet één van de bestaande kanalen te herprofileren, dan worden er nieuwe initiatieven opgezet. Het is vooral van belang dat er kernboodschappen worden overgebracht. Alle communicatie-inspanningen rusten op vier basisopdrachten: * Het Vlaams Fonds wil als gangmaker zijn doelgroepen gevoelig maken voor doelstellingen zoals de inclusie van mensen met een handicap. * Het Vlaams Fonds wil informatie klantgericht, op maat van de klant verstrekken: niet alleen om een goed imago te creëren, maar ook om efficiënter te kunnen inspelen op de behoeften van 'de klant' of gebruiker. * Het Vlaams Fonds wil de kennis op het gebied van handicap en welzijn uitdragen die het als centrum van deskundigheid heeft opgebouwd. * Het Vlaams Fonds wil een performante organisatie zijn met een snelle en efficiënte dienstverlening. In 2005 kende het communicatieplan opnieuw een aantal concrete verwezenlijkingen. Vernieuwing communicatiemiddelen De oude website bevat een schat aan informatie, maar is niet gebruiksvriendelijk genoeg en richt zich tot alle doelgroepen tegelijk. Daarom werd er in 2005 een communicatiestrategie bedacht om afzonderlijke websites, met een eigen thuispagina, te ontwikkelen voor de vier doelgroepen: de personen met een handicap, de professionelen van voorzieningen en diensten, de multidisciplinaire teams en de artsen. Voor de eerste groep konden gebruikers al een 'klikmodel' uittesten dat steunt op een vereenvoudigde informatiearchitectuur. Deze eerste site moet in 2006 on line gaan. Intussen werden de nodige voorbereidselen getroffen om op dezelfde manier met de site voor de voorzieningen van start te kunnen gaan. De zeven themafolders met summiere informatie zijn herschreven tot vijf folders over de dienstverlening van het Vlaams Fonds. De oplevering ervan is gepland voor maart 2006. Vooral inhoudelijk zullen de nieuwe folders meer te bieden hebben, maar het gebruik van gepaste foto's moet ook bijdragen tot een positieve beeldvorming van personen met een handicap. In juni 2006 moet vervolgens de nieuwe Handinfo klaar zijn. Een stuurgroep met twee vertegenwoordigers van gebruikers is daartoe samengesteld. Het Vlaams Fonds besliste om zelf mensen en middelen vrij te maken voor een dringend noodzakelijke vernieuwde versie van Handinfo. Handinfo is dan ook een zeer handige en uitgebreide brochure, die personen met een handicap wegwijs maakt in het zorgaanbod. Ook in 2005 ontving het Vlaams Fonds zo'n 6000 vragen om inlichtingen van de bevolking. Om sneller en makkelijker antwoord te kunnen geven, is er een inhoudelijke database ontwikkeld. Daarin kan de communicatiedienst de nodige informatie volgens trefwoord opzoeken, maar zijn ook de meest gestelde vragen gegroepeerd. Om de informatienoden beter te kunnen peilen en daarop efficiënt in te spelen met actieve informatiecampagnes, worden de vragen telkens gecodeerd. Beeldvorming op televisie In samenwerking met het kabinet van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heeft de communicatiedienst stappen ondernomen om de positieve beeldvorming van personen met een handicap op televisie te bevorderen. Op dit ogenblik komen zij nog te eenzijdig aan bod met betrekking tot hun specifieke problemen en te weinig als een gewoon onderdeel van de samenleving. Om hier verandering in te brengen werden om te beginnen gesprekken aangeknoopt met de leiding van zowel de VRT als VMMA. Wat de VRT betreft, heeft dat geleid tot de beslissing om een task force welzijn op te richten, die onder andere tot doel heeft: * de verstrekking van juiste achtergrondinformatie door het Vlaams Fonds over personen met een handicap aan programmamakers; een vast aanspreekpunt voor beide partijen moet een goede informatie-uitwisseling bevorderen; * onderzoeken hoe soaps (en andere amusementsprogramma's) kunnen bijdragen tot een positievere beeldvorming, bijvoorbeeld door personages met een handicap op te nemen; * onderzoeken of er ruimte is voor speciale spots, bijvoorbeeld voorafgaand aan de Europese Dag voor personen met een handicap; * onderzoeken op welke manier het evenement Dag van de Handdruk aandacht kan krijgen. Vlaams minister van Media Geert Bourgeois werd gevraagd om alvast een aantal van deze aandachtspunten op te nemen in zijn gesprekken met de VRT over de nieuwe beheersovereenkomst van de omroep. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 7 - Middelen en mensen Naast een reeks interne verbeteracties ging bij het Vlaams Fonds een project van start dat een houvast moet bieden voor de integriteit van de eigen diensten. In het kader van nog een ander project begonnen de eerstelijnsverantwoordelijken aan een opleiding om hun leidinggevende kwaliteiten te verbeteren. Een aantal voorzieningen ondergingen verbouwingen of andere vernieuwingen. De dienst informatica legde er zich op toe applicaties in te schakelen voor e-government. 7.1 Medewerkers Overeenkomstig het nieuwe personeelsplan, goedgekeurd in maart 2005, steeg het aantal statutaire functies van 297 naar 322. 25 permanente contractuele functies gingen daartoe over in vastbenoemde functies. Ten gevolge van een wervingsstop en een budgettaire besparing op de weddekredieten was de personeelsbezetting in 2004 minder volledig dan de jaren voordien: in totaal had het Vlaams Fonds 266 vastbenoemde en 102 contractuele personeelsleden in dienst. 19 contractuele personeelsleden vervulden permanente taken die het nieuwe personeelsplan als statutaire functies aanduidde. Deze mensen waren belast met de persoonlijke-assistentiebudgetten, het wetenschappelijk onderzoek en de expertise en kennisontsluiting inzake hulpmiddelen. Een vacature in deze diensten zal, via interne overplaatsing of externe werving, telkens een statutaire invulling krijgen. Daarnaast waren er contractuele personeelsleden actief in langlopende tewerkstellingsprojecten, zoals de VDAB-conventies, en ter vervanging van personeelsleden met langdurig verlof, bijvoorbeeld wegens loopbaanonderbreking of uitstapregeling, of omdat ze aangetrokken zijn om tijdelijke achterstand weg te werken. Eind 2005 had het Vlaams Fonds ook acht startbaners in dienst. Niet al het personeel van het Vlaams Fonds werkte voltijds. In totaal is het personeelsbestand goed voor 318,2 voltijdse eenheden (VTE): 228,7 vastbenoemden en 89,5 contractanten. Uitstapregeling en wervingsstop Het personeelsbeleid van het Vlaams Fonds had zoals in de voorgaandejaren te kampen met de gevolgen van een opgelegde uitstapregeling en wervingsstop. Van de 23 medewerkers die in 2003 gebruik maakten van de uitstapregeling voor 56- plussers, stonden er eind 2005 nog acht op de loonlijst van het Vlaams Fonds. De instelling moet 70 procent van hun loon uitbetalen en kan dus voor elke vervanger maar 30 procent van het budget voor een voltijdse baan gebruiken. Voor belangrijke vervangingen sprak het Vlaams Fonds de personeelskredieten aan van minder cruciale functies, die daardoor tijdelijk oningevuld bleven. De wervingsstop die de Vlaamse Regering eind 2004 afkondigde voor de volledige Vlaamse overheid, leidde bijhet Vlaams Fonds tot een besparing van 1,86 procent op het personeelsbudget, ofwel acht niet ingevulde plaatsen (die niet noodzakelijk steeds dezelfde waren). Met name legde dit druk op de vlotte dossierbehandelingen in verschillende provinciale afdelingen. Het Vlaams Fonds geeft hoe dan ook steeds voorrang aan de invulling van de vacatures die te maken hebben met de individuele dienstverlening aan personen met een handicap. Maar ook de extra krachten dáárvoor heeft men om de vermelde redenen niet kunnen inzetten. Intussen is de wervingsstop, die oorspronkelijk zou lopen tot eind 2005, voor onbepaalde duur verlengd. Personeelsbewegingen Ten gevolge van de wervingsstop en de aflopende uitstapregeling zijn er slechts twaalf nieuwe personeelsleden in dienst genomen, van wie negen contractanten. Er vloeiden dertien contractanten af. Onder de vastbenoemde personeelsleden waren de personeelsbewegingen nog beperkter: negen vastbenoemden gingen uit dienst van wie acht met pensioen), drie kwamen erbij (allen voormalige contractanten). Doelgroepen en gelijke-kansenbeleid Bij het Vlaams Fonds werkte in 2005 één vrouw op directieniveau, wat in de Vlaamse ambtenarij (en elders) nog altijd uitzonderlijk is. Voor de rest vertoont het Vlaams Fonds het gemiddelde profiel van een administratie. In het geheel telt de instelling meer vrouwelijke dan mannelijke personeelsleden, met name op C-en D-niveau. Op A-niveau zijn de vrouwen nog ondervertegenwoordigd, op B-niveau liggen de verhoudingen ongeveer gelijk. Het valt overigens op dat mannen meer aan opleidingen deelnemen dan vrouwen en dat die opleidingen doorgaans duurder zijn. Ook maken vrouwen het merendeel van de deeltijdse krachten en de contractanten uit. Personen met een handicap zijn op alle niveaus vertegenwoordigd in het Vlaams Fonds en maakten naar schatting 5,3 procent van het personeelsbestand uit; wat meer is dan in andere overheidsdiensten en vermoedelijk zelfs een lichte onderschatting. Of iemand al dan niet een handicap heeft, is niet altijd officieel bekend. Het behoort tot de persoonlijke levenssfeer die bij wet beschermd is. Personen van allochtone afkomst krijgen sinds 2003 extra kansen, onder meer via het stelsel van de startbanen. In totaal had het Vlaams Fonds in 2005 tien personen van allochtone afkomst in dienst. Ook dat is in vergelijking met andere overheidsdiensten een behoorlijke score. De allochtone werknemers van het Vlaams Fonds zijn zonder uitzondering 25 tot 35 jaar oud. Een startbaan is voor hen een mooie werkervaring, maar door de wervingsstop hebben ze weinig uitzicht op een langdurige tewerkstelling. Door de 'upgrading' van de startbanen van D naar C telt de allochtone doelgroep nu wel meer vertegenwoordigers op C-niveau. Project integriteit Na het Visa-incident van de stad Antwerpen in 2002/2003 kwam 'integriteit' in de schijnwerpers te staan. Eind 2004 besloot de directie van het Vlaams Fonds tijdens een studiedag hierover, intern een project integriteit te starten. De bedoeling was het begrip kenbaar en bespreekbaar te maken, een houvast te bieden voor problemen die in dat verband kunnen rijzen, kortom de integriteit van het Vlaams Fonds als geheel en van zijn individuele medewerkers te bevorderen. Onder begeleiding van een stuurgroep werden in 2005 de integriteitsrisico's per dienst en per procedure bepaald. Discussies en dilemmatrainingen verduidelijkten wat het begrip integriteit precies inhield. Dat proces leidde tot de opmaak van een deontologische code, die elke dienst nalas en waarop iedereen zijn opmerkingen kon geven. Na bestudering van de opmerkingen zal de stuurgroep in de eerste maanden van 2006 een definitieve versie voorstellen, vergezeld van een lijst van terugkerende vragen. Met dit initiatief liep het Vlaams Fonds ook vooruit op de beleidsnota bestuurszaken van minister Bourgeois. Daarin omschrijft hij in hoofdstuk 5 integriteit als een sluitstuk voor een beter beleid. Projecten HRM, leiderschap en vorming Na de tevredenheidsenquête bij het personeel in 2003 richtten Human Resources en directie in 2004 een werkgroep HR op. Die besprak de opdracht van en de visie op het personeelsbeleid in het Vlaams Fonds, en omschreef die daarna als volgt: 'Het HR­beleid heeft tot doel op basis van haar organisatiedoelstellingen de nodige mensen en competenties te identificeren, te selecteren, optimaal in te zetten, te beheren en verder te ontwikkelen. Om onze opdracht goed te kunnen invullen streven we naar een positief arbeidsklimaat met respect voor ieders eigenheid.' Beslissingen inzake personeelsbeleid worden sindsdien systematisch getoetst aan deze missie. Dezelfde tevredenheidsenquête leidde onder andere ook tot de start van een meerjarenproject dat de leidinggevende kwaliteiten van alle lijnverantwoordelijken bij moet schaven en verder ondersteunen. Daartoe krijgen ze naast een opleiding en een training, een persoonlijke begeleiding door een externe coach. De directie, de hoofden van de provinciale afdelingen en het hoofd van het Kennis-en Ondersteuningscentrum beten de spits af in december 2005. Terwijl hun opleiding verder loopt tot eind 2006, zullen andere groepen leidinggevenden eraan beginnen. Om een stimulans te geven aan de vormingsprojecten en de persoonlijke ontwikkeling van de medewerkers beter te kunnen structureren, ging er een werkgroep vorming van start met de opdracht vanuit de basis voor een vernieuwende blik en dito invalshoeken te zorgen. Interne doorlichting en kwaliteit In 2005 voerde de dienst interne audit van de Vlaamse administratie een vervolgaudit uit bij het Vlaams Fonds. De bedoeling was te onderzoeken in hoeverre de in de oorspronkelijke audit geformuleerde aanbevelingen reeds in praktijk waren gebracht. Aan de hand van de door het Vlaams Fonds verstrekte informatie en documentatie kon de dienst interne audit aan de Vlaamse Regering rapporteren dat aan nagenoeg alle aanbevelingen reeds het gepaste gevolg was gegeven. Na de tevredenheidsenquête bij het personeel in 2004, besliste het bestuur van het Vlaams Fonds in 2005 geen nieuwe enquêteronde te houden. Anders waren in 2005 opnieuw de rechtstreekse klanten van het Vlaams Fonds bevraagd geweest. De directieraad besliste daarentegen voorrang te geven aan een reeks verbeteringsacties op basis van de indicaties uit het laatste tevredenheidsonderzoek,waarbij de eigen personeelsleden van het Vlaams Fonds werden bevraagd. Een extern bureau begeleidde de systematische uitvoering van die verbeteracties. Over de vorderingen en de resultaten werd uitvoerig bericht aan zowel de betrokken diensten als het hele personeel. Tegelijk kreeg de kwaliteitscoördinator van het Vlaams Fonds de opdracht de stand van zaken te evalueren van de eerdere verbeteringscampagnes op het gebied van e-mailverkeer en van 'onthaal van nieuwkomers'. Eind 2005 verrichte de kwaliteitscoördinator van het Vlaams Fonds ook een voorbereidend onderzoek naar de voorwaarden voor een nieuwe tevredenheidsmeting in 2006. De uitvoering van deze enquête naar de kwaliteit van de dienstverlening van het Vlaams Fonds zal afhangen van de snelheid van de bestuurlijke hervormingen in de Vlaamse administratie. Interne communicatie Omdat interne communicatie even belangrijk is als externe, is er werk gemaakt van een intern communicatienetwerk. Daartoe wordt gewerkt met antennes (of'ankerpunten') in elke dienst van het Vlaams Fonds en elke provinciale afdeling. Ze informeren de communicatiedienst, wat bijvoorbeeld de invulling van de vernieuwde websites ten goede komt, maar ze doen omgekeerd ook dienst als boodschappers. Als de communicatiecel of directie mededelingen willen overbrengen, kunnen zij hiervoor worden aangesproken. Als personeelsmagazine heeft Dag Collega de plaats moeten ruimen voor Blikveld. Het nieuwe blad verschijnt in 4 kleuren op 16 pagina's van kwaliteitsdruk, met een andere lay-out, die in handen is van een extern bureau. Blikveld steunt bovendien op een nieuw inhoudelijk concept, met korte artikels die inspelen op de vragen van de personeelsleden. Prikkelende titels, citaten om de tekst te verluchtigen, aantrekkelijke foto's, de opdeling van langere teksten... kortom, Blikveld wordt gemaakt als een modern magazine. Sociale Dienst De sociale dienst van het Vlaams Fonds heeft tot doel haar rechthebbenden individueel of collectief materiële en niet-materiële hulp te verlenen die zij in hun beroeps- of privéleven nodig hebben. Wat de collectieve hulp betreft, bestaat er een uitgebreide subsidiëring van cultuur- en vrijetijdsinitiatieven, vooral op het gebied van jeugdwerking (schooltoezicht, speelpleinwerking, schoolreizen,jeugdvakanties, inschrijvingen hoger onderwijs). Daarnaast organiseert de sociale dienst elk jaar een eenvoudig maar gesmaakt personeelsfeest en een uitstap voor haar senioren. Voor die laatste groep draagt de dienst ook bij in de kosten van de hospitalisatieverzekering en voor culturele activiteiten. Wat de individuele bijstand betreft, ging er in 2005 bijzondere aandacht naar de medische kosten: * De bestaande teksten met duiding en richtlijnen werden voor de nieuwsbrief ter zake grondig nagelezen en verbeterd. * De regels, of voorwaarden, werden volledig verwerkt in een berekeningsprogramma, zodat de potentiële aanvrager zelf kan uitrekenen of hij in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. * Een derde forfait is toegevoegd om beter tegemoet te komen aan de hoogste noden. * De mogelijkheid werd onderzocht om over te gaan naar een collectieve verzekering voor medische kosten. De sociale dienst werkte in 2005 mee aan de verbetering van de cursus ter voorbereiding van de pensionering. Dit deed ze in samenwerking met de sociale diensten van Kind en Gezin en de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen, de personeelsdiensten van de Scheepvaart en de dienst Waterwegen en Zeekanaal. De nieuwe hospitalisatieverzekering voor de personeelsleden van de Vlaamse administratie zorgde eind 2005 voor heel wat beroering onder de personeelsleden. Op 16 september besliste de Vlaamse regering na een openbare aanbesteding om de hospitalisatieverzekering te gunnen aan Fortis AG. De basispolis blijft hierdoor gelijk, maar de éénpersoonskamer is niet langer opgenomen in de verzekering en voor alle schadegevallen geldt voortaan een franchise. De sociale diensten betreuren dat zij geen enkele inbreng hebben gehad bij deze beslissing en voor een voldongen feit werden geplaatst. De sociale dienst van het Vlaams Fonds heeft aandachtig alle wijzigingen en nieuwigheden gevolgd. De eigen personeelsleden werden uitgebreid gebrieft en geïnformeerd. Tenslotte heeft de sociale dienst in 2005 25 personeelsleden met 25 jaren dienst en 11 personeelsleden met 35 jaren dienst in de bloemetjes gezet. Beter Bestuurlijk Beleid: naar een herschikking van het personeelsbestand Naar alle verwachting zal de operatie Beter Bestuurlijk Beleid van de Vlaamse overheid in 2006 van start gaan. Een aantal taken van het Vlaams Fonds gaat daarbij over naar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB), naar het departement Tewerkstelling en Sociale Economie bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en naar twee op te richten agentschappen: de Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, en het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Hoeveel personeelsleden die overdracht van bevoegdheden volgen, was eind 2005 nog niet volledig duidelijk. Ook voor de ondersteunende functies lagen er nog geen exacte cijfers vast. Vast staat wel dat het Vlaams Fonds een nieuw, afgeslankt en herschikt personeelsplan moet opstellen. Voor de personeelsleden met een overplaatsing in het vooruitzicht naar een andere, soms nog niet meegedeelde entiteit wogen de blijvende onduidelijkheden het zwaarst. Daarbij kwam de beslissing van de Vlaamse overheid om de aanvang van de operatie van 1 januari naar 1 april 2006 te verschuiven. Personeelsleden gingen door deze toestand het lot in eigen handen nemen door zelf naar andere afdelingen, entiteiten of werkgevers over te stappen. Het blijft de bezorgdheid van het Vlaams Fonds om de overgangsperiode zo vlot mogelijk te laten verlopen. 7.2 Logistiek Patrimonium Het onthaal in de hoofdzetel kreeg een vernieuwingsbeurt en werd toegankelijker, klantvriendelijker en veiliger. Wegens de hardheid van het water in Brussel werd er in het gebouw ook een ontkalker geplaatst. De oude kopieermachine moest plaats maken voor een nieuwe met nieuwe technologieën en een hogere kopieersnelheid. De verbouwingswerken in de provinciale afdeling in Brugge werden afgerond, met een aangenamere werkomgeving op de eerste en tweede verdieping als resultaat. Het nieuwe reftermeubilair zorgde voor een bijkomende verfraaiing. Door die veranderingen was het ook nodig om de elektriciteitstoevoer te versterken. In de provinciale afdeling van Oost-Vlaanderen werd de rookruimte overdekt en kwamen er buiten twee zitbanken. Als maatregelen tegen vandalisme kreeg de airco-installatie een omheining en de toegang tot de kantoren een schuifhek dat buiten de diensturen kan gesloten worden. De Limburgse afdeling kreeg een onthaalbalie die toelaat bezoekers gastvrijer te ontvangen en een beter toezicht te houden op de ingang van het gebouw. In de provinciale afdeling van Vlaams-Brabant werd de toegang via de garage beveiligd met een veiligheidsdeur. Een paniekklink laat toe dat die uitgang in geval van een noodevacuatie steeds kan gebruikt worden. Aankoopbeleid Door bijkomende informatieverstrekking bij wijzigingen van de regelgeving stegen de frankeerkosten behoorlijk. De uitgaven voor kantoorbenodigdheden daalden dan weer opvallend dankzij een bewustere aankooppolitiek met betere prijsvergelijkingen. Werkomgeving Het beleid had blijvende aandacht voor de algemene veiligheid, de ergonomie van de werkomgeving en de psychosociale belasting van de werknemers. Milieu De sortering en de afvoer van het afval werden verbeterd, maar de meeste aandacht ging naar energiebesparende maatregelen. Er werd gestart met een energieboekhouding door alle gegevens te verzamelen die momenteel beschikbaar zijn. 7.3 ICT Werken aan e-government Op basis van de in 2004 ontwikkelde nieuwe ICT-architectuur testte de dienst informatica de eerste volledige internet-applicaties. Binnen het korte tijdsbestek van twee maanden ontwikkelde één ontwikkelaar een toepassing voor het onderzoeksproject zorggradatie (zie hoofdstuk 3, zorg) waarmee 17.000 personen met een handicap in vier maanden tijd opnieuw ingeschaald werden. De nieuwe ICT-architectuur, die draait op de platformonafhankelijke en flexibele programmeertaal Java, blijkt bijzonder goed te werken. Omdat de rol van e- government in de nabije toekomst alleen maar zal groeien, deed de dienst informatica ook het nodige om de dragende infrastructuur, en dan met name het netwerk, verder uit te breiden, te versterken en te beveiligen. Integratie van applicaties en zorgregie Naast de toepassing zorggradatie, die eigenlijk een stresstest vormde voor de architectuur, werden nog een aantal andere web-applicaties ontwikkeld, bedoeld voor zorgregie en om een aantal verouderde lokale modules te vervangen, zoals de registratie van opnames in de instellingen, de registratie van de bijhorende koststaten en een registratie van de dagprijzen voor de instellingen van de openbare besturen en ambulante diensten. Deze applicaties zullen begin 2006 een grondige test ondergaan. Kwaliteitsverhoging van de rapportering In 2005 leverde de dienst informatica een extra inspanning om de kwaliteit van de rapportering te verhogen. Dit hield de nodige acties in overleg met de verschillende diensten in, om de gegevens in de databanken verder uit te zuiveren en te integreren. Hierdoor versnelde niet alleen de afhandeling van de dossiers voor de instellingen aanzienlijk, maar kon ook de bevraging van de voorzieningen behoorlijk verminderen. Ook al werden met betrekking tot Feniks intussen een aantal belangrijke stappen gezet, toch blijven er in dit nieuwe systeem voor de dossierbehandeling nog enkele grote domeinen uit te zuiveren, zoals de stoorniscodes en de betalingen. Gevolgen van Beter Bestuurlijk Beleid De hervormingen in het kader van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid hebben ook belangrijke gevolgen voor de informatica. Een belangrijk aantal taken, in hoofdzaak die van de professionele integratie, moeten overgaan naar andere bestaande of op te richten agentschappen. Voor een vlot verloop daarvan werden de nodige applicaties ontkoppeld. Er werden ook praktische afspraken gemaakt over de overdracht. Andere toepassingen op stapel De volgende jaren zullen de meeste Vlaams Fonds-toepassingen naar webapplicaties verhuizen om aan de noden van e-government te kunnen voldoen. Bovendien zijn een aantal toepassingen aan een grondige herziening toe, zoals die voor de betalingen en die voor de erkenning van voorzieningen. Hierbij zal de nadruk liggen op de graad van flexibiliteit bij wijzigingen van de regelgeving. In 2006 zullen de meeste ontwikkelingsinspanningen bij de zorgregie plaatsvinden, zodat de nieuwe applicatie medio 2007 volledig gebruiksklaar is. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 8 - Vlaams Fonds financieel De dienst boekhouding hield zich vooral bezig met de afwerking van een aantal recent opgestarte nieuwigheden en tools voor een betere gegevensverwerking. Voor sommige sectoren kwamen er extra begrotingsmiddelen zodat in deze sectoren de achterstallen grotendeels werden uitbetaald. Op 7 mei 2004 werd het Comptabiliteitsdecreet goedgekeurd dat de begroting, de boekhouding, de subsidiecontroles en de controle door het Rekenhof regelt voor de volledige Vlaamse overheid zoals die er na de operatie Beter Bestuurlijk Beleid zal uitzien. In afwachting van de uitvoeringsbesluiten van het decreet gelden voorlopig de oude regels uit het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 1997. Het Vlaams Fonds voert reeds lang een bedrijfseconomische boekhouding naast een geïntegreerde budgettaire boekhouding met analytische componenten en een kostprijsanalytisch luik dat nog verder wordt uitgebouwd. Door het Comptabiliteitsdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten legt de Vlaamse overheid nu meer de nadruk op de bedrijfseconomische boekhouding. Zodra het Comptabiliteitsdecreet in werking wordt gesteld, zal de indiendatum van de jaarrekening worden vervroegd van 15 maart naar 1 maart. 8.1 Werking van de dienst boekhouding De dienst boekhouding heeft zich in 2005 vooral bezig gehouden met de verdere afstelling en voltooiing van een aantal recent gestarte nieuwigheden. ECO-module Deze module bevat een uitgebreid artikelenbestand, geordend in een logische structuur met drie niveaus: families, producten en artikels. Bij de bestelling van een artikel verricht het boekhoudprogramma automatisch voorgeprogrammeerde boekingen volgens correcte boekhoudkundige gegevens (begrotingsartikel, kostensoort,...). Dit beperkt de manuele fouten en ondersteunt nog beter het aangaan van 'verbintenissen'en de begrotingsopvolging. Op termijn kan ook het voorraadbeheer via deze module gebeuren. Het parametreren van de ECO-module werd al in de loop van 2004 voltooid. Begin 2005 kon de ECO-module daardoor onder begeleiding van de boekhouding in de logistieke diensten vlot van start gaan. In de loop van het jaar vulden die diensten de module vervolgens verder aan met zowel nieuwe producten en artikels als bijkomende leveranciersgegevens. Het beheer van de boekhoudkundige parameters en de productfamilies blijft wel in handen van de boekhouding. Voor de dienst informatica kan de ECO-module hopelijk in 2006 worden ontwikkeld en van start gaan. De dienst boekhouding zal ook onderzoeken of ze zal gekoppeld worden aan de IMMO-module, waarbij de boekhoudkundige inventaris automatisch wordt bijgewerkt bij de aankoop van een inventarisgoed. IMMO-module Deze tool, gekoppeld aan het boekhoudprogramma, zorgt voor het geïnformatiseerde beheer van de opmaak, van de bewegingen in de inventaris (aankopen, verkopen, buitengebruikstellingen,...) en van de afschrijvingen in zowel de IMMO-module als in het boekhoudpakket. Al sinds 2002 levert de IMMO-module een serieuze tijdsbesparing op. In 2003 werd ze verder ontwikkeld, waardoor in 2004 de gegevensverwerking in 'real time' verliep volgens de nieuwe procedures (weliswaar beperkt binnen de richtlijnen van het boekhoudbesluit). De koppeling aan de ECO-module werd om technische redenen uitgesteld tot 2006. Personeelsbeheerssysteem Voor de personeelszaken wordt sinds 2004 gebruik gemaakt van het personeelsbeheerssysteem Easypay, waaraan een informatica-technisch zelf ontwikkeld boekhoudkundig luik gekoppeld is. In 2005 heeft de dienst boekhouding nog heel wat begeleidend en controlewerk verricht om het ersoneelsbeheerssysteem en het boekhoudkundig luik op elkaar af te stemmen. De parametrage werd verder uitgebreid (o.a. met negatieve regularisaties en bijkomende journalen), controleschema's ontworpen en procedures uitgeschreven,... Dit alles ter ondersteuning van de personeelsdienst en conform de boekhoudkundige behoeften, met het oog op efficiënte en snelle controles, snelle rapportering... Betaalinterface Feniks De boekhouding heeft de laatste jaren actief meegewerkt aan het analyseren, toepassen en praktisch begeleiden van een nieuwe interface voor de uitbetaling van voorschotten en afrekeningen van de persoonlijke-assistentiebudgetten en voor de residentiële sector. In de loop van 2006 zal deze (betaal)interface in het Feniks-systeem, dat de dossiers van alle cliënten van het Vlaams Fonds beheert, ook voor andere materies van start gaan. Het betalingsklaar krijgen van het onderdeel financiën heeft, door de zorgvuldigheid die erbij kwam kijken, heel wat tijd gevergd van de dienst boekhouding. Mede door de omvang van de overige taken van de dienst en de verscheidenheid van de diverse materies, zal de interface dan ook pas begin 2006 voor de laatste items in werking zijn gesteld. Verder zijn nog diverse andere technische processen in de loop van 2005 verder in orde gebracht, zoals de gecodeerde dagafschriften, het geglobaliseerd afpunten en de dubbele en gelinkte derden. Beter Bestuurlijk Beleid Naar het jaareinde toe heeft de voorbereiding tot de operatie Beter Bestuurlijk Beleid de dienst boekhouding in beslag genomen. De overheveling van bevoegdheden naar de VDAB en het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie (VSAWSE) had immers ook gevolgen op boekhoudkundig vlak. Zo werden er afzonderlijke bankrekeningen en afzonderlijke vestigingen in de boekhouding geopend om reeds vanaf 1 januari 2006 de betaalstromen van de respectievelijke agentschappen, en daarmee ook hun afsluitings- en heropeningsbalansen, gescheiden te kunnen houden. Om anderzijds de continuïteit in het betalingsverkeer in 2006 te verzekeren, werden de nodige boekhoud- en aanleunende informaticatechnische gegevens al overgedragen aan de ontvangende entiteiten. Bovendien werden heel wat vragenlijsten met financiële technische en budgettaire inslag beantwoord. 8.2 Begroting Een begroting is een jaarlijkse schatting van de ontvangsten en uitgaven voor het volgende jaar. In de bijhorende beleidsbrief geeft de bevoegde minister een overzicht van de manier waarop de begroting wordt uitgevoerd tijdens het lopende begrotingsjaar, en (dus) van het beleid dat hij of zij tijdens het volgende begrotingsjaar wil voeren. Algemeen De begroting van het Vlaams Fonds wordt in de vorm van twee tabellen ter goedkeuring aan het Vlaams Parlement voorgelegd. Ze moet kaderen in de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap: de schatting van de ontvangsten van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest voor het volgende jaar. Daarnaast wordt ze samen met alle andere ontwerpen ingediend in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, waarin de geschatte uitgaven van het volgende jaar opgenomen zijn. De begroting van het Vlaams Fonds maakt er deel uit van de administratieve begroting. Door een begroting in te dienen, krijgt het Vlaams Fonds de goedkeuring om bepaalde uitgaven te verrichten binnen de marge die voor elk begrotingsartikel is voorzien. Het Vlaams Fonds kent vier grote categorieën: * de statutaire opdrachten, * de personeelsuitgaven, * de werkingsuitgaven, * de eigen investeringen. Daartegenover staan de eigen ontvangsten van het Vlaams Fonds en de dotaties die het van de Vlaamse regering uit de algemene uitgavenbegroting doorgestort krijgt. Op die manier heeft het Vlaams Fonds altijd een begroting in evenwicht. Binnen een dienstjaar kunnen op welbepaalde momenten aanpassingen gebeuren aan de voordien ingediende cijfers, met name bij de begrotingscontrole en op het moment van de begrotingsherzieningen. Telkens kan het Vlaams Fonds dan de inkomsten herberekenen of nieuwe uitgaven plannen, maar moet het ook de wijzigingen uitvoeren die opgelegd worden door de voogdijminister. Als hierdoor de dotaties wijzigen, moet de Vlaamse regering daar voorafgaandelijk akkoord mee gaan. De begroting bestaat voorts uit twee belangrijke onderdelen: de middelen voor constant beleid en nieuwe beleidskredieten. In het constant beleid worden alle reglementeringen uitgevoerd en becijferd die door een besluit van de Vlaamse regering of een decreet werden opgelegd. Voor het nieuw beleid worden bijkomende middelen ingeschreven. Die omvatten de accenten die de voogdijminister in een bepaald jaar wenst gerealiseerd te zien. Onderverdeling Sinds 1993 is de begroting van het Vlaams Fonds meer dan verdubbeld: van omgerekend ongeveer 518 miljoen euro naar 1.191 miljoen euro. De reële groei, dus zonder de inflatie-aanpassingen, bedroeg over deze periode bijna 10 procent er jaar. In totaal geeft het Vlaams Fonds 2,38 procent van zijn budget uit aan apparaatskredieten: werkingsmiddelen, personeelsomkadering en eigen investeringen. De rest van het budget gaat naar statutaire uitgaven. Voor de inschrijvingsprocedure en aanverwante uitgaven wordt 7,6 miljoen euro voorbehouden. Het overgrote deel van de subsidiëring, 769,6 miljoen euro, gaat naar de residentiële zorgvoorzieningen. Het budget voor de ambulante voorzieningen bedraagt 48,9 miljoen euro. De sector tewerkstelling is goed voor 231 miljoen euro, waarvan het overgrote deel doorgestort wordt naar de beschutte werkplaatsen, maar op individueel niveau ook wordt toegekend in het kader van de CAO26-regeling en de Vlaamse Inschakelingspremie. Nog op individueel vlak komen daarna de Individuele Materiële Bijstand en de PAB-subsidies, goed voor een totaal van 56,6 miljoen euro. De rest van de subsidiëring wordt verdeeld over opleiding, revalidatiecentra en diverse semi-gereglementeerde toelagen, waaronder de centrale registratie van zorgvragen, de projecten gezinsondersteuning en vrije tijd en Europese projecten. Tegenover de uitgaven staan de eigen ontvangsten van het Vlaams Fonds, die voor het merendeel bestaan uit terugvorderingen op de uitgavenstromen die hiervoor werden beschreven. Vanaf dit jaar worden ze stilaan aangevuld met de ontvangsten uit de wettelijke subrogatieregeling (momenteel nog een vrij summier effect), waardoor een deel van de kostprijs kan worden teruggevorderd van verantwoordelijke derde personen. Die eigen ontvangsten worden aangevuld met de verschillende dotaties uit de Vlaamse Gemeenschap. Bij het tweede bijblad werd 60 procent van de aanvullende investerings- en werkingsmiddelen 2005 ingevolge het doorstorten van een gedeelte van de winst van de Nationale Loterij, bij de dotaties ingeschreven. Begrotingstechnisch werd ook de overdracht van het gedeelte van het vorige dienstjaar geregeld. Dat gedeelte was voor het einde van 2004 voorzien, maar de effectieve betaling vond pas een jaar later plaats. Tegen het jaareinde werd tenslotte het resterende gedeelte van 40 procent bij de winstverdeling van 2004 ingeschreven. Nieuw beleid en extra begrotingsmiddelen Uitbreidingsbeleid De laatstejaren ging het meeste geld voor het nieuwe beleid voornamelijk naar het uitbreidingsbeleid in de zorgsector. In 2004 werd op jaarbasis 20,6 miljoen euro extra voorzien aan werkingsmiddelen voor de programmatie van 1.021 plaatsen in de (semi)residentiële en ambulante voorzieningen en van 195 PAB-budgetten. In 2005 is die inspanning voortgezet. Aan de extra budgetten van 2004 is 22,5 miljoen euro op jaarbasis toegevoegd. Ongeveer 16 miljoen euro daarvan gaat naar de residentiële en ambulante sector en 5,6 miljoen euro naar extra PAB- budgetten. 920.000 euro is bestemd voor omkadering en de gelijkschakeling van personeelsbarema's in de residentiële en ambulante sector. Aangezien de extra plaatsen niet onmiddellijk gerealiseerd worden, wordt het uitgetrokken geld ook niet onmiddellijk uitbetaald. Dat was evenmin het geval in 2004. In de begroting 2005 is daarom het resterende batig saldo terug te vinden van de begrotingsuitvoering 2004 (na overdracht van belaste sommen naar het dienstjaar 2005), samen met een eerste schijf uit de 22,5 miljoen euro nieuw beleid: 7,5 miljoen euro voor een opstap van 4 maanden met ingang van 1 september 2005. Inhaalbeweging uitbetalingen In de residentiële sector was het begrotingsdienstjaar 2005 er één van consolidatie maar ook van continuïteit. Met de gevraagde begrotingskredieten werden de maandelijkse wettelijke voorschotten uitbetaald en konden ook de afspraken met de sector van maart 2004 volledig worden uitgevoerd. Zo werden de afgewerkte dagprijsdossiers 2002 financieel volledig verwerkt, samen met 50 procent van de dagprijsdossiers 2003. Het Vlaams Fonds ijvert er verder voor om deze termijnen nog met zes maanden in te korten, maar is afhankelijk van de begrotingsinstanties die daarvoor meer financiële middelen moeten vrijmaken. Ten aanzien van de sector beschutte werkplaatsen was het mogelijk om, uitsluitend door interne verschuivingen binnen de statutaire kredieten, de administratieve achterstand in de afrekening van het tweede kwartaal 2004 volledig weg te werken. Daardoor kan deze sector in 2006 zonder problemen worden overgeheveld naar het Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie in het kader van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid. Voor de onderdelen van het Vlaams Fonds die worden overgedragen naar de V.D.A.B., zijn alle begrotingstechnische elementen volledig in orde. 8.3 Uitvoering van de begroting In afwachting dat het Comptabiliteitsdecreet van 7 mei 2004 in voege treedt en de bijhorende uitvoeringsbesluiten de implicaties voor de boekhouding duidelijk zullen maken, blijft het 'besluit van de Vlaamse regering van 21 mei 1997 betreffende een geïntegreerde economische boekhouding en budgettaire rapportering voor de Vlaamse openbare instellingen' van kracht. Sinds 1998 moeten alle Vlaamse openbare instellingen (VOI's) zowel een uniform budgettair en economisch boekhoudplan als een uniforme rapportering en jaarrekening hebben. Wat het begrotingsplan betreft, volgen de VOI's vanaf het boekjaar 1999 voor hun budgettaire uitgaven-en ontvangstenrekeningen de ESR-classificatie (Europees Systeem van Rekeningen). De tegemoetkomingen aan de instellingen voor minder- validen worden in de ESR-classificatie beschouwd als sociale uitkeringen in natura (ESR-code 34.32: 'Inkomensoverdrachten aan de gezinnen -Uitkeringen in natura'), aangezien ze het aandeel ten laste van de gezinnen verlichten. De overige, rechtstreekse tegemoetkomingen ten gunste van de minder- validen vallen onder de ESR-code 34.31, 'Inkomensoverdrachten - Geldelijke uitkeringen'. In het rekeningstelsel van de begrotingsboekhouding van het Vlaams Fonds hebben de statutaire materies, weliswaar met een link naar de ESR'95-code, een eigen functionele indeling. Bij het Vlaams Fonds zelf wordt de limitativiteit van de begrotingskredieten dus op meer functionele basis opgevolgd, terwijl de hogere begrotingsoverheden voortaan meer de nadruk leggen op de kredietbeperking op ESR-niveau. De jaarrekening 2005 werd door de Raad van Bestuur op 14 maart 2006 vastgesteld en goedgekeurd. Ontvangsten Begrote en gerealiseerde ontvangsten Eind 2005 bedroeg het totaal van de geboekte ontvangsten van het Vlaams Fonds 1.189,8 miljoen euro. In het aanpassingsblad tot de begroting 2005 werden de begrote ontvangsten (1.191,3 miljoen euro) voor 99,9 procent gerealiseerd. De overdracht uit voorgaande jaren (9,619 miljoen euro) inbegrepen, werd er dus een minderontvangst van 1,5 miljoen euro genoteerd. Die minderontvangsten betreffen voornamelijk: * -0,5 miljoen euro voor 'Terugvorderingen Beschutte Tewerkstelling', * -0,4 miljoen euro voor 'Terugvorderingen Ambulante sector', * -0,5 miljoen euro voor 'Terugvorderingen gereglementeerde en niet- gereglementeerde toelagen', ingevolge lager dan verwachte terugvorderingen voor 'ESF-projecten inzake Professionele Integratie'. Anderzijds werden op sommige posten ook meerontvangsten geboekt, voornamelijk ingevolge terugvorderingen van statutair uitbetaalde voorschotten, met name voor het persoonlijke­assistentiebudget (+ 0,3 miljoen euro) en de residentiële sector (+ 1,8 miljoen euro). Werkingstoelagen van de Vlaamse gemeenschap In 2005 heeft het Vlaams Fonds 1,1 miljoen euro dotaties ontvangen van de Vlaamse gemeenschap, waaronder 2,7 miljoen euro in het kader van het Vlaams Social Profit Akkoord (VIA-werkdruk en anomalieën). Verder werd een subsidie van 6,5 miljoen euro ontvangen uit de winstverdeling van de Nationale Loterij. Als gevolg van het Lambermontakkoord gaan de subsidies van de Nationale Loterij sinds 2002 via de Vlaamse overheid naar de instellingen uit de sociale en culturele sector. Het betreft zowel subsidies voor werkingstoelagen als investeringstoelagen. De toelagen van de Vlaamse gemeenschap maken samen 95,7 procent uit van het totaal van de ontvangsten en vormen daarmee de voornaamste inkomstenbron van het Vlaams Fonds. Andere inkomensoverdrachten van de Vlaamse overheid De VDAB stelde 2 miljoen euro ter beschikking voor het personeel met een Gesco- statuut in de voorzieningen die door de dienst Zorg worden gesubsidieerd. Opbrengsten uit beleggingen In 2005 werden slechts 651.000 euro opbrengsten uit beleggingen toegewezen door het Centraal Financieringsorgaan van de Vlaamse Gemeenschap (CFO). Het betreft de intresten voor 2004 die traditioneel pas in het derde kwartaal van het daaropvolgende jaar officieel worden bekendgemaakt en geboekt. De Vlaamse Regering beschouwt deze inkomsten niet langer als inkomsten uit beleggingen maar als een extra financiële dotatie en spreekt voortaan enkel van 'dotatie financiële rekeningen'. Diverse ontvangsten Globaal werd 39,5 miljoen euro aan ontvangsten geboekt op diverse begrotingsposten. Dat is 3,3 procent van het totaal van de ontvangsten. Het betreft hoofdzakelijk terugvorderingen van statutaire uitgaven (37,8 miljoen euro), waaronder: * 28,5 miljoen euro voor de residentiële sector op grond van herberekeningen van voorschotten 2004 en 2005 (4,3 miljoen euro) als gevolg van de bepaling van en definitieve dagprijs en daaruit voortvloeiende 'negatieve afrekeningen' (7,2 miljoen euro); voor de RSZ-recuperaties werd, in toepassing van de reglementering loonrecyclage, 16,5 miljoen euro gerealiseerd (naast 2001 werd ook refertejaar 2002 afgehandeld); * 6,3 miljoen euro voor de sector Tewerkstelling ingevolge de negatieve afrekeningen van de voorschotten voor lonen en sociale lasten die aan de beschutte werkplaatsen werden toegekend in het tweede, derde en vierde kwartaal van 2004 en de eerste twee kwartalen van 2005; * 2,4 miljoen euro voor Sociale Omkadering, grotendeels ingevolge negatieve afrekeningen van in 2003 uitgekeerde PAB-voorschotten (2 miljoen euro), die voortvloeien uit lagere of onvoldoende ingebrachte onkostenstaten in verhouding tot het te verantwoorden PAB-budget dat werd toegekend (inzake regularisaties van uitgekeerde bijdragen in het kader van de IMB- reglementering werd 114.000 euro teruggevorderd); * 298.000 euro voor opleiding, als gevolg van negatieve afrekeningen van voorschotten voor lonen en sociale lasten uitgekeerd aan de Centra voor Beroepsopleiding (CBO's) voor het derde en vierde kwartaal van 2004 en de eerste twee kwartalen van 2005; * 205.000 euro voor de ambulante sector, op grond van vooral negatieve afrekeningen van (DAC)-voorschotten toegekend in 2003; * 95.000 euro ontvangsten die werden geboekt inzake de gereglementeerde en niet­gereglementeerde toelagen, zijnde de negatieve afrekeningen van de in 2004 uitgekeerde tegemoetkomingen voor de ESF-projecten Professionele Integratie en VLAMAB, alsook de eindafrekening 2004 voor CWL (centrale wachtlijsten); * 14.000 euro voor de sector Revalidatie ingevolge de afrekeningen van in 2004 uitgekeerde DAC-voorschotten. Overgedragen saldi voorgaande jaren Van het eind 2004 globaal overgedragen bedrag van 9,787 miljoen euro werd enkel het overgedragen budgettair overschot van 9,619 miljoen euro ingebracht. De resterende 0,168 miljoen euro betreft het saldo op 31 december 2004 van de 'Reserve voor aankopen/uitrusting gebouwen'. In de loop van 2005 werd deze reserve verhoogd door toevoeging uit de verkoopopbrengst van 1 miljoen euro voor het gebouw te Gent. De opname uit deze reserve (0,3 miljoen euro) werd ingeboekt op 31 december 2005. Vergelijking met de ontvangsten in 2004 Globaal stegen de ontvangsten in 2005 met 60,5 miljoen euro in vergelijking met de ontvangsten van het begrotingsjaar 2004. Die stijging met 5,4 procent is vooral het gevolg van de hogere werkingsdotatie (+ 49,1 miljoen euro), het overgedragen budgettair overschot (+ 8 miljoen euro) en de terugvorderingen voor de statutaire materies (+ 4,4 miljoen euro). De overgedragen saldi niet inbegrepen vertoonden de ontvangsten in 2005 tegenover 2004 een toename van 52,6 miljoen euro. Enkele opmerkelijke verschillen ten opzichte van de ontvangsten in 2004: * een toename met 4,3 procent tegenover 2004 van de ontvangsten uit de dotaties (vooral de werkingsdotatie dus) en andere aanvullende toelagen van de Vlaamse gemeenschap, die in totaal 1.138,4 miljoen euro bedroegen. * een stijging met 23,5 procent van de andere inkomensoverdrachten van de Vlaamse gemeenschap (tegemoetkomingen van de VDAB); * een daling op de post 'dotatie financiële rekeningen' van 21,6 procent tegenover 2004; * een stijging van 15,5 procent op de post 'diverse ontvangsten', voornamelijk door de hogere terugvorderingen voor de residentiële sector. Uitgaven Begrote en gerealiseerde uitgaven In 2005 gaf het Vlaams Fonds 1.173,1 miljoen euro uit. Dat is 98,5 procent van de geraamde 1.191,3 miljoen euro in het bijblad 2005, wat neerkomt op een niet- realisatie van ongeveer 18,2 miljoen euro. Deze niet-realisatie is vooral een gevolg van de beperkingen opgelegd op geplande budgettaire herschikkingen. De minderuitgaven bevatten echter voor ongeveer 419.000 euro boekhoudkundige bewegingen, onder andere voor de aanzuivering van niet invorderbare saldi. De minderuitgaven op de statutaire uitgavenposten bedragen 11,7 miljoen euro. Ze betreffen vooral: * -1,8 miljoen euro op Open Tewerkstelling, vooral ingevolge de fel opgetrokken kredieten in de begroting 2005; * -3,9 miljoen euro op Individuele Materiële Bijstand (IMB), ingevolge de sterk opgetrokken IMB-kredieten en mede onder invloed van het vernieuwde IMB-besluit (BVR van 14 mei 2004), dat onder andere het interen ten gunste van andere hulpmiddelen verbiedt; anderzijds tonen de vastleggingen nog een saldo van 106,8 miljoen euro, waarvoor nog een realistisch uitvoeringpercentage moet bepaald worden; * -2,6 miljoen euro op het Persoonlijke-assistentiebudget (PAB), vooral door de onderbenutting van het krediet voor nieuwe PAB-budgetten die in het tweede semester 2005 toegekend werden; * -3,5 miljoen euro op gereglementeerde en niet-gereglementeerde toelagen, onder andere ingevolge de nog niet uitgekeerde subsidies voor 2005 van de Nationale Loterij. Daarnaast situeren de minderuitgaven zich op de functionele uitgavenposten: * -598.000 euro op personeelskosten (overeenkomstig een 'oude' begrotingsrichtlijn werden de wedden en de regularisaties van december 2005 alleen bedrijfseconomisch verwerkt voor een bedrag van ongeveer 2 miljoen euro); * -803.000 euro op werkingsuitgaven, onder meer als gevolg van nog niet geleverde of gefactureerde bestellingen van goederen en diensten of uitgestelde engagementen (hiervan werd 0,2 miljoen euro bedrijfseconomisch lastens het resultaat 2005 verwerkt). Voorts werden ook op de volgende posten minderuitgaven genoteerd: * -2,8 miljoen euro op gewone investeringstoelagen en -0,6 miljoen euro op aanvullende investeringstoelagen ingevolge nog niet uitgekeerde subsidies van de Nationale Loterij voor het vierde kwartaal van 2005 (dit bedrag zal als belast saldo worden heringeschreven in de begroting 2006); * -1 miljoen euro op aankoop en uitrusting van de eigen gebouwen. Vergelijking met de uitgaven in 2004 De realisaties stegen in 2005 met 4,8 procent tegenover 2004. Er werd dus 53,6 miljoen euro meer uitgegeven dan in 2004. Vergeleken met de gegevens op 31 december 2004 stegen de statutaire uitgaven (investeringstoelagen niet meegerekend) eind 2005 in absolute cijfers met 55,6 miljoen euro, vooral ten gevolge van de hogere uitgaven voor de Residentiële Sector (+ 23,4 miljoen euro), Beschutte Tewerkstelling (+ 18,7 miljoen euro), de Ambulante Sector (+ 6,2 miljoen euro), het Persoonlijke-Assistentiebudget (+ 4,3 miljoen euro) en Open Tewerkstelling (+ 2,9 miljoen euro). De functionele uitgaven (aankoop gebouwen niet inbegrepen) stegen met 4,5 procent in vergelijking met vorig jaar. Er werd 1,2 miljoen euro meer uitgegeven dan in 2004, onder meer door de hogere personeelsuitgaven en de voortgezette uitrustingswerken van de gebouwen. De opgaande lijn van de uitgaven werd, voor sommige sectoren althans, ook positief beïnvloed door de snellere materiële uitbetalingmogelijkheden van het Vlaams Fonds. Resultaat Met uitzondering van de 9,619 miljoen euro die als overgedragen saldi werden ingebracht op 1 januari 2005, leverden de budgettaire verrichtingen van 2005 een positief budgettair resultaat op van 7,085 miljoen euro. Het werkelijke economische resultaat (boni) voor de verrichtingen 2005 komt uit op 29,9 miljoen euro, voornamelijk ingevolge de op 31 december 2005 ingeboekte provisies, de afboekingen van 'toe te rekenen lasten/opbrengsten op 31 december 2004' die al het voorbije jaar in het economische resultaat werden verrekend, en de traditionele bewegingen met betrekking tot het vastliggend patrimonium. De op 1 januari 2005 overgedragen middelen uit voorgaande boekjaren bedragen dus 9,619 miljoen euro, exclusief de 0,168 miljoen euro reserves eind 2004 voor de aankoop van gebouwen aangelegd. Het positief budgettair resultaat van 7,085 miljoen euro voor de verrichtingen van 2005 meegerekend, werd op 31 december 2005 een globaal over te dragen overschot van 16,704 miljoen euro genoteerd. Tegenover het beschikbaar saldo van 16,704 miljoen euro moeten echter de hangende verplichtingen op 31 december 2005 geplaatst worden. De toegekende investeringsmachtigingen, vastleggingen/verplichtingen voor IMB-bijstandskorven en de dubieuze debiteuren niet inbegrepen, werden die netto geraamd op 81,6 miljoen euro. Een groot gedeelte van deze hangende verplichtingen zullen in het bijblad 2006 worden ingebracht. Deze stukken konden om praktische redenen budgettair niet meer in de begroting 2005 worden verwerkt, maar werden wel bedrijfseconomisch in dejaarrekening 2005 opgenomen. Op 31 december 2005 werden ook de hangende rechten-ontvangsten geïnventariseerd en bedrijfseconomisch verwerkt. (Vanaf 2004 worden de hangende verplichtingen en uitstaande verbintenissen voor de residentiële sector net als voor de andere materies volledig in provisies geboekt, voor zover ze 'vrij zeker' zijn en 'ongeacht reeds ontvangen'.) Na overdracht van het negatief economisch resultaat op 1 januari 2005, bedraagt eind 2005 het gecumuleerd negatief economisch resultaat of verlies 64,651 miljoen euro, en wordt het boekjaar 2005 afgesloten met een negatief patrimonium van 56,792 miljoen euro. De tegenwaarde van de vastliggende waarden bedraagt hierbij 6,966 miljoen euro. Tot slot: de cashflow is verbeterd van een negatieve 31,627 miljoen euro in 2004 naar een positieve 31,052 miljoen euro in 2005. Vanwege het negatief patrimonium moet men op korte termijn wel op zijn hoede blijven voor cash flowproblemen. Thesaurie De bankrekeningen van de Vlaamse openbare instellingen worden sinds 1993 centraal beheerd door het Centraal Financieringsorgaan (CFO). Ter uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 24 juli 1998 werd de centrale kassiersfunctie voor de Vlaamse openbare instellingen vanaf 1 januari 1999 toegewezen aan de KBC. Zoals alle Vlaamse openbare instellingen houdt het Vlaams Fonds dus sedert 1 januari 1999 alle financiële rekeningen bij de KBC. Eind december 2005 moet het Centraal Financieringsorgaan (CFO) nog een deel van de winsten 2005 van de Nationale Loterij (2,6 miljoen euro) en een deel van Loterijwinsten 2004 (1,3 miljoen euro) doorstorten aan het Vlaams fonds. Voorts moeten ook de CFO­intresten 2004 (651.000 euro) nog worden gestort. De financiële rekeningen van het Vlaams Fonds vertonen op 31 december 2005 een positief saldo van 18,6 miljoen euro. Rekening houdend met de nog te storten dotaties en met de financiële afloop 2005 (crediteuren, debiteuren), zou er op 31 december 2005 na aftrek van de dubieuze debiteuren uiteindelijk nog 17,5 miljoen euro op de financiële rekeningen staan. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 9 - Bestuur Als Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap zal het Vlaams Fonds door de operatie Beter Bestuurlijk Beleid bestuurlijke veranderingen ondergaan. Het Vlaams Fonds krijgt als Vlaams Agentschap meer autonomie, maar zal wel een beheersovereenkomst met de minister van Welzijn moeten afsluiten, die ze in 2005 inhoudelijk voorbereidde. 9.1 Beter Bestuurlijk Beleid Met de operatie Beter Bestuurlijk Beleid wil de Vlaamse Regering, samen met de administraties, tot een meer efficiënte en klantvriendelijke overheid komen. Een belangrijk onderdeel daarvan vormt de herstructurering van die Vlaamse overheid. Van Vlaams Fonds naar Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap In de hervormde Vlaamse overheid zal het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap als opvolger van het Vlaams Fonds één van de intern verzelfstandigde agentschappen vormen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Dit nieuwe agentschap zal dezelfde kernopdrachten hebben als die van het Vlaams Fonds, met uitzondering van opleiding en tewerkstelling van personen met een handicap, de afhandeling van investeringsdossiers (VIPA) en de inspectietaken. Die opdrachten worden overgeheveld naar andere entiteiten in de vernieuwde Vlaamse overheidsstructuur. Om de overgangsoperatie in 2006 technisch en administratief mogelijk te maken, verrichtte het Vlaams Fonds in 2005 de nodige voorbereidende werkzaamheden. De beheersovereenkomst De nieuwe agentschappen zullen een grote mate van autonomie krijgen, maar moeten zich anderzijds blijven houden aan de beleidskeuzes van de Vlaamse Regering. Daarom zal ook het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap in 2006 een beheersovereenkomst afsluiten met de minister van Welzijn, die normaliter in werking dient te treden op 1 januari 2007. In 2005 werd deze beheersovereenkomst reeds inhoudelijk voorbereid. Onder supervisie van de directie, en met de bedoeling een zo groot mogelijk draagvlak te creëren bij de eigen medewerkers, werkten een twintigtal sleutelfiguren binnen de instelling samen aan het opstellen van het ontwerp van beheersovereenkomst. Hiertoe analyseerde het Vlaams Fonds de beleidsnota van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, en definieerde enkele strategische projecten voor de komende jaren, zoals de verdere verwezenlijking van de zorgregie, het herzien van de diagnose-en indicatiestelling en de uitvoering van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid. Het ondernemingsplan Het Vlaams Fonds heeft al jaren de gewoonte een jaarplan op te stellen, dat twee keer per jaar wordt geëvalueerd en geactualiseerd. In 2005 werd de 'format' van het jaarplan voor de eerste keer afgestemd op de beheersovereenkomst. Daardoor zal het jaarplan 2006 de vorm aannemen van een ondernemingsplan, met de acties die in dat jaar moeten ondernomen worden voor de realisatie van de verbintenissen uit de beheersovereenkomst. Alle medewerkers van hoog tot laag zullen er hun persoonlijke doelstellingen uit kunnen halen. Behalve de acties zal het ondernemingsplan ook de beleidsprioriteiten van het betreffende jaar, het personeelsbehoefteplan en het financieel plan omvatten. Integratie van beleids- en managementsinstrumenten In 2005 werden ook de beleidsbrief van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, het ontwerp van beheersovereenkomst en het ondernemingsplan reeds op elkaar afgestemd. Deze afstemming wordt in 2006 voortgezet voor wat betreft andere managementinstrumenten, zoals 'balanced scorecard'. 9.2 Bestuursorganen en structuren Het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een handicap is een Vlaamse openbare instelling met een eigen rechtspersoonlijkheid opgericht bij decreet van 27 juni 1990. Het toezicht staat onder de Vlaamse regering. De voogdij werd waargenomen door mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het toezicht wordt uitgeoefend door twee gemeenschapscommissarissen die benoemd zijn door de Vlaamse Regering. Zij zetelen met raadgevende stem in de Raad van Bestuur en het Bureau. 9.2.1 Raad van Bestuur De Raad van Bestuur is het belangrijkste bestuursorgaan van het Vlaams Fonds. Hij telt, naast de twee gemeenschapscommissarissen, 21 leden. De leden van de Raad zijn vertegenwoordigers van gehandicaptenverenigingen, voorzieningen en sociale partners. De Raad telt één voorzitter, twee ondervoorzitters en: * twaalf leden die gekozen zijn uit vertegenwoordigers van de voorzieningen, gehandicaptenverenigingen * zes leden uit de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen De voorzitter, de twee ondervoorzitters en de leden van de Raad van Bestuur worden benoemd voor een hernieuwbare periode van zes jaar. De huidige Raad van Bestuur werd benoemd bij besluit van de Vlaamse regering van 18.12.2002. De Raad van Bestuur heeft onder meer bevoegdheid over principiële aangelegenheden en de algemene beleidsproblemen inzake de taken en de activiteiten van het Fonds, het personeelsbeleid, het beleid inzake de financiële en budgettaire aangelegenheden en het toestaan van delegaties en het omschrijven van de limieten ervan. Voorzitter: ........................... Gui Abrahams Ondervoorzitters: ..................... Jean-Paul Meirens, Leen Pollentier Leden: ................................ Hendrik Delaruelle, Jeroen De Weerdt,Peter Donceel, Jeanne-Marie Hauspie, Ignace Leus, Jan Jan Sabbe, Diane Serneels, Jean-Pierre Van Baelen, Christel Vanroelen, Eddy Denayer, René De Wever, Eddy Elisabeth, Bies Henderickx, Dominiek Puype, Marc Selleslach, Viviane Sorée,Katleen Van Havere, Karin Van Roy Gemeenschapscommissarissen: ........... Guido Deblaere, Herman Rombauts Administratie Administrateur-generaal: .............. Jef Foubert Adjunct-administrateur-generaal: ...... Laurent Bursens, Kristel Gevaert Afdelingshoofden: ..................... Hugo Vangeel, Willy De Pauw, Jos Theunis Secretaris: ........................... Gerrit Pearce 9.2.2 Bureau Het Bureau is samengesteld uit de voorzitter, de twee ondervoorzitters van de Raad van Bestuur en 4 leden van de Raad die door de regering worden aangewezen. Het bereidt de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor en houdt toezicht op het dagelijkse beheer van het Fonds. Het huidige Bureau werd bij ministerieel besluit van 4 februari 2003 benoemd vanaf 1 februari 2003. Voorzitter: ........................... Gui Abrahams Ondervoorzitters: ..................... Jean-Paul Meirens, Leen Pollentier Leden: ................................ Jeroen De Weerdt, Jeanne-Marie Hauspie, Ignace Leus, Diane Serneels Gemeenschapscommissarissen: ........... Guido Deblaere, Herman Rombauts Administratie Administrateur-generaal: .............. Jef Foubert Adjunct-administrateur-generaal: ...... Laurent Bursens, Kristel Gevaert Afdelingshoofden: ..................... Hugo Vangeel, Willy De Pauw, Jos Theunis Secretaris: ........................... Gerrit Pearce 9.2.3 Ad-hoccommissies De Vlaamse regering kan Adviescommissies oprichten die de Raad van Bestuur bijstaan. De adviescommissies bij het Vlaams Fonds zijn vervangen door 5 thematische ad hoc-commissies. Individuele Bijstand en Sociale Integratie De commissie Individuele Bijstand en Sociale Integratie buigt zich over de maatregelen om de maatschappelijke integratie van personen met een handicap te bevorderen. Ze stelt maatregelen voor in alle maatschappelijke gebieden en beleidsdomeinen waardoor personen met een handicap volwaardig kunnen participeren in de samenleving of op de arbeidsmarkt. Ze brengt onder meer advies uit over de reglementering, allerhande tussenkomsten en hulpmiddelen, onderzoek, informatieverwerking en -verspreiding en de samenwerking met de overheidsdiensten en -instellingen bevoegd inzake onderwijs en tewerkstelling. Voorzitter: ....... Jean-Paul Meirens Leden: ............ Roger Boelanders, Ingrid Borré, Peter Debbaut, Luc Desmet, Veerle Govers, Adriaan Herrijgers, Isabelle Heyerick, Roland Pouillie, Viviane Sorée, Jan Van der Biest, Leo Verdonck, Lieve Vijverman Secretaris: ....... Kurt De Clercq Voorzieningen voor opvang, Behandeling en Begeleiding De commissie voorzieningen voor Opvang, Behandeling en Begeleiding buigt zich over de residentiële, semi-residentiële en mbulante voorzieningen. Voorzitter: ....... Diane Serneels Leden: ............ Jeroen De Weerdt, Jaak Geurts, Xavier Haseldonckx, Bies Henderickx, Renaat Jonckheere, Bea Maes, Mark Muyshondt, Pierre Schreuders, Marc Selleslach, Koenraad Vanderbeken, Jan Verellen, Lode Verte Secretaris: ....... Herman De Lange Voorzieningen voor Professionele Integratie De commissie Voorzieningen voor Professionele Integratie buigt zich over de voorzieningen voor de voorlichting bij beroepskeuze of studie, de scholing, de beroepsopleiding of omscholing en de tewerkstelling van meerderjarige personen met een handicap. Voorzitter: ....... Dominiek Puype Leden: ............ Kristl De Loose, Eddy Elisabeth, Lut Gailly, Marie-Josée Meeus, Roger Lerminiaux, Yves Moriën, Marcel Plessers, Jo Uytterhoeven, Koen Van De Cruys, John Vandelanotte, Christel Vanroelen, Guido Vermeulen Secretaris: ....... Wouter Ottevaere Programmatie en Erkenningsvoorwaarden De commissie Programmatie en Erkenningsvoorwaarden buigt zich over de programmatie en erkenningsvoorwaarden voor de voorzieningen. Voorzitter: ....... Jean-Pierre Van Baelen Leden: ............ Jaak Adriaens, Wilfried Den Tandt, Xavier Haseldonckx, Willy Piedfort, Jef Van Valckenborgh, Christel Vanroelen, Luc Bijnens, Andrée Fossé, Leen Heylen, Caroline Schelstraete, Werner Van Mierlo, Hilde Verstricht, Christel Vanroelen Secretaris: ....... Tine Roels Inschrijvingen en Evaluatie De commissie Inschrijvingen en Evaluatie buigt zich over de manier waarop een aanvraag tot inschrijving moet worden ingediend en de regels voor de samenstelling en werking van de provinciale evaluatiecommissies. Voorzitter: ....... Ignace Leus Leden: ............ Maaike Geryl, Xavier Haseldonckx, Herman Krockaert, Bea Maes, Herbert Moenaert, Wendy Ranschaert, Willy Ryssaert, Viviane Sorée, Jan Van Der Biest, Christel Vanroelen, Ingrid Van Ruyskensveld, Hilde Verstricht Secretaris: ....... Kristel Verhaert 9.2.4 Preventie van grensoverschrijdend gedrag (misbruik en geweld) ten aanzien van personen met een handicap De commissie Preventie van grensoverschrijdend gedrag (misbruik en geweld) ten aanzien van personen met een handicap heeft in het bijzonder aandacht voor de personen met een handicap die gebruik maken van een voorziening die een opleiding volgen in een centrum voor beroepsopleiding of die een beroep doen op een dienst voor gespecialiseerde voorlichting bij beroepskeuze. Voorzitter: ....... Jeanne-Marie Hauspie Leden: ............ Ludo De Cort, Monique Dumon-Frigne, Marleen Laureys, Catherine Molleman, Bea Verbeeck, Secretaris An Vanermen, Trees De Vuyst, Carla Ivens, Rita Mampaey, Annelies Poppe, Lieve Vijverman Coördinator: ...... Hilde Slembrouck 9.2.5 Adviescommissie voor heroverweging De adviescommissie voor heroverweging (3 kamers) geeft advies over individuele dossiers waarvoor de betrokkene een heroverweging aanvraagt. Kamer 1 Leden: ............ Anne-Mie Buelens, Ina De Ridder, Jan Devacht, Gerda Geenen, Didier Pieters, Roland Pouillie, Jan Stevens Secretaris: ....... Rika Van Wouwe Kamer 2 Leden: ............ Ingrid Borré, Hilde Heyvaert, Grietje Morren, Jan Seynaeve, Rik Van Buggenhout, An Vanermen, Evert Wuyts Secretaris: ....... Rika Van Wouwe Kamer 3 Leden: ............ Patrick Blomme, Frans Carsau, Marnix Crevits, Vera De Groof, Marijke Duportail, Rudi Kennes, Linda Van Grootel, Paul Verhaeghe Secretaris: ....... Rika Van Wouwe Plaatsvervangers voor de 3 kamers: Jacques Adriaens, Danielle Colsoul, Vera De Groof, Sandra Derieuw, Nadine Frison, Katleen Joos, Willy Piedfort, Tom Vanleeuwe, Pieter Verfaillie, Marijke Bosteels, Chris De Bal, Helena De Raeymaecker, Gabriël Devos, Frans Holsters, Bieke Paredis, Rita Tytgat, Robert Van Steenwinkel 9.2.6 Bijzondere bijstandscommissie De bijzondere bijstandscommissie oordeelt bij wijze van individuele bijzondere maatregel over de tenlasteneming van hulpmiddelen die niet opgenomen zijn in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1992. Voorzitter: ........................... René Vastmans (H) Plaatsvervangend Voorzitter: .......... Danielle Colsoul Leden: ................................ Willy De Pauw, Patrick Galloo, Andrée Lejeune, Roland Pouillie, Anne Sleeckx Plaatsvervangende Leden: .............. Marijke Bosteels, Herve Eeckman, Liesbet Vandenberghe, Yves Verschaeren Secretaris: ........................... Evert Wuyts 9.2.7 KOC-toezichtscomité Het toezichtscomité waakt over de uitvoering van de opdrachten van het KOC. De leden worden benoemd door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Voorzitter: ........................... Jan Engelen Ambtenaren van het Vlaams Fonds: ......................... Willy De Pauw, Kristel Gevaert Ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap: ........... Erwin Leus, Christel Van Langenhove Ervaringsdeskundigen gebruikers: ...... Marc Janssens, Tony Verelst Experts: .............................. Christiaan Baelus, Victor Claes 9.2.8 PAB-deskundigencommissie De onafhankelijke en multidisciplinaire PAB-deskundigencommissie behandelt PAB-aanvragen. Er is minimaal één ervaringsdeskundige en één ambtenaar van het Vlaams Fonds in vertegenwoordigd. De voogdijminister van het Vlaams Fonds benoemt de deskundigencommissie telkens voor één kalenderjaar. Kamer 1 Voorzitter: ....... Jeanne-Marie Hauspie Leden: ............ Ann De Guchtenaere, Caroline Van Landeghem, Marie-Hélène Warrens Secretaris: ....... Dorin De Vis Kamer 2 Voorzitter: ....... Eddy Denayer Leden: ............ Willy De Pauw, Jan Stevens, Patrick Van de Weerd, Evert Wuyts Secretaris: ....... Sonja Van Droogenbroeck Plaatsvervangers voor beide kamers: Marijke Bosteels Ann Van Den Abbeele 9.2.9 Stuurgroep persoonlijke-assistentiebudget Deze stuurgroep buigt zich over de beleidsrelevante vragen en uitvoeringsmaatregelen die betrekking hebben op het persoonlijke- assistentiebudget. Voorzitter: ....... Viviane Sorée Leden: ............ Bart Bruyneel, Maria Geboers, Jos Huys, Ignace Leus, Jokke Rombauts, Peter Vanhoutte, Liesbeth Vanpeperstraete, Hilde Vergote, Jeroen De Weerdt, Rosa Geeraerts, Renaat Jockheere, Dirk Mombaerts, Joke Van Ammel, Geert van Nieuwenburgh, Willy Verbeek, Lieve Vijverman Secretaris: ....... Kristel Verhaert 9.2.10 Directieraad De Directieraad bestaat uit de leidend ambtenaar, de adjunct-leidend ambtenaren en de afdelingshoofden. Hij beraadslaagt over de beleidsvoorstellen en problemen inzake beleidsuitvoering en over bevoegdheidsgeschillen binnen de instelling. Hij is ook bevoegd voor personeelsaangelegenheden, zoals bevorderingen, tuchtmaatregelen enzovoort. Leidend ambtenaar: Jef Foubert (Administrateur-generaal) Adjunct-leidend ambtenaren: Laurent Bursens en Kristel Gevaert (Adjunct- Administrateur-generaal) Afdelingshoofden: Willy De Pauw, Jos Theunis, Hugo Vangeel 9.2.11 Beheerscomité sociale dienst Voorzitter: ........................... Nadia Antonis Ondervoorzitter: ...................... Dora Weckhuysen Secretaris: ........................... Joost Remerie Vertegenwoordigers van de administratie: ..................... Michel Boffin, Jos Theunis, Dora Weckhuysen Plaatsvervangers: ..................... Monique Uyttebroek, Kurt Vaneeckhoutte, Jan Van Rompay Vertegenwoordigers van de vakbond ACOD: ...................... Paul De Cock Plaatsvervanger: ...................... William Van Marsenille Vertegenwoordigers van de vakbond CCOD: .......................Geert De Temmerman Plaatsvervanger: ...................... Paul Vandenbroucke Vertegenwoordigers van de vakbond VSOA: .......................Christine Sermant Plaatsvervanger: ...................... Marleen Delemarre 9.2.12 Provinciale evaluatiecommissies De provinciale evaluatiecommissies worden samengesteld voor een periode van zes jaar. Op 1 april 1999 wijzigde hun samenstelling. De provinciale evaluatiecommissies onderzoeken de aanvragen tot inschrijving en tot het verkrijgen van bijstand tot sociale integratie. Antwerpen Voorzitter: ........................... Filip Denoo Plaatsvervangend Voorzitter: .......... Ingrid Declerck Leden: ................................ Leen Bourgois, Nicole Cabuy, Marleen De Clercq, Mark De Preter, Jan Frederickx, Frank Janssens, Nees Van Herreweghe Plaatsvervangende Leden: .............. Kristel Blondeau, Marleen Delemarre, Eric De Puysseleyr, Raymond Goovaerts, Sylvianne Henderickx, Karel Keersmaekers, Noëlla Possemiers, Koen Seghers Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar: ............. Jef De Herdt Brabant Voorzitter: ........................... Marie-Jeanne Hendrickx Plaatsvervangend voorzitter: .......... Marianne De Boodt Leden: ................................ Michel Boute, Christiane Coenen, Anne- Mie Deleyn, Andree Lejeune, Filip Slosse, Liesbeth Vandenberghe, Eva Van Den Goor Plaatsvervangende Leden: .............. Jean-Pierre Dziergwa, Rosa Geeraerts, Anne Haesaerts, Hilde Meulemans, Karel Teck, Ann Van Den Abbeele, Joeri Van Den Brande, Mark Van Eyck Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar: ............. Jan Peeters Limburg Voorzitter: ........................... Gérard Lambié Plaatsvervangend voorzitter: .......... Rik Mues Leden: .................................Jacqueline Baeck, Suzanne Cosemans, Jan Knoops, Joanna Maesen, Rita Roosen, Johan Rouffa, Jan Van Rompay Plaatsvervangende Leden: .............. Benny Biets, Anne Busselen, Anita Ceunen, Wouter Coeck, Philippe De Coutere, Christel De Vries, Johan Hermans, Willy Lammens, Liliane Weustenraed Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar: ............. Marcel Schuurmans Oost-Vlaanderen Voorzitter: ........................... Guido Van Hoolst Plaatsvervangend voorzitter: .......... Walter Cantraine Leden: ................................ Lieva Dauw, Luc De Vos, Rudy Eeckhout, Nathalie Raes, Hilde Slembrouck, Elke Willaert, Dirk Quagebeur Plaatsvervangende Leden: .............. Jean-Marie De Bosscher, Gerda De Groote, Filip Heymans, Johanna Paternoster, Patrick Vandeweerd, Rika Van Mullem, Mia Van Rentergem Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar: ............. Annie De Ridder West-Vlaanderen Voorzitter: ........................... Nathalie Holvoet Plaatsvervangend voorzitter: .......... Linda Soenen Leden: ................................ Toon Callewaert, Anneke Decoster, Luc Ollieuz, Anne Ruysseveldt, Célina Van Pottelberghe, Marleen Vanwezer, Linda Vereecke Plaatsvervangende Leden: .............. Katrien Coppens (H), Karen Decock, Jan Haud'Huyze, Gino Klaassen, Nancy Lootens, Tania Samijn, Lut Stubbe, Marc Van Leynseele, Christiaan Wille Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar: ............. Anne Ruysseveldt Adressen Vlaams Fonds Website Vlaams Fonds: www.vlafo.be Communicatiedienst Vlaams Fonds Sterrenkundelaan 30 1210 Brussel telefoon: .... 02/225.85.97 fax: ......... 02/225.84.05 e-mail: ...... informatie@vlafo.be PAB telefoon: .... 0800/97.907 (gratis) e-mail: ...... pab@vlafo.be Provinciale Afdelingen Vlaams Fonds * Provinciale afdeling Antwerpen Potvlietlaan 5 2600 Berchem telefoon: .... 03/270.34.40 fax: ......... 03/270.34.41 e-mail: ...... antwerpen@vlafo.be * Provinciale afdeling Vlaams-Brabant Brouwersstraat 3 3000 Leuven telefoon: .... 016/31.12.11 fax: ..........016/31.12.29 e-mail: ...... leuven@vlafo.be * Provinciale afdeling Limburg Ilgatlaan 7 3500 Hasselt telefoon: .... 011/27.43.54 fax: ......... 011/28.51.09 e-mail: ...... hasselt@vlafo.be * Provinciale afdeling Oost-Vlaanderen Kortrijksesteenweg 788 9000 Gent telefoon: .... 09/269.23.11 fax: ......... 09/269.23.39 e-mail: ...... gent@vlafo.be * Provinciale afdeling West-Vlaanderen Magdalenastraat 20 8200 Brugge telefoon: .... 050/40.67.11 fax: ......... 050/39.36.80 e-mail: ...... brugge@vlafo.be Kennis- en Ondersteuningscentrum Sterrenkundelaan 30 1210 Brussel telefoon: .... 02/225.86.61 fax: ......... 02/225.84.05 e-mail: ...... koc@vlafo.be website: ..... www.koc.be Colofon Verantwoordelijke Uitgever: ... Jef Foubert, Sterrenkundelaan 30, 1210 Brussel Redactie: ..................... Paul De Groeve en Bart Vandergeten Concept en vormgeving: ........ De Blauwe Peer - 00050 Fotografie: ................... Christophe Vander Eecken Druk: ......................... Stevens Creative Printing Uitgave: ...................... mei 2006