JAARVERSLAG 2006 - vAPH Inhoud Voorwoord Hoofdstuk 1 - De cliënten van het Vlaams Fonds 1.1 ......... Ontvangst en behandeling zorgvragen 1.2 ......... Klachtenbehandeling 1.3 ......... Wettelijke subrogatie Hoofdstuk 2 - Bijstand aan individuen 2.1 ......... Overzicht van de sector 2.2 ......... Kennis-en Ondersteuningscentrum (KOC) 2.3 ......... Communicatie Assistentie Bureau (CAB) 2.4 ......... Persoonlijke-assistentiebudget (PAB) 2.5 ......... Toekomstperspectieven en studies Hoofdstuk 3 - Zorg 3.1 ......... Overzicht van de sector 3.2 ......... Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) 3.3 ......... Subsidiëring 3.4 ......... Steunpunt Expertisenetwerken 3.5 ......... Toekomstperspectieven en studies Hoofdstuk 4 - Opleiding en werk 4.1 ......... Overheveling sector professionele integratie 4.2 ......... VAPH-activiteiten na de overheveling Hoofdstuk 5 - Inspectie 5.1 ......... Afstemming 5.2 ......... ISO-certificaat 5.3 ......... Kwaliteitszorg Hoofdstuk 6 - Van beleidsharmonisering tot sensibilisering 6.1 ......... Internationale beleidsontwikkeling en -harmonisering 6.2 ......... Monitoring van de sociale positie van personen met een handicap 6.3 ......... Inclusief beleid 6.4 ......... Communicatie Hoofdstuk 7 - Middelen en mensen 7.1 ......... Medewerkers 7.2 ......... Logistiek 7.3 ......... ICT Hoofdstuk 8 - VAPH financieel 8.1 ......... Werking van de dienst boekhouding 8.2 ......... Begroting 8.3 ......... Uitvoering van de begroting 8.4 ......... Thesaurie Hoofdstuk 9 - Bestuur 9.1 ......... Beter Bestuurlijk Beleid 9.2 Bestuursorganen en structuren -------------------------------------------------------------------------------- Voorwoord In dit jaarverslag 2006 van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) overlopen we de hoogtepunten van het afgelopen werkjaar. We beginnen met enkele opvallende cijfers: het VAPH ontving het afgelopen jaar in totaal 58.064 verzoeken om bijstand van personen met een handicap. Daarvan waren er 39.503 aanvragen voor het verkrijgen van hulpmiddelen, 9.592 voor ambulante en residentiële ondersteuningsvormen, 7.155 voor ondersteuning bij tewerkstelling in het reguliere circuit of bij beschutte tewerkstelling en 1.073 aanvragen voor persoonlijkeassistentiebudget. Het VAPH kon het merendeel van de aanvragen goedkeuren. In totaal werd er over 58.059 zorgvragen beslist. In 2006 onderging het VAPH ingrijpende veranderingen wat betreft organisatie, middelen en personeel. Dit als gevolg van de bestuurlijke hervormingen in het kader van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid (BBB). Met deze herstructureringen beoogt de Vlaamse Regering, samen met de administraties, een efficiëntere en meer klantgerichte overheid. Op 1 april 2006 was deze hervorming een feit. De instelling veranderde van naam: het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap werd het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Hiermee werd het een intern verzelfstandigd agentschap (IVA) met rechtspersoonlijkheid. Het VAPH deed afstand van een aantal taken. De bevoegdheden rond tewerkstelling werden overgeheveld naar het beleidsdomein Werk en Sociale Economie. De volledige sector opleiding en tewerkstelling voor individuele personen met een handicap werd overgeheveld naar de VDAB, net als de Europese projectinitiatieven inzake professionele integratie van personen met een handicap. De materie beschutte werkplaatsen ging over naar het nieuwe intern verzelfstandigd Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Het VAPH blijft wel bevoegd voor de inschrijving en erkenning van personen met een handicap, voor de definiëring van het begrip ‘persoon met een handicap’ en voor het waarborgen van de doelgroepbepaling en -bewaking. De inspectiedienst werd overgeheveld naar het nieuwe IVA Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Door de gezamenlijke inspanningen van de verschillende diensten en de gemeenschappelijke aanpak kon de overgang vlot verlopen en werd de hinder voor de klanten tot een minimum beperkt. De continuïteit van het beleid werd verzekerd via samenwerkingsovereenkomsten en de aanpassing van diverse regelgevingen. Door de overhevelingen verhuisden ook een aantal personeelsleden naar andere entiteiten. Het VAPH zal via een nieuw personeelsplan zijn structuur terug optimaliseren. De personeel overgang verliep vlot, mede dankzij de ondersteuning van logistieke dienst van het VAPH. Omdat ook bepaalde informaticatoepassingen overgeheveld werden naar andere entiteiten, ontwikkelde de dienst Informatica nieuwe informatiekanalen en toepassingen. Tijdens de overheveling bleef de hinder voor de gebruikers tot een minimum beperkt dankzij de inspanningen van de dienst Informatica. Ook de dienst boekhouding werd grotendeels in beslag genomen door de werkzaamheden in het kader van BBB. Maar daarnaast heeft de dienst in de loop van het jaar ook een aantal recent gestarte nieuwigheden verder uitgewerkt. Daarnaast bleef het VAPH verder inspanningen leveren om de interne werking en kwaliteit van de diensten te verbeteren en de klantvriendelijkheid verder te verhogen. Mede als gevolg van de hervormingen, maar ook door de betere dienstverlening en een grotere inspraak van de gebruiker, ontving de ombudsdienst van het VAPH in 2006 opmerkelijk minder klachten. Het VAPH werkte permanent aan de verfijning en vereenvoudiging van procedures en regelgevingen. Ook is er een inhaalbeweging wat betreft individuele materiële bijstand (IMB). De achterstand voor de behandeling van de aanvragen voor hulpmiddelen en aanpassingen aan de woning in de provinciale afdelingen is grotendeels weggewerkt. De doorlooptijd van een aanvraagdossier is aanzienlijk verkort en op het vlak van de uitbetalingstermijnen is de achterstand verdwenen. Het VAPH werkte ook in 2006 verder aan wat een meer cliëntgericht zorgaanbod moet worden. De Vlaamse overheid injecteerde bijkomend 22,5 miljoen euro subsidies om via het dubbele uitbreidingsbeleid in de zorgsector extra capaciteit voor opvang, behandeling en begeleiding te realiseren. Op het vlak van de gewone subsidiëring geraakten de achterstanden voor een groot stuk weggewerkt. Het uitbreidingsbeleid is er eveneens op gericht om de structurele tekorten in de voorzieningen weg te werken. In 2006 kwamen er in totaal 345 erkende plaatsen bij in de residentiële sector en 771 in de ambulante sector. Met het oog op een meer regionale zorgregie kwam er in maart 2006 het Besluit van de Vlaamse Regering Zorgregie. Dit Besluit bevat een aantal expliciete bepalingen om de zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning vlot te laten verlopen. In 2006 werd ook verder gewerkt aan het project zorggradatie, om een meer cliëntgebonden betoelaging verder te realiseren en een flexibelere combinatie van verschillende soorten ondersteuning mogelijk te maken. Zo was er bijvoorbeeld de inschaling van de meerderjarige cliënten in woon-en dagbestedingsmodules. Het Kennis-en Ondersteuningscentrum (KOC) werkte een uniforme methode uit om personen met een handicap te adviseren wat betreft hulpmiddelen. Daarnaast formuleerde het verschillende standpunten en werkte mee aan studies en projecten omtrent hulpmiddelen voor personen met een handicap. Voor de sociale dienst was 2006 een jubileumjaar. Ter gelegenheid van haar 10-jarig bestaan organiseerde de dienst een tentoonstelling voor en door de personeelsleden en senioren. Maar ook het personeelsfeest en een uitstap voor senioren ontbraken niet. De communicatiedienst heeft de externe en interne communicatie verder gereorganiseerd, met het oog op een betere en gestroomlijnde communicatie met de verschillende doelgroepen. Er werden een aantal nieuwe communicatiekanalen gerealiseerd, de website werd vernieuwd, en het eigen personeel reageerde positief op het nieuwe personeelsmagazine Blikveld. Op internationaal niveau hielp het VAPH de violen stemmen. Bij de Raad van Europa zette het zich mee in voor de ontwikkeling van een ambitieus actieplan voor personen met een handicap 2006-2015. Dit plan werd in 2006 goedgekeurd en streeft naar een volwaardig burgerschap voor personen met een handicap in 46 lidstaten. Dit streven uit zich eveneens in de VN-Conventie voor personen met een handicap, die de rechten en vrijheden van personen met een handicap garandeert en promoot. Sinds 30 maart 2007 kunnen de lidstaten van de Verenigde Naties de VN-Conventie voor personen met een handicap ondertekenen. In Vlaanderen wordt dit streven weerspiegeld in diverse inclusieprojecten. Het VAPH deed in 2006 gerichte inspanningen op dit vlak, voornamelijk wat betreft inclusief onderwijs en vrijetijdszorg voor personen met een handicap. -------------------------------------------------------------------------------- Hoofdstuk 1 - De cliënten van het Vlaams Fonds Ook in 2006 kon het VAPH het merendeel van de verzoeken om bijstand goedkeuren. De meeste aanvragen betroffen het verkrijgen van hulpmiddelen. De ombudsdienst ontving aanzienlijk minder klachten, en meer dan de helft van de klachten werd ontvankelijk verklaard. Wat betreft wettelijke subrogatie was er stijging van het aantal dossiers. 1.1 Ontvangst en behandeling zorgvragen In 2006 ontving het VAPH in totaal 58.064 aanvragen. Daarvan waren er 39.503 aanvragen voor het verkrijgen van hulpmiddelen. Voor ‘zorg’ (ambulante en residentiële ondersteuningsvormen) waren er 9.592 aanvragen. Voor ‘werk’ (ondersteuning bij tewerkstelling in het reguliere circuit of bij beschutte tewerkstelling) ging het om 7.155 aanvragen. Voor persoonlijke-assistentiebudget ontving het VAPH 1.073 aanvragen. Een aantal aanvragen viel niet onder de bevoegdheid van het VAPH. In totaal werd er over 58.059 zorgvragen beslist. Daarvan kwam er een gunstige beslissing voor 50.159 aanvragen (86%). Voor 7.900 aanvragen was de beslissing ongunstig. Heroverweging en beroepsprocedures In 2006 vroegen 868 mensen een tweede beoordeling van hun afgewezen dossier. Deze heroverweging gebeurt door de heroverwegingscommissie, en is mogelijk wanneer de weigering van de provinciale evaluatiecommissie (PEC) of het VAPH berust op een inhoudelijke beoordeling. Als de PEC bijvoorbeeld beslist dat een aanvrager ‘een persoon zonder handicap’ is, kan de aanvrager aan de adviescommissie vragen om het dossier een tweede keer te laten onderzoeken. In deze fase worden er vaak bijkomende medische of andere verslagen aan het dossier toegevoegd. Omdat de meeste zorgvragen hulpmiddelen betreffen, is het logisch dat de meeste heroverwegingen hierover gaan. Er werden 226 heroverwegingen gunstig beoordeeld, en 322 ongunstig. Voor de tewerkstellingsaanvragen waren er 44 gunstige heroverwegingen, en 147 ongunstige. Voor ‘zorg’ werden 70 heroverwegingen gunstig beoordeeld, en 58 ongunstig. En voor PAB (inschrijving) was er slechts één heroverweging, die een ongunstige beoordeling kreeg. De heroverwegingsprocedure heeft tot doel het aantal dossiers bij de arbeidsrechtbank te beperken (zie tabel 1.1). Sinds de bestuurlijke hervormingen in het kader van Beter Bestuurlijk Beleid hebben personen die het niet eens zijn met een beslissing van het VAPH drie maanden de tijd om in beroep te gaan bij de arbeidsrechtbank. Tabel 1.1 Vonissen bij de arbeidrechtbank in 2006 Aantal vrijstellingen van verblijfsvoorwaarden omwille van de behartenswaardigheid van een minderjarige Een persoon met een handicap moet ingeschreven zijn in het bevolkings-of vreemdelingenregister alvorens hij voor bijstand een beroep kan doen op het VAPH. Bepaalde personen zijn niet ingeschreven, bijvoorbeeld mensen die een procedure hebben lopen om erkend te worden als politiek vluchteling. Op basis van het kinderrechtenverdrag kan het VAPH in uitzonderlijke omstandigheden toch hulp bieden aan personen jonger dan 18 jaar. In totaal ontving het VAPH 38 aanvragen in dit verband, waarvan er slechts 1 ongunstig werd beoordeeld. reglementaire wijziging ‘beschermd wonen/tehuis werkenden’ De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heeft vanaf 1 augustus 2006 het ticket beschermd wonen en het ticket voor tehuis werkenden opgesplitst. Voorheen werden beide zorgvormen toegekend via één zorgticket: ‘ticket z70 -beschermd wonen/tehuis werkenden’. Tehuis werkenden wordt nu beschouwd als een zwaardere zorgvorm, vandaar de huidige opsplitsing ‘z70: tehuis werkenden’ en ‘z64: beschermd wonen’. Concreet betekent dit dat een ticket z70 automatisch toegang verleent tot beschermd wonen, maar dat een ticket z64 niet automatisch toegang verschaft tot tehuis werkenden. Tickets die in het verleden zijn toegekend onder z70 blijven automatisch toegang verlenen tot zowel tehuis werkenden als beschermd wonen. beter bestuurlijk beleid In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) werd onder meer de definitie ‘handicap’ aangepast. Het nieuwe decreet van het VAPH herformuleert de definitie volgens de internationale classificatie van het menselijk functioneren (ICF), waarin een handicap als volgt gedefinieerd wordt: ‘Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren’. Een ander gevolg van BBB is de overheveling van de bevoegdheid voor arbeidsbevorderende maatregelen voor personen met een handicap naar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB). Het VAPH blijft voorlopig wel bepalen wie persoon met een handicap is en wie bijstand nodig heeft voor tewerkstelling. Opdat de VDAB betrokken is bij het beslissingsproces zetelt er voortaan ook een personeelslid van de VDAB in de provinciale evaluatiecommissies. 1.2 Klachtenbehandeling 1.2.1 Daling van het aantal klachten In 2006 ontving de ombudsdienst van het VAPH 102 klachten. Dit is een aanzienlijke daling in vergelijking met 2005, toen er nog 227 klachten waren. Hiervoor zijn meerdere verklaringen: * Op het vlak van de individuele materiële bijstand (IMB) is er een inhaalbeweging. De achterstand voor de behandeling van de aanvragen voor hulpmiddelen en aanpassingen aan de woning in de provinciale afdelingen is weggewerkt. De doorlooptijd van een aanvraagdossier is aanzienlijk verkort. Ook op het vlak van de uitbetalingstermijnen is de achterstand weggewerkt. Aanvragers van hulpmiddelen of aanpassingen krijgen hun facturen gemiddeld binnen vijf weken uitbetaald. * In het kader van het kwaliteitsdecreet van december 2000 werkten de voorzieningen in 2002-2003 vooral aan de uitbouw van het kwaliteitssysteem en het opmaken van het kwaliteitshandboek. Pas vanaf 2004 lag de nadruk op de concrete implementatie. Een betere dienstverlening en een grotere inspraak van de gebruiker kunnen verklarende factoren zijn voor een daling van het aantal klachten. * Ten gevolge van BBB zijn een aantal bevoegdheden overgeheveld van het VAPH naar andere agentschappen. Op 1 april 2006 werd de volledige sector opleiding en tewerkstelling overgeheveld naar de VDAB. Ook klachten over beschutte werkplaatsen, ATB-diensten en arbeidsondersteunende maatregelen behoren niet meer tot de bevoegdheid van het VAPH. Hierdoor was er eveneens een daling van het aantal klachten bij het VAPH. 1.2.2 Aantal en inhoud van de klachten Van de 102 klachten die de ombudsdienst in 2006 ontving werden er 61 ontvankelijk verklaard en 41 niet ontvankelijk. De 41 onontvankelijk klachten kunnen als volgt worden opgedeeld: * 13 klachten hadden nog niet alle beroepsprocedures aangewend; * 12 klachten hadden betrekking op beleid en regelgeving; * 8 klachten vielen niet onder de bevoegdheid van de Vlaamse overheid; * 4 klachten werden al eerder ingediend; * 2 klachten ongegrond (geen belang kunnen aantonen), 1 anoniem, 1 in roepsprocedure en 1 verjaard Van de 61 ontvankelijke klachten waren er 39 gegrond en 22 ongegrond. Van de gegronde en deels gegronde klachten werden er 23 opgelost, 9 deels opgelost en bleven er 7 onopgelost. De deels opgeloste klachten zijn grotendeels die klachten waarbij derde instanties betrokken waren. 1.2.3 Soorten klachten Inhoudelijk kunnen we de klachten indelen in een aantal groepen: * Een groot aantal klachten betreft de lange wachttijden voor opname in een voorziening of dienst. De vraag is vaak groter dan het aanbod, en omdat de meest dringende zorgvragen vaak het eerst behandeld worden, plaatsen personen met een handicap zich vroeger op de wachtlijst. Veel geregistreerde zorgvragen zijn echter niet zo dringend. Daarom spreken we niet langer van een wachtlijst, maar van een Centrale Registratielijst voor de Zorgvragen (CRZ). Voor zorgvragen die wél dringend zijn, bestaat niet onmiddellijk een oplossing. Bovendien kan het VAPH de voorzieningen niet verplichten specifieke personen met een handicap op te nemen. Er is wel een provinciaal overleg tussen de voorzieningen, het Regionaal Overleg (ROG), waarbij de urgente zorgvragen worden besproken en gezamenlijk naar een oplossing wordt gezocht. Eind 2006 werden vijf nieuwe zorgcoördinatoren aangesteld, die aan dit regionaal overleg zullen deelnemen. De Vlaamse Regering leverde al inspanningen om de wachtlijsten verder weg te werken. Door het uitbreidingsbeleid werden in alle zorgvormen bijkomende plaatsen gecreëerd, maar het zal nog enige jaren duren voor overal voldoende capaciteit gerealiseerd zal zijn. Daarnaast stijgt het aantal aanvragen voortdurend. Sommige ziektebeelden zijn steeds beter gekend en worden in een steeds vroeger stadium gediagnosticeerd. Daardoor schrijven almaar meer mensen zich in op de wachtlijsten. Het vraagt tijd om bijkomende voorzieningen of uitbreidingen van bestaande voorzieningen te creëren. Daarom kunnen de klachten over de wachtlijsten niet opgelost worden. * De klachten tegen de werking van voorzieningen zijn divers: klachten over (seksuele) misbruiken, hulpverlening, eigen financiële bijdragen, de samenstelling van de gebruikersraden… De ombudsdienst werkte hiervoor meestal samen met de inspectiedienst. Vroeger maakte de inspectiedienst deel uit van het VAPH, maar het is intussen autonoom geworden in een Agentschap Inspectie Welzijn. Er waren dus nieuwe afspraken nodig om de samenwerking tussen het VAPH en de Inspectie Welzijn aan de nieuwe realiteit aan te passen. * Klachten omtrent aanvragen voor hulpmiddelen hebben soms te maken met een te lange doorlooptijd van het dossier. Bij ingewikkelde dossiers kan de doorlooptijd oplopen, bijvoorbeeld voor hulpmiddelen die via de Bijzondere Bijstandscommissie moeten worden aangevraagd. Ook de doorlooptijd van het voortraject, waarbij een multidisciplinair team de diagnose beschrijft in een multidisciplinair verslag, kan zeer lang zijn. In een tweetal gevallen werd een dergelijke diagnose door de persoon met een handicap in vraag gesteld. De klachtendienst heeft de zaak opgelost door de vraag opnieuw te laten behandelen. Soms klagen mensen ook over de kwaliteit van de hulpmiddelen. * De persoon met een handicap gaat vaak niet akkoord wanneer beslist wordt dat hem geen persoonlijke-assistentiebudget (PAB) wordt toegekend. De negatieve beslissingen zijn het gevolg van het te kleine budget voor het grote aantal aanvragen. Daarom worden er elk jaar opnieuw prioriteitenregels opgesteld door de minister van Welzijn. Vele personen met een reële zorgnood blijven daardoor op de PAB-wachtlijst staan. De klachtendienst kan hier geen oplossing bieden: pas als er voldoende middelen vanuit de Vlaamse begroting worden vrijgemaakt, kunnen méér PAB-budgetten worden toegekend. PAB was oorspronkelijk bedoeld om personen met een handicap die zich niet kunnen verzoenen met een verblijf in een voorziening, de kans te geven om thuis een meer geschikte zorgomgeving te creëren. Nu blijkt dat slechts 5 procent van de gebruikers in voorzieningen een PAB aanvragen. Hieruit kan men dus concluderen dat door dit budget een nieuwe doelgroep werd aangeboord. 1.2.4 Concrete realisaties en voorstellen Op aangeven van onder meer de klachtendienst, heeft het VAPH, mede op voorstel van het raadgevend comité, in 2006 een aantal problemen besproken. Zo werd een nieuwe regeling voorgesteld voor personen met een handicap met een levensbedreigende medische problematiek. Ook werden eind 2006 de gesprekken opgestart met de IVA Inspectie om tot een gezamenlijke procedure te komen voor de behandeling van de klachten tegen voorzieningen. Deze nieuwe werkmethode zal worden geformaliseerd in een Service Level Agreement (SLA) met het Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. 1.2.5 Procedure van de klachtenbehandeling In 2006 heeft de ombudsdienst van het VAPH een Access-programma in gebruik genomen voor de registratie van de klachten. Dat programma laat een betere opvolging van de klachten toe op het vlak van de behandelingstermijnen en een meer uniforme kwalificatie van de klachten in functie van de ombudsnormen, de ontvankelijkheidsgronden, enz. Voor het overige bleef de procedure van de klachtenbehandeling ongewijzigd. Tot 1 april 2006 werden de klachten over voorzieningen overhandigd aan de dienst Inspectie van het VAPH. Na de structurele veranderingen als gevolg van Beter Bestuurlijk Beleid werd op 1 april 2006 informeel afgesproken dat de klachten tegen voorzieningen die het VAPH zelf ontving, behandeld zouden worden door de ombudsdienst van het VAPH. Klachten die bij het Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin belandden, werden door het inspectieagentschap zelf behandeld. 1.3 Wettelijke subrogatie Een van de belangrijkste evoluties in de regelgeving met betrekking tot de gehandicaptensector in de jongste jaren is de wettelijke subrogatie. Wie een handicap heeft opgelopen door een ongeval kan rekenen op een voorschot van het VAPH in afwachting van het verzekeringsgeld waar hij of zij recht op heeft. De wettelijke subrogatie laat het VAPH toe om automatisch het uitgekeerde voorschot van een derde, meestal een verzekeringsmaatschappij, terug te eisen. Het achterliggende principe is dat de vergoedingen van het VAPH niet cumuleerbaar zijn met dezelfde vergoedingen betaald door andere organisaties. Sinds 2002 geldt dit residuariteitsprincipe niet alleen voor individuele materiële bijstand, maar ook voor zorg en persoonlijke-assistentiebudget. In de praktijk blijkt de wettelijke subrogatie gepaard te gaan met heel wat misverstanden, onder meer omdat de jurisprudentie nog niet zo uitgebreid is. Zowel personen met een handicap als advocaten en verzekeringsmaatschappijen blijken er niet bijzonder mee vertrouwd te zijn. Soms staan ze er weigerachtig tegenover om het VAPH te informeren en te betrekken bij de dading, ook al is dat wettelijk verplicht. gevolgen voor de personen met een handicap In de praktijk betekent de wettelijke subrogatieregeling dat de persoon met een handicap aan de verzekeringsmaatschappij moet vragen om alle, ook toekomstige, kosten die het gevolg zijn van het ongeval en de daaruit voortvloeiende handicap op zich te nemen. Het VAPH kan pas over de brug komen met voorschotten of bijkomende vergoedingen als de persoon zijn aanspraken heeft laten gelden tegenover de verzekeringsmaatschappij. Als hij of zij een akkoord sluit met de verzekering, moet het VAPH daar ook bij betrokken worden. Gebeurt dat niet, dan heeft de verzekeringsmaatschappij zich niet losgemaakt van haar verplichtingen tegenover het VAPH en loopt ze het risico tweemaal te moeten betalen: een vergoeding voor de persoon met een handicap én, later, de terugbetaling van de door het VAPH betaalde voorschotten. Maar ook de persoon met een handicap loopt een risico als hij of zij het VAPH niet bij het akkoord betrekt. De verzekeringsmaatschappij kan immers de aan het VAPH terugbetaalde voorschotten van hem of haar terugvorderen. Of dat in de praktijk ook zal gebeuren, is momenteel niet altijd duidelijk. Over de interpretatie van de wettelijke subrogatieregel zijn heel wat rechtszaken hangende. De uitspraken in die rechtszaken zullen duidelijkheid moeten scheppen over de precieze draagwijdte van de regel. stand van zaken Op dit moment zijn er 1.106 dossiers in behandeling waarin er sprake is van een andere organisatie die dezelfde vergoedingen als het VAPH kan toekennen. Daarvan hebben er 436 te maken met verkeersongevallen, 392 met arbeidsongevallen en 278 met andere kwesties. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 2 - Bijstand aan individuen Via Individuele Materiële Bijstand (IMB) kan het VAPH bijdragen in de kosten van hulpmiddelen of aanpassingen. Deze rechtstreekse ondersteuning van individuele personen met een handicap is een belangrijke pijler in de werking van het VAPH. Bij het beoordelen en verwerken van de vragen voor IMB speelt het KOC een ondersteunende en adviserende rol. 2.1 Overzicht van de sector De rechtstreekse bijstand aan individuen is grotendeels een zaak van Individuele Materiële Bijstand (IMB), die instaat voor het gros van de bij het VAPH ingediende zorgvragen. In 2006 waren er 39.272 zorgvragen voor IMB. Tabel 2.1 Evolutie van het aantal zorgvragen waaraan gunstig gevolg is gegeven. Het verschil tussen het aantal ingediende zorgvragen en het aantal verwerkte zorgvragen is te wijten aan het feit dat de ingediende zorgvragen niet dezelfde zijn als de verwerkte zorgvragen. Het is immers mogelijk dat een Provinciale Afdeling in 2006 zorgvragen van het jaar 2005 verwerkt. Grafiek 2.1 De meest aangevraagde hulpmiddelen Herinvoeren van de bedden In het kader van de besparingsmaatregelen die de Vlaamse Regering aan het VAPH oplegde, werd beslist om in 2006 de besparing te realiseren door volgende maatregelen: nogmaals een niet-indexering van de refertebedragen, het refertebedrag voor een tandem werd verlaagd van 1.028 euro tot 625 euro en de relaxzetels blijven geschrapt. De bedden (die in 2005 niet ten laste werden genomen in het kader van de besparingen) werden wel heringevoerd. bijzondere bijstandcommissie: minder vragen In 2006 behandelde de Bijzondere Bijstandscommissie (BBC) 1.491 vragen. In 2005 waren er dat nog 1.891. Deze daling is hoofdzakelijk te wijten aan de opname van de daisyspeler in de refertelijst. In 2005 werden er nog 461 daisyspelers behandeld door de BBC, in 2006 waren er dat slechts 147. De meest voorgelegde hulpmiddelen aan de BBC waren daisyspelers, communicatietoestellen, elektronische rolstoelen, nieuwbouw, draagbare beeldschermloepen, gsm’s met spraakoutput, sprekende leespennen en trapliften. De commissie kende bovendien meermaals een terugbetaling van herstellingskosten van hulpmiddelen toe, waardoor de aankoop van een nieuw toestel vermeden wordt. Aanpassing refertelijst Op 13 juli 2006 keurde de Vlaamse minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin een aanpassing van de refertelijst goed. De vermelde bedragen gelden vanaf 1 augustus 2006. Dit betekent dat alle aanvragen vanaf 1 augustus 2006 behandeld zullen worden volgens deze nieuwe refertelijst. Alle aanvragen daterend van voor 1 augustus 2006, worden behandeld volgens de refertelijst die geldig is op het moment van de aanvraag. Een overzicht van de aanpassingen is te vinden op www.vaph.be. Zoals gebruikelijk heeft het KOC in 2006 twee voorstellen gedaan voor aanpassingen aan de refertelijst. In totaal werden meer dan vijftig rubrieken in de refertelijst aangepast. Ook voorstellen van de ‘Werkgroep IMB voor Personen met een Sensorische Handicap’ werden opgenomen. Deze werkgroep verenigt zes belangenorganisaties van personen met een sensorische handicap. Midden 2007 komt er een nieuwe aanpassing van de refertelijst. bijstandskorven In 2002 werd gestart met de vierjarige bijstandskorven. Alle IMB-vragen kwamen terecht in een vierjarige korf. Op 1 juli 2004 werd gestopt met deze werkwijze. Aanvragen na deze datum kwamen terecht in een bijstandskorf zonder einddatum. In 2006 liepen de eerste vierjarige korven af. Veel gebruikers stelden zich dan ook vragen over hoe het nu verder moest. Daarom werden de teams in maart 2006 geïnformeerd over de te volgen werkwijze. Het refertebedrag voor onderhoud en herstel wordt toegekend voor de totale gebruiksduur van het hulpmiddel. Indien de gebruiker het toegekende refertebedrag in zijn vierjarige bijstandskorf nog niet heeft opgebruikt, dan mag hij dit alsnog doen. Indien het refertebedrag wel al volledig is opgebruikt, dan heeft de gebruiker hier geen recht meer op. De domeinmaxima in de vierjarige bijstandskorven gelden voor vier jaar. In de korven van onbepaalde duur wordt met een schone lei begonnen en krijgt iedereen een nieuw domeinmaximum. 2.2 Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) Het Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) evalueert de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de materiële bijstand. In 2006 werkte het KOC rond diverse onderwerpen, formuleerde het verschillende standpunten en werkte het mee aan studies en projecten omtrent hulpmiddelen voor personen met een handicap. Voorts is het KOC betrokken bij een groot aantal relevante overlegstructuren in het VAPH en onderhoudt het nauwe contacten met de verschillende organisaties in het werkveld, ook in het buitenland. Het KOC heeft een drieledige opdracht: * de vergaring, verwerking en verspreiding van kennis op het vlak van hulpmiddelen; * de ondersteuning van personen met een handicap, multidisciplinaire teams en andere actoren bij de keuze van een geschikt hulpmiddel; * het formuleren van beleidsvoorstellen met betrekking tot het hulpmiddelenbeleid. De werking van het KOC wordt mede bewaakt door het toezichtcomité. Dat werd in 2006 uitgenodigd om haar eigen rol in de voorbije vijf jaar en de opdracht tegenover het VAPH te evalueren. Hieruit vloeide een gedachtewisseling voort over een uitgebreidere samenstelling van het comité (vertegenwoordigers middenveld, thuiszorg…). Methode voor persoonlijke adviesverlening Het KOC werkte een uniforme methode uit om personen met een handicap te adviseren over de voor hen geschikte hulpmiddelen, ongeacht de zorgvraag of de woonplaats van de aanvrager. Via deze methodische aanpak wordt telkens een grondig gemotiveerd adviesrapport opgemaakt op basis waarvan het VAPH een budget kan toekennen voor Individuele Materiële Bijstand. De multidisciplinaire teams, die het advies verstrekken, zijn sinds 2004 verplicht deze methode voor persoonlijke adviesverlening en de vernieuwde adviesrapporten te gebruiken. experts Als het KOC zelf over onvoldoende informatie en kennis beschikt, kan het de persoon met een handicap of een andere actor uit het werkveld doorverwijzen naar een expert. Eind 2006 waren er 31 organisaties gemachtigd als expert. Een evaluatie van de expert-adviesrapporten leidde tot terugtrekking van enkele experts. De machtiging van al de andere experts werd verlengd tot september 2008. Dit biedt het KOC de mogelijkheid om in die tussentijd de kwaliteitseisen te concretiseren. vragen aan het KOC In 2006 werden 639 vragen gesteld aan het KOC (zie grafiek 2.2). Daarvan kwamen 201 vragen van de multidisciplinaire teams (MDT’s). Ze kwamen van ongeveer de helft van het totaal aantal MDT’s. Het KOC behandelde 47 procent van de vragen zelf, 53 procent werd doorverwezen naar een expert. Tabel 2.2 Vragen per handicap Bij aanpassingen van de arbeidspost kon vroeger de trajectambtenaar van de Provinciale Afdeling ondersteuning vragen aan het KOC. In 2006 werd tewerkstelling van het VAPH overgeheveld naar de VDAB en was het niet duidelijk hoe de overlegstructuur wat betreft adviesverlening georganiseerd zou worden. In 2007 zal het KOC contact opnemen met de VDAB in verband met de mogelijkheid tot ondersteuning van de betrokken diensten. Diverse instellingen zoals de Bijzondere Bijstandscommissie, de Provinciale Evaluatiecommissie, de Heroverwegingscommissie, de Arbeidsrechtbank, de Medische Cel, de juridische Cel en de Provinciale Afdelingen van het VAPH, kunnen een beroep doen op het KOC bij het beoordelen van de vragen om individuele materiële bijstand. In 2006 gebeurde dit 122 keer. De meeste van deze vragen beantwoordde het KOC zelf. Verder beantwoordde het KOC in 2006 nog 316 vragen van particulieren, hulpverleners, studenten, hulpmiddelenleveranciers, overheidsinstelling, gehandicaptenverenigingen, enzovoort. Van de gestelde vragen werd 30 procent innen de 7 kalenderdagen beantwoord of doorverwezen naar een expert, voor 50 procent gebeurde dat binnen de 14 kalenderdagen (zie grafiek 2.3). De meeste vragen gingen over hulpmiddelen voor personen met een motorische handicap (39 procent). Grafiek 2.2 Vragen gesteld aan KOC van 2002 tot 2006 Grafiek 2.3 Doorlooptijden dossiers KOC Voor de dossiers die in 2006 werdeb beabtwoord, bedroeg de antwoordtijd die een expert nodig had voor een complex dossier gemiddeld 316 kalenderdagen. In 2006 werden 88 dossier afgerond door experts. Tabel 2.3 Herkomst van de expertverslagen in 2006 informatieverspreiding Het KOC probeert de opgedane kennis en knowhow op verschillende manieren te verspreiden. Website De website van het KOC wordt steeds aangevuld met nieuwe informatie: keuzewijzers, hulpmiddelenflashes, KOC-info’s, het signaalboek, het werkingsverslag, enzovoort. In november en december 2006 werden voor de website de bezoekersstatistieken bijgehouden. In die twee maanden namen 12.430 verschillende bezoekers een kijkje op www.koc.be. Eind 2006 was er op 25.700 webpagina’s van andere organisaties een link naar www.koc.be. Databank Vlibank, de hulpmiddelendatabank van het KOC, wordt doorlopend vernieuwd en bijgewerkt. Er werden 925 nieuwe producten ingevuld, 2.884 producten geactualiseerd en 558 producten verwijderd. Eind 2006 waren in Vlibank 12.118 hulpmiddelen opgenomen voor personen met een motorische, visuele of auditieve handicap, voor personen met een spraak-, taal-of stemstoornis, en voor personen met een cognitieve handicap of leerstoornis. In november en december 2006 werden voor de Vlibank-website de bezoekersstatistieken bijgehouden. Gemiddeld bezochten 43 bezoekers per dag 1.341 pagina’s (zoekpagina’s, activiteitenlijst, productinformatie, handleiding). Gemiddeld betrof het 152 verschillende producten. In totaal werden in deze twee maanden 5.118 verschillende producten bekeken. De ‘International Alliance of Assistive Technology Information Providers’ verenigt acht Europese en één Amerikaanse hulpmiddelendatabank. In 2006 stelde de organisatie een nieuwe website op waarin de alliantie wordt voorgesteld: www.ati-alliance.net. In 2006 werd de EASTIN Association opgericht. Dit ‘Europees Hulpmiddelen Informatie Netwerk’ (www.eastin.info) verenigt gegevens uit de hulpmiddelendatabanken uit Duitsland, Italië, Nederland, Denemarken, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Het KOC en Vlibank werden in 2006 uitgenodigd om in 2007 toe te treden tot de EASTIN Association. Derde signaalboek In december 2006 publiceerde het KOC zijn derde Signaalboek. Hiermee wil het KOC de kennis die het verzameld heeft uit individuele dossiers bekendmaken bij een groter publiek. Tegelijk dient het Signaalboek om te wijzen op tekorten in de regelgeving en nieuwe beleidsvoorstellen te formuleren. infovisie Magazine Infovisie Magazine is een driemaandelijks onafhankelijk tijdschrift met informatie over geavanceerde hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden. In 2006 liep de 20ste jaargang van dit tijdschrift. Samen met Infovisie vzw vormt het KOC de vaste redactiekern. Eind 2006 telde het magazine 450 abonnees in Nederland en België. Naar aanleiding van het twintigjarig bestaan organiseerden Infovisie vzw, het KOC, Blindenzorg Licht en Liefde en de K.U.Leuven een tentoonstelling over de evolutie van hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden: ‘20 jaar hulpmiddelen@infovisie.magazine’. Deze tentoonstelling liep van 20 oktober tot 5 november en was opgebouwd rond acht thema’s. Ze lokte meer dan duizend bezoekers. Andere uitgaven Vaak blijft het moeilijk om uit het uitgebreide aanbod, waarvan Vlibank een overzicht geeft, het meest geschikte hulpmiddel te kiezen. Het KOC wil met Keuzewijzers de personen met een handicap en hulpverleners de nodige tips, richtlijnen en informatie bieden. In 2006 werden zes nieuwe Keuzewijzers gepubliceerd, vijf Keuzewijzers werden geactualiseerd. In 2006 werden vijf nieuwe Hulpmiddelenflashes uitgebracht, vijf Hulpmiddelenflashes werden geactualiseerd. Deze steekkaarten bevatten praktische informatie over nieuwe hulpmiddelen op de markt. Naast Keuzewijzers en Hulpmiddelenflashes geven de KoC-Info’s nuttige informatie over hulpmiddelen. In 2006 werden vijf nieuwe KOC-Info’s gepubliceerd, drie KOC-Info’s werden geactualiseerd. 2.3 Communicatie Assistentie Bureau (CAB) Het Communicatie Assistentie Bureau organiseert in opdracht van het VAPH tolkondersteuning voor doven en slechthorenden. In 2006 werd het aantal tolkuren verhoogd van 8.000 naar 9.000 uren. Ongeveer de helft van die uren wordt benut voor leefsituaties, de andere helft voor arbeidssituaties. Daarnaast werden de schrijftolken opgenomen in het tolkenbesluit. De facto waren er 2006 echter meer dan 9.000 tolkuren beschikbaar. Er werd namelijk overeengekomen om van 1 september 2006 tot 30 juni 2007 een experiment op te starten met een halftijdse instant-tolk. De gepresteerde tolkuren van deze instant-tolk zijn niet bij de 9.000 uren geteld, maar apart gerekend. In 2006 waren er bij het CAB 1.544 personen geregistreerd die recht hadden op tolkuren. Daarvan hebben er slechts 576 effectief (d.w.z. minimum één keer) gebruik gemaakt van een tolk. Dit is een daling van 7,6 procent ten opzichte van 2005 toen er 623 effectieve gebruikers waren. 2.4 Persoonlijke-assistentiebudget (PAB) Met een persoonlijke-assistentiebudget kan een persoon met een handicap iemand in dienst nemen die hem of haar thuis, op school of op het werk praktisch en organisatorisch hulp biedt. Het aantal PAB’s is niet onbeperkt: het PAB-besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 bepaalt hoeveel mensen er maximaal een PAB kunnen genieten in een bepaald jaar. Voor 2006 waren er dat 1.400. Daarnaast gelden ook budgettaire beperkingen. In 2006 waren er vier toekenningsronden: * 31 PAB’s vanaf 1 september 2006 * 43 PAB’s vanaf 1 oktober 2006 * 39 PAB’s vanaf 1 november 2006 * 87 PAB’s vanaf 1 december 2006 In 2006 heeft de Vlaamse Regering 5.625.000 euro ter beschikking gesteld voor het toekennen van nieuwe PAB’s. Met dit bedrag kan het VAPH 220 tot 240 extra PAB-vragen inwilligen. Eind 2006 waren er aan 1.276 personen een PAB toegekend. Prioriteiten Prioritair werd in 2006 aan volgende groepen een PAB toegekend: * De volwassenen met de hoogste categorie van integratietegemoetkoming (categorie V) of hulp aan bejaarden (categorie V) en de kinderen met de hoogste categorie van kinderbijslag (meer dan 20 punten) die vóór 1 januari 2006 een PAB hebben aangevraagd. * De personen met de op één na hoogste categorie van integratietegemoetkoming, hulp aan bejaarden of bijkomende kinderbijslag die een PAB-aanvraag indienden vóór 1 januari 2001. Van beide groepen samen wordt eerst een PAB toegekend aan de aanvragers die een VAPH-voorziening wensen te verlaten bij toekenning van een PAB. Wijziging in de reglementering Op 17 november 2006 keurde de Vlaamse Regering een aantal wijzigingen goed aan het PAB besluit, zoals de invoering van een spoedprocedure voor mensen met een snel degeneratieve aandoening. Bepaalde wijzigingen gaan pas in vanaf 2007. Daarnaast kwam er ook duidelijkheid voor mantelzorgers die in het kader van het PAB tewerkgesteld worden. Er waren in het verleden juridische bezwaren rond het aanwerven van een familielid als persoonlijke assistent. Aangezien volgens de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) tussen familieleden doorgaans de noodzakelijke gezagsverhouding ontbreekt om van een arbeidsovereenkomst te spreken, konden persoonlijke assistenten in principe geen beroep doen op de sociale zekerheid voor werknemers. Deze situatie werd evenwel gedoogd door de RSZ tot er een juridische oplossing voorhanden was. Het Koninklijk Besluit van 20 juli 2006 creëerde een sociaal statuut voor deze mantelzorgers. Voortaan zullen ook zij wettelijk onderworpen zijn aan de sociale zekerheid voor werknemers. inschalingsoperatie Op vraag van de Vlaamse minister van Welzijn werkt het VAPH aan een inschalingsoperatie, met als doel een globaal profiel te krijgen van de PAB-wachtenden. Iedereen die in het verleden een aanvraag voor PAB indiende, werd uitgenodigd om een PAB-inschalingsverslag te laten opmaken door een multidisciplinair team. De minister wenst met deze operatie een beter zicht te krijgen op de aard van de vragen en het beleid op lange termijn te bepalen voor het wegwerken van de wachtlijsten. 2.5 Toekomstperspectieven en studies Naar een nieuwe regelgeving IMB Het VAPH blijft permanent werken aan het verfijnen en vereenvoudigen van procedures en regelgevingen. De voorbije jaren waren er al verscheidene aanpassingen, maar het VAPH blijft onderzoeken hoe de IMB-wetgeving er in de toekomst moet uitzien. In 2007 zal opnieuw hard gewerkt worden aan de bijsturing van de regelgeving over de verstrekking van Individuele Materiële Bijstand. rolstoelen: afstemming op riziv In 2006 werd gewerkt aan een nieuw voorstel tot regelgeving met betrekking tot de rolstoelen. Het KOC gaf hiervoor input omtrent de afbakening van de doelgroep van personen die in aanmerking komen voor een tweede rolstoel, de hernieuwingstermijn van een tweede rolstoel en welke rolstoel als tweede rolstoel kan dienen, de afbakening van de rubriek aanpassingen, onderhoud en herstel van rolstoelen en de knelpunten. Het is de bedoeling dat de regelgeving van het VAPH wordt afgestemd op die van het Riziv Voorlopig is de VAPH-regelgeving echter nog niet gewijzigd. Het VAPH heeft wel een aantal knelpunten geïnventariseerd met betrekking tot de nieuwe Riziv-nomenclatuur en dit doorgegeven aan het Riziv. Dit thema wordt zonder twijfel ook in 2007 nauwgezet opgevolgd. Aanpassing doventolkenbesluit Er wordt gewerkt aan een aanpassing van het doventolkenbesluit in functie van het optrekken van het urencontingent en een loonsverhoging voor de tolken. Nieuw ontwerp van terugbetalingslijst In de eerste helft van 2006 heeft het KOC, in het kader van het ontwerp van een nieuwe regelgeving, een nieuw concept van refertelijst uitgewerkt. Dit ontwerp werd voorgesteld aan verschillende betrokkenen binnen de administratie van het VAPH. gebruikersbetrokkenheid Het KOC heeft de opdracht behoeften van personen met een handicap voortdurend te onderzoeken. In 2006 werkte het KOC aan de voorbereiding van een onderzoek om het niet-gebruik van de door het VAPH gesubsidieerde hulpmiddelen te inventariseren. Op die manier kunnen de oorzaken van het niet-gebruik in gebracht worden. En kan een methode ontwikkeld worden om het feitelijk gebruik van een hulpmiddel na goedkeuring op te volgen. Zo kan niet-gebruik voorkomen worden. Diagnostiek en indicatiestelling: naar meer expertise Diagnostiek en indicatiestelling zijn als thema erg actueel in de welzijnssector. Voor het VAPH behoort het tot de taak van de multidisciplinaire teams om de behoeften van personen met een handicap in kaart te brengen en advies te verstrekken over de gepaste hulpmiddelen. Zo verdedigt het KOC de noodzaak van voldoende hulpmiddelendeskundigheid en een goede adviesverlening in alle fasen van het diagnostisch proces. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 3 - Zorg In samenwerking met de betrokken voorzieningen en diensten werkte het VAPH aan wat een meer cliëntgerichte herindeling van het zorgaanbod moet worden. De Vlaamse overheid injecteerde bijkomend 22,5 miljoen euro subsidies om via uitbreidingsbeleid extra capaciteit voor opvang, behandeling en begeleiding te realiseren. Op het vlak van de gewone subsidiëring geraakten de achterstanden voor een groot stuk weggewerkt. De dienstverlening van het VAPH verloopt in de zorgsector niet rechtstreeks, maar via subsidiëring aan initiatiefnemers: het VAPH beschikt zelf niet over voorzieningen of begeleidingsdiensten, maar geeft ze financiële steun en controleert of ze hun werk goed doen. Dat is onder meer het geval voor de sector Zorg. In 2006 bedroeg het budget voor deze sector 856,7 miljoen euro, of bijna 69,5 procent van het totaalbudget. 3.1 Overzicht van de sector De sector Zorg bestaat uit twee grote onderdelen: * residentiële en semi-residentiële voorzieningen, zoals internaten, semi-internaten, tehuizen en dagcentra voor niet-werkenden; * ambulante diensten, die de personen met een handicap in hun eigen leef-en woonsituatie of in een meer geïntegreerde woonvorm begeleiden. Daarnaast zijn er nog de revalidatiecentra. Het aantal erkende revalidatiecentra verminderde in 2006 met twee eenheden. Het ging tweemaal om een fusieoperatie van extramurale centra. Eind 2006 waren er 79 erkende intramurale en 60 extramurale centra. De revalidatiekosten van die centra worden betaald door het federale Riziv. In het kader van de operatie Beter bestuurlijk Beleid werd de inspectietaak met betrekking tot de revalidatiecentra in de loop van 2006 overgeheveld van het VAPH naar het nieuwe agentschap Inspectie Welzijn en Gezondheid. Ook het verlenen van investeringssubsidies verhuisde van het VAPH naar het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden aangelegenhedenagentschap (IVA VIPA). Het VAPH behoudt wel het toezicht op de erkenning en het verlenen van trimestriële ‘toelagen voor onderhoud’. Tot slot zijn er de Centra voor ontwikkelingsstoornissen in Gent, Antwerpen, Brussel en Leuven. In 2006 mochten die samen 4.022 multidisciplinaire onderzoeken uitvoeren, goed voor een totale subsidie van iets meer dan 2 miljoen euro. 3.2 Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) De bovenstaande gegevens bieden een beeld van het bestaande aanbod in de gehandicaptensector en van het gebruik ervan. Dat aanbod is een antwoord op de zorgvragen van de voorbije jaren, maar sluit er niet honderd procent op aan. Soms worden toekomstige ontwikkelingen over-of onderschat. Bovendien volstaan de beschikbare middelen momenteel niet altijd om aan alle vragen onmiddellijk tegemoet te komen. Om de evoluties in het aantal zorgvragen zo nauwkeurig mogelijk te kunnen volgen, maakt het VAPH gebruik van het systeem van Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ). Dat verwerkt gegevens die per provincie worden verzameld. Samen met de cliëntenregistratie levert deze CRZ elementen om de werkelijke zorgnoden van het ogenblik en van de nabije toekomst beter te kunnen inschatten. Het beleid kan daarop inspelen door het aantal plaatsen in bepaalde zorgtypes uit te breiden of juist te verminderen, of door interne verschuivingen door te voeren. Sinds 2001 maakt het VAPH de gegevens van die CRZ om de zes maanden bekend. Voor elk type zorgvraag en per provincie publiceert het VAPH tabellen met onder meer leeftijd en handicap van de zorgvrager, zijn of haar huidige dagbesteding en woonsituatie, en de tijd dat de mensen op een definitieve oplossing voor hun situatie moesten wachten. Deze gegevens bieden een volledig beeld van alle in de provincies genoteerde zorgvragen. Sinds 2004 evolueerde het rapport van een overzicht met enkel de naakte cijfers zonder veel duiding naar een rapport met meer gedetailleerde gegevens en de nodige interpretaties daarvan. Het cijferrapport over de tweede helft van 2005 was beschikbaar in maart, de cijfers over de eerste helft van 2006 waren beschikbaar midden december. rapport van 30 juni 2006: meer dringende vragen Het aantal personen met een handicap met een dringende vraag naar opvang thuis of in een voorziening is in de eerste helft van 2006 gevoelig gestegen: van 7.656 vorig jaar (rapport van 30/6/2005) naar 8.195 dit jaar. Deze stijging doet zich jaarlijks voor en is dus geen verrassing. Hoewel er in een jaar tijd zeer veel vragen met succes afgehandeld zijn, waren er tegelijk veel nieuwezorgvragen.Steeds meer mensen laten hun zorgvraag optekenen en het aantal personenmet een gekende handicap neemt steeds toe, onder andere door betere en snellere diagnoses. Ook zijn er zorgvragen die in het verleden niet zo dringend waren, maar dat nu door gewijzigde omstandigheden wel zijn. Dat alles wil niet zeggen dat de 8.195 aanvragers intussen allemaal in de kou staan: ongeveer de helft van hen ontvangt reeds een of andere vorm van zorg, ook al is het dan niet altijd precies die waarom ze gevraagd hebben. In samenspraak met de studiecel heeft de dienst Zorg de gevolgde logica om structurele tekorten te bepalen verder uitgewerkt. Alle kritieken en voorstellen tot verfijning werden 03 ter harte genomen om tot een voorstel te komen, waarover grondig overlegd werd met de bevoegde Permanente Cel Zorgregie. Het VAPH schreef een uitgebreide toelichting en verantwoording van alle opgenomen parameters. Daarna volgde een communicatieronde in de verschillende Regionale Overlegnetwerken Gehandicaptenzorg (ROG). Na overleg in de Permanente Cel Zorgregie en afstemming met de verschillende ROG blijft verdere verfijning steeds mogelijk. Wij denken hierbij specifiek aan zorgvormen die niet eenduidig in plaatsen uit te drukken zijn of aan zorgvormen met een grote doorstoom. een uitbreidingsbeleid over twee sporen Om de structurele tekorten in de voorzieningen weg te werken, tekende de Vlaamse overheid een uitbreidingsbeleid uit over twee sporen: * Over een periode van verscheidene jaren wordt het aantal erkende plaatsen uitgebreid. Om de exploitatie van deze bijkomende capaciteit te verzekeren, voorziet het VAPH jaarlijks meer personeels-en werkingssubsidies. * Een grote uitbreiding van het aanbod, zeker voor personen met een grote zorgzwaarte, vereist voldoende aangepaste infrastructuur. Daarom wordt ook geld uitgetrokken voor bijkomende investeringssubsidies. In 2004 werden eenmalig vergunningen afgeleverd voor de bouw van 404 bijkomende plaatsen. Hiervan blijven er nog 300 te realiseren. Zoals blijkt uit Tabel 3.4 zijn er in 2006 in totaal 345 erkende plaatsen bijgekomen in de residentiële sector en 771 in de ambulante sector. De grootste uitbreidingen komen overeen met de grootste noden: * de tehuizen voor niet-werkenden en de dagcentra in de residentiële sector; * thuisbegeleiding en begeleid wonen in de ambulante sector. Net zoals in 2005 werd een bedrag van 500.000 euro uitgetrokken voor de ontwikkeling van aangepaste opvang voor personen met een mentale handicap die in gevangenissen verblijven onder het statuut van internering. Met dat bedrag zal een voorziening een tehuis voor niet-werkenden opzetten voor tien plaatsen, met de verbintenis daadwerkelijk personen vanuit de gevangenis over te plaatsen naar een langdurige opvangmogelijkheid buiten de gevangenis. Het totaalbedrag dat in 2006 uitgetrokken is voor uitbreidingsbeleid, bedroeg 22,5 miljoen euro. Daarvan was 16,875 miljoen bestemd voor de residentiële en ambulante sector. 3.3 Subsidiëring Zowel voor de residentiële en semi-residentiële voorzieningen als voor de ambulante diensten subsidieert het VAPH de exploitatiekosten en de investeringen in (vooral) gebouwen. Die investeringskosten liggen bij de residentiële voorzieningen logischerwijs veel hoger dan bij de ambulante diensten. Daar blijven ze beperkt tot de uitrusting voor de lokalen voor de administratie. 3.3.1 Exploitatiekosten De exploitatiekosten worden onderverdeeld in: * de personeelskost van de voorziening of dienst, die varieert volgens het type, de personeelsnorm voor dat type, en de effectieve lonen die daaraan vasthangen (afhankelijk van onder meer diploma en anciënniteit); * de werkingskost van de voorziening of dienst, opnieuw variërend per type. Voor de residentiële en semi-residentiële voorzieningen wordt deze subsidie uitgedrukt in een dagprijs. Het VAPH betaalt die dagprijs niet volledig uit: de personen met een handicap dragen een deel van de dagprijs zelf. voorschotten en afrekeningen: wegwerking achterstanden De eigenlijke subsidies van het VAPH kunnen pas worden berekend nadat de kosten zijn gemaakt. Door de schommelingen in zowel het aantal personeelsleden als het aantal cliënten in de voorzieningen liggen de exacte personeelskosten en cliëntenbijdragen vooraf niet vast. Daarom werkt het VAPH met een systeem van voorschotten: * De voorziening krijgt voor het lopende werkingsjaar een voorschot uitgekeerd dat gelijk is aan de laatste, geïndexeerde eindafrekening. * Aan het einde van het werkingsjaar stuurt de voorziening alle personeels-en andere gegevens naar het VAPH, dat daarmee de werkelijk gemaakte kosten berekent en het eindbedrag uitbetaalt, zonder de al verstrekte voorschotten. De dienst heeft nog dossiers 2003 en 2004 in berekening waarvoor alle noodzakelijke gegevens door de voorziening werden verstrekt. Voor de dagprijs 2005 is reeds 40 procent van alle dossiers in berekening: van die 40 procent zijn er 72 definitief en kregen 29 een voorlopige berekening. Einde juni 2007 zullen alle dossiers 2005 in berekening zijn waarvoor alle noodzakelijke gegevens door de voorzieningen werden verstrekt. Op een paar probleemdossiers na zijn in 2006 de eindafrekeningen gemaakt van alle dossiers tot en met het jaar 2002, en van 73,5 procent van de dossiers van het jaar 2003. Dit valt binnen de wettelijke termijn van 30 maanden na de gemaakte kosten. Verwacht wordt dat in 2007 de achterstand helemaal weggewerkt zal zijn en dat de dossiers dan binnen 18 maanden na de gemaakte kosten afgehandeld worden. Dat is een correcte termijn omdat de berekening gebeurt op basis van jaarlijks ingediende dossiers. Zo worden de dossiers 2006 ten laatste op 30 juni 2007 ingediend bij het VAPH. Ervan uitgaande dat de verwerking twaalf maanden in beslag neemt, is de afhandeling rond binnen de 18 maanden na het dienstjaar. Nationale loterij Sinds 2002 worden ook bijkomende werkingssubsidies, afkomstig van de toebedeelde winst van de Nationale Loterij, door de diensten van het VAPH automatisch uitgekeerd. In 2006 kon het VAPH op die manier 6 miljoen euro verdelen. Daarvan was 3,7 miljoen bestemd voor investeringen. Het resterende 2,3 miljoen, voor werkingskosten van 2006, werd in december 2006 verdeeld op basis van de personeelsnorm. Personeel: uitbreidingen Voor een overzicht van het aantal tewerkgestelde personeelsleden (voltijds-equivalenten) in de voorzieningen, per type voorziening en per functie, verwijzen we naar Tabel 3.5. De tabel geeft de situatie eind 2006 weer in de (semi-)residentiële diensten, ervan uitgaande dat het uitbreidingsbeleid van 2006 maximaal omgezet wordt in extra personeel. Tegenover 2005 is de totale personeelsbezetting gestegen met ongeveer 220 voltijdse equivalenten. TAbel 3.5 Personeel tewerkgesteld in de (semi-) residentiële voorzieningen Tabel 3.6 geeft op zijn beurt het subsidieerbare kader in de ambulante diensten, naar dienst en functiecategorie. De gehanteerde personeelscategorieën zijn niet identiek met die van de (semi-)residentiële diensten. TAbel 3.6 maximum subsidieerbaar personeelskader in de ambulante diensten 3.3.2 Het VAPH verstrekt ook toelagen voor investeringen in (vooral) gebouwen. Onderstaande tabel geeft weer, per provincie en per sector, voor welke bedragen er in 2006 subsidiebeloften konden worden gedaan. Zoals uit Tabel 3.7 blijkt, gaat het grootste deel van de subsidies, logischerwijze, naar de residentiële voorzieningen. Als we een verder onderscheid maken tussen investeringen om de capaciteit van voorzieningen uit te breiden en investeringen om infrastructuur voor bestaande capaciteit te vernieuwen of te vervangen, dan blijkt uit Tabel 3.8 dat ook in 2006 voorrang gegeven werd aan de eerste categorie. Die keuze past natuurlijk volledig in het streven om de tekorten zo snel mogelijk weg te werken. Tabel 3.7 subsidiebeloften 2005 (in euro) 3.4 Steunpunt Expertisenetwerken Het Steunpunt Expertisenetwerken (SEN), een door het VAPH erkende en gesubsidieerde vzw, wordt bestuurd door vertegenwoordigers van gebruikersverenigingen en koepels van voorzieningen. De organisatie richt zich vooral tot professionelen in voorzieningen en diensten. Ze heeft als opdracht de kennisontwikkeling en -overdracht te ondersteunen met betrekking tot drie doelgroepen: * personen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH); * personen met een verstandelijke handicap en ernstig probleemgedrag; * personen met autisme. In de meerjarenplanning van het VAPH gelden ze als prioritaire doelgroepen, of groepen die voor een aantal aspecten aan een inhaaloperatie toe zijn, bijvoorbeeld omdat de problematiek te weinig bekend en omschreven is, of omdat de personen uit die doelgroep moeilijk geschikte opvang vinden door gebrek aan informatie en expertise. Om alvast de expertise-inspanningen voor deze groepen een blijvend karakter te geven, werd in 2002 het SEN opgericht. Sinds 2005 heeft het steunpunt zijn werking verder uitgebouwd. In alle provincies werden samenwerkingsverbanden verder verankerd door tijdelijke aanwervingen van coördinatoren. Was het de brede opzet om zoveel mogelijk actoren te betrekken in het begin eerder een remmende factor, in de toekomst zal dit echter wellicht ook voor een deel de kracht van het SEN uitmaken. De website van het SEN werd verder uitgebouwd. En voorts heeft het steunpunt in verscheidene provincies lezingen, ontmoetings-en studiedagen en vormingsreeksen georganiseerd. Deze waren vooral bedoeld voor basismedewerkers. 3.5 Toekomstperspectieven en studies 3.5.1 Implementatie van het Besluit Zorgregie De gegevens van de Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) worden tot op heden hoofdzakelijk gebruikt voor planning. Gegevens over zorgvragers en hun zorgvragen kunnen echter een veel ruimer doel dienen, met name voor: * zorgbemiddeling, waarbij naar een gepaste oplossing voor de meest urgente zorgvragen gezocht wordt; * zorgafstemming, waarbij de dienstverleningen van de verschillende voorzieningen in een regio op elkaar afgestemd worden om overlappingen en lacunes zoveel mogelijk uit te sluiten. Binnen de provincies wordt hiervoor ook nu al in beperkte mate gebruik gemaakt van de CRZ-gegevens, maar dit moet nog intensiever en op dezelfde manier in alle provincies gebeuren. In 2002 werd al de aanzet gegeven naar een meer regionale zorgregie. In maart 2006 kreeg dit gestalte in het Besluit van de Vlaamse Regering (BVR) Zorgregie. Het Besluit bevat zeer gedetailleerde bepalingen met betrekking tot de procedures voor zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning. Het BVR beoogt: * een transparant en rechtvaardig opname-en bemiddelingsbeleid te realiseren; * het bestaande aanbod af te stemmen op de vraag; * een gefundeerde planning van het nieuwe aanbod te realiseren. Bovendien bepaalde het BVR de nieuwe overlegorganen waarin de zorgregie gestalte zal krijgen. De Permanente Cel Zorgregie werd opgericht als centraal adviesorgaan inzake zorgregie bij het VAPH. Zij ontwikkelde een visie op de grotere werking van de zorgregie en het voortraject, de onafhankelijke vraagverduidelijking en een door alle spelers gedragen berekening van de structurele tekorten. Om de zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning vlot te laten verlopen voorziet het BVR een aantal expliciete spelregels en uit te werken voorschriften met procedures, de zogenaamde protocols. Vanaf midden 2006 werkten werkgroepen aan een protocol met de kwaliteitseisen van de zorgbemiddeling, een protocol urgentiecodering, een protocol noodsituatie en een klachtenprocedure inzake zorgvraagregistratie en zorgbemiddeling. Dit zal in de eerste helft van 2007 moeten leiden tot adviezen van de Permanente Cel Zorgregie aan het VAPH. Het VAPH zal instaan voor de uitvaardiging van deze adviezen. Om al deze procedures vlot te laten verlopen en informaticatechnisch te ondersteunen 50|51 voorziet het BVR Zorgregie ook een geïntegreerde databank. Een technische werkgroep, die alle betrokken informatieleveranciers en informatievragers bundelt, begeleidt de ontwikkeling van deze databank. Een eerste toepassing van de databank, de cliëntenregistratie, wordt begin 2007 gelanceerd. Met het Besluit Zorgregie wordt de juridische basis gelegd voor een gelijkvormige, transparante en meer regionaal aangestuurde zorgregie, waarbij de systematische zorgvraagregistratie, gekoppeld aan urgentiecodering, tevens de hoeksteen zal vormen van het plannings-en programmatiebeleid voor de verdere ontwikkeling van het zorgaanbod. Het is de bedoeling om de voorzieningen, samen met de andere partners, voortaan per regio collectief te responsabiliseren voor het opnamebeleid van personen met een handicap. Door middel van een provinciaal georganiseerd overlegorgaan zullen zowel verwijzers, gebruikers als voorzieningen voortaan als partners aan de zorgregie moeten participeren. 3.5.2 Project Zorggradatie In 2006 werd verder gewerkt aan het project zorggradatie. Hiermee wil het VAPH de cliëntgerichte aanpak verder realiseren, die een flexibelere combinatie van verschillende soorten ondersteuning gesubsidieerd door het VAPH mogelijk maakt. Er werden in 2006 een aantal acties ondernomen en resultaten geboekt op verschillende terreinen: * De inschaling van de meerderjarige cliënten in woon-en dagbestedingsmodules, inclusief het verzamelen van bijkomende cliëntgegevens. * De ontwikkeling van een model voor modulegebonden personeelsomkadering; inclusief het verzamelen van de hiervoor benodigde cijfergegevens. * Het opstellen van een nota met duidelijke standpuntbepaling, zowel van VAPH als van de bevoegde minister, omtrent de te nemen stappen binnen het project zorggradatie, inclusief een eerste aanzet tot de opmaak van een concreet stappenplan. In het kader van de inschaling van meerderjarige cliënten kregen alle meerderjarige cliënten van de afdelingen Begeleid Wonen, Beschermd Wonen, Tehuis voor Werkenden, Tehuis voor Niet Werkenden bezigheid, Tehuis voor Niet Werkenden nursing, Dagcentrum, en Begeleid Werken vanuit dagcentrum, begin 2006 een ondersteuningsmodule toegewezen om op basis hiervan nieuwe theoretische personeelsnormen te berekenen. Hierop kwam 100 procent respons. In het kader van dit onderzoek beschikt het VAPH voor 99 procent van deze cliënten over bruikbare Supports Intensity Scale-gegevens (SIS), die een beeld even van de ondersteuningnoden van een persoon met een handicap. Het VAPH heeft de toelating gekregen om eenmalig deze SIS-schaal te laten afnemen voor de cliënten betrokken in het zorggradatieonderzoek. Omdat dit meteen een rijke bron van informatie is over de bruikbaarheid van deze schaal, worden deze gegevens ook gebruikt om Vlaamse normtabellen af te leiden waardoor het mogelijk wordt om gestandaardiseerde uitkomsten per subschaal en voor de Supports Intensity Index te berekenen. Deze opdracht werd in het kader van extern wetenschappelijk onderzoek toegewezen aan de Capaciteitsgroep Beleid, Economie en Organisatie van de Zorg (BEOZ) van de Universiteit Maastricht. Tussen maart en november 2006 heeft er een kwantitatieve controle en opkuis van de verzamelde gegevens plaatsgevonden. Hierdoor beschikte het VAPH eind 2006 over een databestand met gegevens over de ondersteuningsnood van niet minder dan 16.858 cliënten. Eind oktober werd een rapport opgesteld met feedback over de verzamelde gegevens. Naast het globale rapport voor Vlaanderen kreeg elke individuele voorziening ook feedback over de eigen inschalingsgegevens. Eind 2006 werd gestart met de kwalitatieve controle. Hierbij wordt in eerste instantie nagegaan of de inschaling ‘correct’ gebeurd is en de voorzieningen hun cliënten niet te zwaar hebben ingeschaald. Verder wordt bij de kwalitatieve analyses ook gezocht naar profielen van cliëntkenmerken per module of clusters van modules. Deze informatie zal in een latere fase gebruikt worden om een inschalingsinstrument te ontwikkelen dat ook bruikbaar is voor nieuwe cliënten en dat afgenomen kan worden door de multidisciplinaire teams. Voorts wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een model voor modulegebonden personeelsomkadering. Hiervoor werden een aantal gegevens in kaart gebracht door de studiecel en expertgroepen. * De dienst Zorg van het VAPH maakte een inventaris op van alle personeelsleden die door het VAPH gesubsidieerd worden voor de afdelingen die betrokken zijn bij het project. Het gaat om 9.628 voltijdse eenheden (FTE). Deze zullen bij de simulaties ingezet worden om nieuwe personeelsnormen te berekenen. * De studiecel en expertgroep ‘exploitatie 1’ maakte een analyse van de huidige verschillen in de financiële situatie van cliënten naargelang de doelgroep waartoe ze behoren of de zorgvorm waarvan ze gebruik maken. * De studiecel en expertgroep ‘exploitatie 2’analyseerde de (boekhoudkundige) kostenstructuur van voorzieningen waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen enerzijds kosten in functie van het wonen en verblijf van cliënten en anderzijds kosten in functie van de organisatie en werking van een voorziening. * De studiecel en expertgroep ‘personeelsomkadering’ werkte een theoretisch voorstel van personeelsomkadering per module uit, een overzicht van de personeelscategorieën die weerhouden moeten worden bij het creëren van nieuwe normen, een migratieschema van de huidige benaming van het personeelskader naar de nieuwe functienamen, en, ten slotte, een overzicht per module van de personeelscategorieën die voorzien zouden moeten worden. Eind 2006 werd de werking van de expertgroepen (tijdelijk) stopgezet en werden drie experts belast met volgende twee opdrachten: * De concrete uitwerking van een model voor de verdeling of toekenning van organisatiegebonden personeel. * De uitwerking van een model voor het uitsplitsen van de organisatiegebonden en de verblijfsgebonden kosten per zorgmodule. Het eindrapport werd voorgelegd in maart 2007. In de zomer van 2006 werd verder een nota opgesteld met daarin een duidelijke stand puntbepaling van zowel VAPH als kabinet omtrent enkele belangrijke elementen en uitgangspunten met betrekking tot het project zorggradatie. Daarnaast werd eind 2006 een eerste aanzet gegeven tot het opstellen van een concreet stappenplan, met een duidelijk onderscheid wat betreft korte en lange termijn. Bovendien stelde het kabinet een adviseur aan, die specifiek belast werd met de projecten Zorggradatie, Zorgregie en Diagnostiek en Indicatiestelling. 3.5.3 Project geïntegreerd wonen De Vlaamse Regering keurde het besluit over geïntegreerde woonprojecten voor personen met een handicap goed. Geïntegreerd wonen is een proefproject dat loopt tot 2011. In het kader van het uitbreidingsbeleid 2006 zijn er reeds twee projecten opgestart. Het doel van deze nieuwe zorgvorm speelt in op een aantal tendensen in de welzijnssector. Bij het begin van de gehandicaptenzorg in Vlaanderen kreeg men ofwel 24 uur per dag begeleiding, ofwel niets. Geleidelijk werd dat aanbod gevarieerder. Het huidige aanbod woonvormen en dagbesteding is nog niet voldoende gedifferentieerd om de gepaste zorg mogelijk te maken. Geïntegreerd wonen geeft voorzieningen de kans om personen met een zwaardere zorgbehoefte te huisvesten in inclusieve woonprojecten, waarbij de persoon met een handicap zelf instaat voor zijn woon-en leefkosten. Maar hierdoor kan de voorziening meer ingaan op de concrete vraag van de personen met een handicap. Personen met een handicap en hun ouders pleiten steeds meer voor inclusieve opvang. Inte-gratie en participatie starten immers met een zo normaal mogelijke leef-en woonsituatie. Personen met een handicap willen meer impact op hun dagelijks leven, meer privacy… De opvang in aparte groepsaccommodatie, duidelijk afgescheiden van de samenleving, vormen hiervoor een rem. Het principe van inclusie is beter te realiseren via kleine, geïntegreerde woonunits. Voorzieningen zijn reeds een hele tijd vragende partij om soepeler te kunnen samenwerken met sociale huisvestingsmaatschappijen. De regelgeving geïntegreerde woonprojecten biedt de ruimte om dergelijke samenwerking op te zetten, waarbij de voorziening instaat voor de zorg en begeleiding, en de huisvesting wordt voorzien door de huisvestingsmaatschappij. 3.5.4 Integrale jeugdhulp Integrale jeugdhulpverlening heeft tot doel de hulp- en dienstverlening voor jongeren tot en met 17 jaar te organiseren en beter op elkaar af te stemmen, over het aanbod van de bestaande sectoren heen. Het aanbod moet ook adequater en vraaggerichter worden, waarbij de persoon, zijn omgeving én de vraag centraal staan. Integrale jeugdhulpverlening moet ook een beter beeld geven van alle mogelijke vragen en welk hulpaanbod hiervoor nodig is, met daaraan gekoppeld de planning en programmatie. Integrale jeugdhulpverlening wordt gekenmerkt door een goed uitgebouwd overleg tussen het beleid, de administratie en de maatschappelijke actoren. Het vereist ook dat de betrokken sectoren op het vlak van beleid op elkaar afgestemd zijn. Dit gebeurt via de sturing door het Managementcomité Integrale jeugdhulp en de Adviesraad Integrale jeugdhulp. Zij adviseren ook de Vlaamse Regering inzake het beleid rond Integrale jeugdhulp. Daarnaast zijn er nog regionale stuurgroepen en netwerkstructuurgroepen waarin vooral de voorzieningen en gebruikers een rol spelen. De afstemming tussen de verschillende sectorale administraties en de aansturing ervan gebeurt in de intersectorale administratieve werkgroepen per baken. De bakens waarrond wordt gewerkt zijn de modulering van het aanbod, het onderscheid tussen rechtstreeks en niet rechtstreeks toegankelijke hulp, de netwerken rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en crisisjeugdhulp, de toegangspoort, de trajectbegeleiding, de gerechtelijke hulp en de positie en de participatie van de cliënt. De modulering van het aanbod door de voorzieningen is gestart in september 2006. Hiervoor werd per provincie een intersectorale informatiesessie georganiseerd en stuurde het VAPH een omzendbrief naar de voorzieningen die werken met kinderen en jongeren. Op dit moment zijn de voorzieningen volop bezig hun aanbod te moduleren. Met het oog op het overleg met de actoren in de gehandicaptenzorg werd op advies van het Raadgevend Comité een ad-hoccommissie Integrale jeugdhulp opgericht. Begin 2007 kwam deze ad-hoccommissie samen voor een eerste vergadering. De start van een intersectorale toegangspoort is voorzien midden 2008. Vooral de sectoren van het VAPH en het Agentschap jongerenwelzijn zijn betrokken bij deze toegangspoort omdat het merendeel van hun aanbod niet rechtstreeks toegankelijk is. 3.5.5. Preventieproject grensoverschrijdend gedrag Voor het project ‘Preventie van grensoverschrijdend gedrag in de voorzieningen voor personen met een handicap’ was 2005 een belangrijk jaar. Er werden methodieken en inzichten verzameld, besproken en geoefend. De resultaten werden in 2006 samengebracht op een cd-rom. Die kan een belangrijke inspiratiebron zijn voor voorzieningen van de welzijns- en gezondheidssector, andere social-profit organisaties en bedrijven die op zoek zijn naar een praktisch hulpmiddel bij de invoering van een preventiebeleid. De methodieken, theoretische inzichten en werkwijzen kunnen ook als leermiddel gebruikt worden bij opleidingen. De cd-rom bevat de volgende informatie: * Een handleiding met inhoudelijke en praktische informatie over hoe je een preventie- en reactiebeleid inzake grensoverschrijdend gedrag kan ontwikkelen, plannen, invoeren, evalueren en bijsturen. * Een cursus over de feitenboomanalyse: een methodiek om grensoverschrijdend gedrag op een neutrale en objectieve manier te analyseren met alle betrokken partijen. Uit de statistisch verwerking van de ingewonnen informatie kan men afleiden welke structurele maatregelen aangewezen zijn om risico’s te vermijden of te verminderen. * Een vademecum met juridische begrippen: toegankelijke informatie over de burgerrechterlijke, strafrechterlijke en arbeidsrechterlijke aspecten van grensoverschrijdend gedrag voor de verantwoordelijken van voorzieningen, het personeel en de gebruikers en/of hun sociale omgeving. In 2006 werd het vervolgonderzoek opgestart met als doel het VAPH een implementeerbaar voorstel aan te reiken waarmee kan voldaan worden aan de vraag naar cijfermateriaal over grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van personen met een handicap. Ter uitvoering van de resolutie van de Europese Raad ligt het accent in deze vervolgstudie op prevalentie en incidentie van misbruik, en op de oprichting van een meldpunt (hoe kan de melding gebeuren vanuit voorzieningen, maar ook vanuit de sociale context en hoe kan grensoverschrijdend gedrag geregistreerd worden). Deze studie werd eind juni 2006 toegewezen aan de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDEWE). -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 04 Met het oog op een coherente, inclusieve beleidsaanpak werd het luik arbeidsintegratie voor personen met een handicap overgeheveld naar een ander beleidsdomein. Daarbij werd de continuïteit van het beleid verzekerd en werden samenwerkingsovereenkomsten afgesloten en diverse regelgevingen aangepast. Na de overheveling blijft het VAPH bevoegd voor de inschrijving en erkenning van personen met een handicap, en het waarborgen van de doel groepbepaling en -bewaking. 4.1 Overheveling sector arbeidsmarktintegratie In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid verhuisde de bevoegdheid over de deelmaterie arbeidsmarktintegratie voor personen met een handicap op 1 april 2006 van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) naar het beleidsdomein Werk en Sociale Economie (WSE). Ook de beschutte werkplaatsen behoren tot de bevoegdheid van dit beleidsdomein. Voor het VAPH betekent dit het volgende: * De diensten inzake de individuele tewerkstellingsbevorderende maatregelen en de voorzieningen met betrekking tot de netwerkwerking van de arbeidstrajectbegeleiding zijn overgegaan naar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), dat een extern verzelfstandigd agentschap wordt. Het is ook de VDAB die beslist wie toegang krijgt tot een beschutte werkplaats. Personen met een handicap vormen een kansengroep op de arbeidsmarkt en de Vlaamse overheid wil de dienstverlening voor alle kansengroepen in kader van het inclusiebeleid inzake tewerkstellingskansen in één instelling samenbrengen. * De Europese projectinitiatieven inzake professionele integratie van personen met een handicap - ook diegene die door het VAPH waren goedgekeurd en actief zijn - zijn overgeheveld naar de VDAB. * De materie beschutte werkplaatsen is overgegaan naar het nieuwe intern verzelfstandigd Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie (VSAWSE). * Het VAPH blijft wel bevoegd voor de inschrijving en erkenning van personen met een handicap conform de VAPH-definitie, en voor de definiëring zelf van een ‘persoon met een handicap’. Continuering van het beleid Tot en met 31 maart 2006 bleef het VAPH instaan voor deze materie, onder meer voor: * de uitkering van de loonkostsubsidies CAO 26 en Vlaamse Inschakelingspremie (VIP); * de subsidiëring van de diensten voor arbeidstrajectbegeleiding (ATB), de centra voor gespecialiseerde voorlichting bij beroepskeuze (CGVB) en de centra voor beroepsopleiding, -omscholing en -herscholing (CBO); * de aanvullende tegemoetkomingen voor personen in beroepsopleiding en bedrijfsopleiding; * de tegemoetkomingen inzake aanpassing arbeidspost, arbeidsgereedschap en arbeidskledij; * de verplaatsingskosten (woon-werk) voor werknemers en personen in beroeps-en bedrijfsopleiding; * de bijdragen in het loon van doelgroepwerknemers en van het kaderpersoneel van de beschutte werkplaatsen. Inzake regelgevende initiatieven werden de voorbereidingen getroffen voor de aanpassing van het subsidiëringsbesluit van de beschutte werkplaatsen van 19 december 1996 met het oog op de indexering van de omkaderingstoelagen in de beschutte werkplaatsen en de subsidiëring van de carensdagen voor de doelgroepwerknemers. Anderzijds was er een uitbreiding van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2001 houdende subsidieregeling van het loon en van de sociale lasten van personen tewerkgesteld in de gehandicaptensector en wier tewerkstellingskosten voorheen in het stelsel van het derde arbeidscircuit (DAC) door de overheid gedragen werden. Hierdoor werd ook een ex-DAC-project met betrekking tot een Brussels CGVB onder het stelsel van VAPH-subsidiëring gebracht, conform het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social Profitsector 2000-2005. Het VAPH heeft daarnaast de implementatie van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social Profitsector 2006-2011 met betrekking tot de BW’s, CBO’s, CGVB’s en ATB-diensten voorbereid, ook na de overheveling op 1 april 2006. voorbereiding van de overheveling Het VAPH heeft in de periode 2004-2006 intensief meegewerkt aan de voorbereidingen voor de overheveling van het luik arbeidsmarktintegratie voor personen met een handicap naar de VDAB, het VSAWSE en het departement Werk en Sociale Economie. De laatste voorbereidingen leidden in maart 2006 tot een samenwerkingsovereenkomst tussen beide beleidsdomeinen en tot drie Service Level Agreements (SLA) tussen het VAPH enerzijds en de VDAB, het VSAWSE en het departement Werk en Sociale Economie anderzijds. In de loop van 2006 is de volledige administratieve overheveling gerealiseerd, met name de overdracht van dossiers, middelen en administratief personeel. De cel CBO/CGVB/ ATB en de cellen CAO26/VIP van de provinciale afdelingen verhuisden in april 2006 naar de VDAB, en de cel beschutte tewerkstelling verhuisde in december 2006 naar het Vlaams Subsidieagentschap Werk en Sociale Economie in het Ellipsgebouw. Ook een aantal personeelsleden werden geaffecteerd aan het Departement Werk en Sociale Economie. De continuïteit inzake werkgelegenheidsbevorderende maatregelen, gericht op personen en voorzieningen, werd verzekerd door onder meer de Samenwerkingsovereenkomst en de SLA’s, en de aanpassingen van de diverse regelgevingen betreffende de nodige overgangsmaatregelen. In afwachting van een nieuwe uitgewerkte regelgeving binnen het beleidsdomein Werk en Sociale Economie, was er de goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 tot aanpassing van de regelgeving met betrekking tot de arbeidsmarktintegratie van personen met een handicap binnen het beleidsdomein Werk en Sociale Economie inzake de voorlopige voortzetting van de bestaande VAPH-maatregelen. 4.2 VAPH-activiteiten na de overheveling Tot de VDAB een nieuwe regelgeving heeft ontwikkeld inzake indicering en toeleiding van arbeidsgehandicapten, waaronder door het VAPH erkende personen met een handicap met een tewerkstellingsvraag, blijft de bestaande VAPH-procedure van de Provinciale Evaluatiecommissie (PEC) van kracht voor de toekenning (door de VDAB) inzake werkgelegenheidsbevorderende maatregelen W2 (inclusief beschutte tewerkstelling) en W3 (enkel met betrekking tot het normaal economisch circuit). In de PEC zetelen al sinds 1 januari 2006 vertegenwoordigers van de VDAB. Conform de Samenwerkingsovereenkomst tussen de beleidsdomeinen WSE en WVG van maart 2006 blijven ook het Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC), het Steunpunt Expertisenetwerken (SEN) en het Communicatie Assistentie Bureau voor Doven (CAB) actief inzake arbeidsmarktintegratie. Het VAPH formuleerde opmerkingen bij de conceptnota ‘Trajectwerking personen met een arbeidshandicap’ van oktober 2006 van de VDAB. De verdere uitwerking van deze nota zal leiden tot de nieuwe regelgeving inzake toeleiding en indicering van personen met een (arbeids)handicap. Het VAPH waardeerde de logica die de VDAB in deze conceptnota uitwerkte inzake integrale en inclusieve trajectwerking en was tevreden met de intentie dat erkende personen met een handicap in de toekomst sneller en gemakkelijker een beroep zullen kunnen doen op een uitgebreider pakket van werkgelegenheidsbevorderende maatregelen. Het VAPH wees echter ook op een aantal mogelijke hiaten in de conceptnota, vanuit de bezorgdheid om verdringing van de eigen doelgroep te voorkomen. Een bezorgdheid die overigens ook door de sector zelf werd beklemtoond in de ad-hoccommissie Inschrijvingen en Evaluatie. De medeverantwoordelijkheid voor de opvolging van de eigen doelgroep is immers ingeschreven in het oprichtingsdecreet van het VAPH, en werd bevestigd in de Samenwerkingsovereenkomst tussen de beleidsdomeinen WSE en WVG. Het VAPH was tevens vertegenwoordigd op de VDAB-Ontmoetingsdag in oktober 2006, waar onder andere de gemeenschappelijke visietekst ‘Gespecialiseerde diensten voor personen met een (arbeids)handicap’ werd ondertekend door de gedelegeerd bestuurder van de VDAB en vertegenwoordigers van de CBO’s, CGVB’s en ATB-diensten. In het kader van het waarborgen van de doelgroepbepaling en -bewaking nam het VAPH bovendien het initiatief om zowel het structureel overlegorgaan tussen de beleidsdomeinen WSE en WVG, als het permanent overleg tussen het VAPH en de VDAB op te starten. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 5 - Inspectie Tot vorig jaar was de dienst Inspectie een afdeling binnen het VAPH en voerde inspecties uit in de sectoren Zorg en Opleiding en Werk, en bij de houders van een persoonlijke-assistentiebudget (PAB). Naast onder meer erkenningsinspecties en inspecties bij klachten zag de dienst vooral toe op de kwaliteitszorg in de voorzieningen. In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) werd de dienst overgeheveld naar andere entiteiten. De Inspectie Zorg is sinds 1 april 2006 overgeheveld naar het intern verzelfstandigd agentschap (IVA) Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De inspecteurs Werk en Opleiding migreerden naar het departement Werk en Sociale Economie. In afwachting van de effectieve overheveling werden de werkzaamheden tot 1 april verdergezet binnen het VAPH. Niet alle inspecteurs tewerkstelling konden echter voltijds voor de inspectie worden ingezet, vanwege andere werkzaamheden in het kader van de overheveling. Door de personeelsherverdeling was er evenmin ruimte om een inspecteur in te zetten voor PAB-inspecties. 5.1 Afstemming Ook na de overheveling naar het IVA Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, blijven de inspecteurs Zorg verantwoordelijk voor de inspecties bij voorzieningen erkend door het VAPH. Hiervoor werden de nodige afspraken gemaakt inzake informatiedoorstroming, dossierafhandeling en wederzijdse dienstverlening. 5.2 ISO-certificaat Sinds juli 2002 is de inspectiedienst in het bezit van een ISO 9001/2000 certificaat. Dit systeem helpt de interne werking continu verbeteren en garandeert de voorzieningen dat hun controle-instantie zelf aan de hoogste standaarden beantwoordt. In 2005 voerde de firma Lloyds Registered een officiële verlengingsaudit uit. De externe auditor bevestigde nogmaals de kwaliteit van de werking en verlengde het certificaat tot 2008. Een tussentijdse audit in maart 2006 bevestigde de kwaliteit van de gehanteerde methodiek. Ook na de overheveling naar het IVA Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heeft de dienst Inspectie deze certificering, opgebouwd binnen het VAPH, behouden. 5.3 Kwaliteitszorg Sinds 1 januari 2003 moeten alle voorzieningen een eigen kwaliteitshandboek hebben en voldoen aan een aantal minimale kwaliteitseisen. Voorheen werden de instellingen vooral gecontroleerd op formele kenmerken zoals de grootte van de gebouwen en de naleving van veiligheidsvoorschriften. Het Kwaliteitsdecreet voegt inhoudelijke criteria toe, bijvoorbeeld voor de mate van inspraak van personen met een handicap in de werking van de voorziening, of voor de mate waarin de voorziening inspanningen levert om de vakkennis van het personeel up-to-date te houden. Audits Iedere door het VAPH erkende voorziening ondergaat om de vier jaar een algemene (erkennings)audit door twee inspecteurs. In de drie andere jaren vindt er telkens een tussentijdse, beperkte audit door één inspecteur plaats. Voor een goede afstemming tussen de auditoren worden alle afspraken over de interpretatie van de te controleren vereisten systematisch verzameld. Daarnaast bestaat er een systeem van intervisieaudit waarbij de auditoren feedback krijgen van een (collega)observator. Na de overheveling in het kader van BBB, is de inspectie deze auditmethodiek verder blijven hanteren. eenheidsdecreet Op 17 oktober 2003 keurde de Vlaamse overheid een overkoepelend decreet kwaliteitszorg goed, waardoor het kwaliteitsbeleid in de gezondheidssector en de welzijnssector geharmoniseerd werd. In 2005 begon de sectorale overleggroep kwaliteitszorg met het overleg over de uitvoeringsbesluiten. In afwachting van een meer intersectorale richtlijn voor de verdere uitwerking, werden deze werkzaamheden midden 2006 opgeschort. Waarschijnlijk zal dit in 2007 opnieuw moeten worden opgenomen. Klachtenbehandeling Meer nog dan vroeger dient nu de ombudsdienst duidelijke afspraken te maken met de dienst Inspectie. Beide IVA’s zijn nu immers betrokken in klachten van burgers ten aanzien van voorzieningen. boekhoudkundige richtlijnen De Vlaamse overheid heeft de boekhoudkundige richtlijnen voor de voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn en Gezondheid aangepast aan de gewijzigde vzw-wetgeving. De inspectiedienst speelde een actieve rol bij de voorbereiding van het besluit van de Vlaamse regering hierover. In 2006 werd een ministerieel besluit opgesteld met enkele specifieke bepalingen voor de sector personen met een handicap. Buiten dit wettelijk opgelegde kader heeft het VAPH de mogelijkheid met de koepelverenigingen naar een zo gelijkvormig mogelijke boekhouding te streven en op die manier de vergelijkbaarheid van de cijfers te vergroten. Dit overleg werd in 2006 afgerond. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 6 - Van beleidsharmonisering tot sensibilisering Bij de Raad van Europa zette het VAPH zich mee in voor de ontwikkeling van een ambitieus actieplan, dat in 2006 werd goedgekeurd. Dit plan streeft naar een volwaardig burgerschap voor personen met een handicap in 46 lidstaten. Dit streven uit zich eveneens in de VN-Conventie voor personen met een handicap, die de rechten en vrijheden van personen met een handicap garandeert en promoot. Op Vlaams niveau krijgt dit gestalte in diverse inclusieprojecten. Ook de dienst communicatie van het VAPH werkte mee aan de sensibilisering en positieve beeldvorming van personen met een handicap. Het VAPH ondersteunt initiatieven om personen met een handicap te laten deelnemen aan het dagelijkse maatschappelijke leven. In ruimere zin betekent dit maatschappelijke aanvaarding en volwaardig burgerschap voor deze groep. De onderliggende redenering is, dat niet zozeer de persoon met een handicap zich technisch moet aanpassen aan de maatschappij, maar dat de maatschappij zich mentaal moet aanpassen. Daarom helpt het VAPH de violen te stemmen op internationaal niveau en wil het op een doordachte manier gebruik maken van de moderne communicatiemiddelen. 6.1 Internationale beleidsontwikkeling en -harmonisering Het VAPH ontplooit als Vlaamse openbare instelling ook activiteiten op internationaal niveau, met name om kennis en ervaring uit te wisselen en het sociale integratiebeleid te helpen harmoniseren. Inzake de burgerrechten voor mensen met een handicap behoort het VAPH tot de Europese voortrekkers. raad van europa: goedkeuring actieplan voor personen met een handicap De Raad van Europa wil onder meer de maatschappelijke en juridische praktijken in de 46 lidstaten op elkaar afstemmen via aanbevelingen, resoluties en akkoorden. Voor het gehandicaptenbeleid vertegenwoordigt het VAPH Vlaanderen in de Raad van Europa. In 2003 werd op de tweede Europese conferentie van ministers die verantwoordelijk zijn voor de integratie van personen met een handicap een ministeriële verklaring aangenomen betreffende mensen met een handicap. Hierin werden op allerlei terreinen doelstellingen geformuleerd die de integratie van personen met een handicap binnen de aangesloten landen moeten bevorderen. In 2006 werd het actieplan voor personen met een handicap 2006-2015 goedgekeurd. Het wil de doelstellingen van de Raad van Europa met betrekking tot mensenrechten, non-discriminatie, gelijke kansen, volwaardig burgerschap en participatie van personen met een handicap vertalen naar een Europees kader voor het gehandicaptenbeleid in de volgende tien jaar. Het Actieplan biedt een alomvattend kader dat flexibel en aanpasbaar genoeg is om te voldoen aan landspecifieke omstandigheden. De Raad van Europa zal het actieplan implementeren via positieve ondersteuning aan alle lidstaten in de vorm van aanbevelingen, adviezen en informatie van deskundigen. In september 2006 kwamen vertegenwoordigers van alle aangesloten landen bijeen om het actieplan officieel te lanceren. Het VAPH werkt samen met experten van de Nederlandse administratie aan een Nederlandse vertaling, zodat het actieplan ook in Vlaanderen verspreid kan worden. VN-Conventie voor personen met een handicap Sinds 30 maart 2007 kunnen de lidstaten van de Verenigde Naties de VN-Conventie voor personen met een handicap ondertekenen. Deze conventie legde een lange weg af sinds de VN eind 2001 besloot om de procedure te starten die moest leiden tot een verdrag dat de rechten en de waardigheid van personen met een handicap bevordert en beschermt. Het VAPH heeft de coördinatievergaderingen om tot een Belgisch standpunt te komen steeds aandachtig gevolgd. Ook de Europese Unie is tot een gemeenschappelijk Europees standpunt gekomen. Deze Conventie creëert geen nieuwe rechten, maar maakt de bestaande mensenrechtenverdragen expliciet van toepassing op personen met een handicap. Tot de algemene principes behoren onder andere het respect voor de intrinsieke waardigheid, de individuele autonomie, met inbegrip van de vrijheid om eigen keuzes te maken, en de onafhankelijkheid van de persoon met een handicap. Door de Conventie te ondertekenen en te ratificeren verbinden de lidstaten zich ertoe de volledige uitoefening van alle rechten en vrijheden door personen met een handicap te garanderen en te promoten. Verder voorziet de Conventie een waaier aan maatregelen die de lidstaten moeten nemen, zoals de toegang tot de fysieke omgeving, (openbaar) vervoer, informatie en communicatie. Ook werden waarborgen ingebouwd om personen met een handicap in staat te stellen effectief te genieten van het recht op leven, met in achtneming van het principe van niet-discriminatie. De rode draad doorheen deze Conventie is dat personen met een handicap beschermd moeten worden, maar dat dit moet gebeuren met het nodige respect voor de eigenheid en wensen van de persoon én niet verder mag gaan dan het absoluut noodzakelijke. Waar mogelijk moet de persoon met een handicap dus zijn eigen keuzes kunnen maken, al dan niet ondersteund door het staatsapparaat en op gelijke basis met anderen. 6.2 Monitoring van de sociale positie van personen met een handicap In 2006 verleende de studiecel van het VAPH uitvoerig wetenschappelijk advies aan de vzw GRIP (Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap) voor hun publicatie Inclusiespiegel Vlaanderen. De deelname van personen met een beperking aan de samenleving. In deze publicatie wordt gebruik gemaakt van heel wat cijfermateriaal afkomstig van onderzoek van de studiecel naar de sociale positie van Vlamingen met functiebeperkingen. Dit onderzoek, gepubliceerd in 2005, plaatst Vlamingen met functiebeperkingen in hun sociaal-culturele omgeving, en besteedt zowel aandacht aan objectieve factoren als aan subjectieve belevingen van hun sociale positie. 6.3 Inclusief beleid Met het in voege treden van het nieuwe oprichtingsdecreet van het VAPH, behoort het mee voeren van een inclusief beleid eveneens tot de missie van het VAPH. Net als tijdens de vorige jaren werden vanuit de Stafdienst, Cel Inclusief Beleid, gerichte inspanningen geleverd op het vlak van het inclusief beleid ten aanzien van de doelgroep, personen met een handicap. Hieronder volgt een overzicht van de beleidsdomeinen waarop deze inspanningen in de loop van 2006 voornamelijk gericht waren. inclusief onderwijs Het VAPH werkte mee aan de uitwerking en voorbereiding van het ontwerp van conceptnota over leerzorg op basis van de discussienota over de installatie van een onderwijscontinuüm die de minister van Onderwijs in december 2005 presenteerde. Uiteindelijk moet dit uitmonden in een nieuw beleidskader voor het gehele leerplichtonderwijs en in een grondige hervorming van het onderwijsaanbod voor leerlingen met specifieke leer-en zorgbehoeften. Enkele krachtlijnen van dit vernieuwingsbeleid: Ouders krijgen op termijn het recht om hun kind dat nood heeft aan een individueel curriculum in te schrijven in het gewoon onderwijs, maar de school zal kunnen weigeren als haar draagkracht overschreden wordt. Leerlingen die les volgen op leerzorgniveau drie kunnen eventueel een diploma halen: het is de school die daarover beslist maar de overheid zal hierop toezicht houden. Leerlingen met autisme krijgen een eigen plaats binnen leerzorg. Scholen voor buitengewoon onderwijs zullen een doelgroepenwerking kunnen behouden. De verbreding van het buitengewoon onderwijs zal wel geleidelijk gebeuren en in overleg met de scholen. Om het systeem van leerzorg ten volle in te voeren is een periode van ongeveer tien jaar voorzien. In de loop van 2006 discussieerden vertegenwoordigers van de onderscheiden onderwijsactoren in een werkgroep van de Vlaamse Onderwijsraad over de nota van de minister. Het VAPH woonde deze vergaderingen van de VLOR-werkgroep bij, en volgde daarnaast bijna wekelijks de voorbereidende besprekingen op binnen de stuurgroep kabinetadministratie Onderwijs. Verder droeg het VAPH ook bij tot twee adviezen van de VLOR betreffende de realisatie van inclusief hoger onderwijs. Het VAPH was enerzijds vertegenwoordigd in de stuurgroep van het Vlaams Expertisecentrum voor Handicap Hoger Onderwijs (VEHHO). Anderzijds was het VAPH vertegenwoordigd in de commissie hoger onderwijs voor studenten met functiebeperkingen (COMMIHOSFU) binnen de VLOR. Het doel van inclusief hoger onderwijs is ervoor te zorgen dat iedereen die de intrinsieke mogelijkheden heeft, ook maximaal toegang krijgt tot het hoger onderwijs. Op grond van dit basisprincipe voor gelijke kansen, moeten ook studenten met functiebeperkingen terecht kunnen op alle hogescholen en universiteiten. De VLOR beschrijft in zijn advies wat in algemene termen nodig is vanwege de onderwijsinstellingen, de overheid en de studenten zelf voor de realisatie van inclusief hoger onderwijs. Het einddoel is alle instellingen zo toegankelijk mogelijk te maken voor studenten met functiebeperkingen zodat ook zij vrij kunnen kiezen waar ze hoger onderwijs volgen. vrijetijdszorg voor personen met een handicap Verspreid over vele organisaties zijn er heel wat mogelijkheden en initiatieven voor (ondersteuning bij) vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap. Het VAPH subsidieert sinds meerdere jaren twintig organisaties die aangepaste vrijetijdsactiviteiten aanbieden voor personen met een handicap. Daarnaast komt het VAPH ook tussen bij hulpmiddelen om die vrijetijdsbesteding mogelijk te maken. In 2006 volgde het VAPH de aan de twintig erkende vrijetijdsorganisaties opgelegde registraties op om na te gaan hoe deze aangepaste vrijetijdsactiviteiten zich verhouden tot het reguliere vrijetijdsaanbod binnen het beleidsdomein Cultuur, jeugd en Sport. De Vlaamse overheid stimuleert een inclusief vrijetijdsbeleid voor personen met een handicap. Op basis van voormelde registraties zijn er echter voldoende argumenten om te motiveren dat het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het VAPH verantwoordelijk blijven voor alle initiatieven die de vrijetijdszorg voor personen met een handicap ondersteunen. Begin 2006 wijzigde de Vlaamse Regering alvast het erkenningsbesluit voor aangepaste vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap. Doel daarvan was om het vigerende besluit voor beperkte tijd te verlengen tot en met 31 december 2007 om zo een rechtsbasis te bieden voor de verdere werking van die organisaties. Dit, in afwachting van een definitieve beslissing over het verder te voeren vrijetijdsbeleid voor personen met een handicap op Vlaams niveau. Het kabinet Welzijn en het VAPH werkten in nauwe samenspraak met het kabinet Cultuur en de administratie van het beleidsdomein Cultuur, jeugd en Sport een voorstel van nieuw beleidskader uit om de vrijetijdszorg voor personen met een handicap vanaf 2008 definitief te kunnen verankeren binnen het VAPH. Dit, rekening houdend met en afgestemd op het beschikbare reguliere vrijetijdsaanbod. Een beslissing ter zake wordt verwacht in de loop van 2007. effectrapportering Samen met de Cel Wetsmatiging van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werkte het VAPH een voorstel van inclusie-effectrapportering (IER) uit, gebaseerd op een opgeleverd project dat gefinancierd werd met niet-gereglementeerde toelagen/bijzondere subsidies. Onze voogdijoverheid koos er echter voor dit spoor niet verder te volgen. 6.4 Communicatie De communicatiedienst van het VAPH heeft de externe en interne communicatie verder gereorganiseerd. Hierbij werd rekening gehouden met de ruime doelgroep van het VAPH: de voorzieningen, de personen met een handicap, de beleidsmakers en de maatschappij in het algemeen. Het communicatieplan geeft voor elke doelgroep specifieke communicatiedoelstellingen en -kanalen aan. Naast de bestaande communicatiekanalen, werden er in 2006 een aantal nieuwe gerealiseerd. Dit kaderde in het actieplan voor een betere en meer gestroomlijnde communicatie met de verschillende doelgroepen. Alle communicatie-inspanningen van het VAPH steunen op vier kernopdrachten: * Het VAPH wil als gangmaker zijn doelgroepen gevoelig maken voor doelstellingen zoals de inclusie van personen met een handicap. * Het VAPH wil klantgericht informatie brengen, aangepast aan de doelgroep. Niet alleen om een goed imago te creëren, maar ook om efficiënt te kunnen inspelen op de behoeften van ‘de klant’ of de gebruiker. * Het VAPH heeft als centrum van deskundigheid kennis opgebouwd op het gebied van handicap en welzijn en wil die kennis uitdragen. * Het VAPH wil een performante organisatie zijn met een snelle en efficiënte dienstverlening. beter bestuurlijk beleid en de communicatie Door Beter Bestuurlijk Beleid zijn een aantal taken van het VAPH overgeheveld naar andere diensten, zoals bijvoorbeeld de VDAB en het nieuw opgerichte Agentschap voor Inspectie Welzijn en Volksgezondheid. Personen met een handicap en de professionelen van voorzieningen en diensten zijn hierover op verschillende wijzen geïnformeerd. Samen met het kabinet werd gezocht naar een roepnaam voor het Vlaams Fonds. Na intern en extern overleg met communicatiespecialisten, werd besloten om de nieuwe naam Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap te behouden. In 2007 zal een volledig nieuwe huisstijl ontwikkeld worden. vernieuwing communicatiemiddelen De vernieuwde website van het VAPH zal doelgroepafhankelijk zijn. Er komen vier subsites, met elk een afzonderlijke thuispagina voor de vier doelgroepen: de personen met een handicap, de professionelen van voorzieningen en diensten, de multidisciplinaire teams en de artsen. De site voor personen met een handicap ging in 2006 online. De reacties hierop zijn positief, wat ook al bleek uit de testfase. De informatie-architectuur voor de website voor de zorgsector werd ook in 2006 uitgew erkt in een klikmodel. In maart 2007 ging de site online. Intussen zijn de voorbereidingen getroffen om de site voor de multidisciplinaire teams op dezelfde manier te starten. Het aantal hits van de website is met twintig procent gestegen. In 2006 kwam er een vernieuwde versie van de Handinfo. De redactie was in handen van een stuurgroep met twee vertegenwoordigers van gebruikers. Er werd samengewerkt met de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen (Katho). Niet alleen de vormgeving, maar ook de inhoudelijke structuur werd vernieuwd. Het resultaat is een uitgebreide en handige gids van 232 pagina’s die personen met een handicap wegwijs maakt in het zorgaanbod. De gids werd gedrukt op 20.000 exemplaren en verspreid vanaf juni 2006. Het VAPH ontvangt van de bevolking jaarlijks ongeveer 6.000 vragen om inlichtingen. Deze informatievragen zijn erg uiteenlopend en worden steeds vaker per e-mail of via de website gesteld. Om snel en gemakkelijk te kunnen antwoorden, heeft het VAPH een inhoudelijke database. De communicatiedienst kan hier de nodige informatie opzoeken volgens trefwoord. Verder zijn in deze database ook de meest gestelde vragen gegroepeerd. De vragen worden gecodeerd zodat de communicatiedienst efficiënt kan inspelen op de informatienoden. Positieve beeldvorming In samenwerking met het kabinet van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin werd gewerkt aan de positieve beeldvorming van personen met een handicap via de gratis verspreiding van het boek Buitenbeen. Hierin vertelt jeugdauteur Dirk Bracke het verhaal van een tiener met een handicap. Alle secundaire scholen die in de eerste graad GON-begeleiding (Geïntegreerd Onderwijs) organiseren om leerlingen met een handicap extra ondersteuning te bieden, kregen een exemplaar. De doelstelling was om de wereld van personen met en zonder handicap dichter bij elkaar te brengen. Bij het boek hoorde een lespakket, zodat tijdens de les over het thema gepraat kon worden. Deze actie kaderde in de inclusiegedachte die stelt dat personen met een handicap net als iedereen maximale kansen moeten krijgen om te participeren aan het normale leven van alledag. De inclusiegedachte vindt de laatste jaren ook op Europees niveau meer en meer ingang. Het VAPH ondersteunt de inclusiegedachte, een van de pijlers van zijn beleid, en stimuleert overheden en instanties om bij hun beleid rekening te houden met de mogelijkheden en beperkingen van personen met een handicap. Als personen met en zonder handicap met elkaar in contact komen, vallen de obstakels weg en leren ze elkaars leefwereld beter kennen en begrijpen. Verder was er in 2006 de aanzet voor de werkgroep rond het ontwikkelen van een ‘policy voor het vrijgeven van cijfermateriaal aan derden’. Samen met de directie ontwikkelde de communicatiedienst het idee om een beleid, een registratiesysteem én een globaal aanbod van cijfermateriaal op de website van het VAPH te realiseren. De uitwerking is voorzien voor 2007. interne communicatie Interne communicatie is even belangrijk als externe. Daarom werkt het VAPH met ankerpunten, verspreid over al zijn diensten. De eerste globale test voor deze communicatiestructuur is het Content Managing System van de website. Via dit systeem kunnen de ankerpunten de website op een gestructureerde manier up-to-date houden. Het nieuwe personeelsmagazine Blikveld, een modern blad dat inhoudelijk inspeelt op de vragen van de personeelsleden, werd goed onthaald door het personeel en verschijnt vier maal per jaar. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 7 - Middelen en mensen In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid onderging het VAPH een aantal ingrijpende hervormingen wat betreft personeel, organisatie en middelen. Verder waren er een reeks projecten om de interne werking en kwaliteit van de diensten te verbeteren. Een aantal voorzieningen ondergingen verbouwingen of kregen nieuw materiaal. De dienst informatica ont wik kelde nieuwe informatiekanalen en toepassingen, en werkt verder aan de uitbouw van de digitale infrastructuur met het oog op e-government. 7.1 Medewerkers De lang aangekondigde bestuurlijke hervorming van de Vlaamse overheid werd op 1 april 2006 uiteindelijk gerealiseerd. Voor het Vlaams Fonds betekende dit dat de bevoegdheden rond tewerkstelling, in het kader van inclusief beleid, werden overgeheveld naar diverse entiteiten: naar het beleidsdomein Werk en Sociale Economie, de VDAB, het Agentschap Inspectie Welzijn, en het Agentschap VIPA. De overheveling naar het VIPA gebeurde pas op 1 januari 2007. Het Vlaams Fonds veranderde ook van naam en werd het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Het VAPH wil nu via de opmaak van een personeelsplan zijn structuur terug optimaliseren. De personeelsleden die overgingen naar andere entiteiten volgden hun functie: 22 personeelsleden gingen van het VAPH naar de VDAB, 10 naar het Agentschap Inspectie Welzijn, 6 naar het beleidsdomein Werk en Sociale Economie, 4 naar het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden aangelegenheden en 5 naar het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. De personeelsleden voor de VDAB verhuisden op 1 april 2006. In bepaalde gevallen verhuisden de personeelsleden naar een nog af te werken gebouw, waardoor de fysieke overplaatsing de facto in het najaar van 2006 plaatsvond. Het agentschap VIPA ging pas van start op 1 januari 2007, de personeelsleden volgden op 7 januari 2007. Daarnaast stond het Vlaams Fonds personeelsleden en/of middelen af voor de MOD van het beleidsdomein Werk en Sociale Economie (4 personeelsleden). De overgang van de personeelsleden verliep vlot en met de andere entiteiten werden goede afspraken gemaakt rond de personeelsleden, hun voordelen van de sociale dienst, de opvolging van de informatica-toepassingen enz. Na BBB had het VAPH op 1 januari 2007 322 personeelsleden in dienst, waarvan 232 statutair benoemden en 90 contractuele personeelsleden. Niet alle personeelsleden van het VAPH werkten voltijds. In totaal is het personeelsbestand goed voor 276 voltijdse eenheden (VTE): 196 vastbenoemden en 80 contractanten. Uitstapregeling en wervingsstop Het personeelsbeleid van het VAPH had zoals in de voorgaande jaren te kampen met de gevolgen van een opgelegde uitstapregeling en opgelegde besparingen op de loonkredieten. Van de 23 medewerkers die in 2003 gebruik maakten van de uitstapregeling voor 56-plussers, staan er nog vier op de loonlijst van het VAPH. Zij bereiken eind 2007 de pensioengerechtigde leeftijd. De instelling moet 70 procent van hun loon uitbetalen en kan dus voor elke vervanger maar 30 procent van het budget gebruiken voor een voltijdse baan. Voor belangrijke vervangingen sprak het VAPH de personeelskredieten aan van minder cruciale functies, die daardoor tijdelijk oningevuld bleven. De recurrente besparing op de loonkredieten die de Vlaamse Regering eind 2004 afkondigde voor de volledige Vlaamse overheid leidde bij het VAPH tot een besparing van 1,86 procent op het personeelsbudget. Dat betekent dat in het personeelsplan na de bestuurlijke hervorming een zevental functies die voorzien zijn, niet kunnen worden ingevuld bij gebrek aan kredieten. Personeelsbewegingen Naast de hierboven vermelde afvloeiingen van 47 personeelsleden in het kader van BBB verlieten verder nog 14 statutairen en 19 contractanten het VAPH. Er kwamen 12 nieuwe statutaire personeelsleden en 16 contractanten in dienst. Van de plaatsen die via het personeelsplan van 2005 van contractant naar statutair overgingen, werden ondertussen vier plaatsen statutair ingevuld. Het gaat om één plaats A2, twee adjuncten van de directeur en één deskundige. TAbel 7.1 PERSONEELSINVULLING OP 31 DECEMBER 2006 Doelgroepen en gelijkekansenbeleid Bij het VAPH werkte in 2006 één vrouw op directieniveau, wat in de Vlaamse ambtenarij (en elders) nog altijd uitzonderlijk is. In het kader van BBB promoveerde ze naar administrateur-generaal in een ander Agentschap. Hierdoor is er op directieniveau geen vrouwelijke vertegenwoordiging meer. Voor het overige vertoont het VAPH het gemiddelde profiel van een administratie. In het geheel telt de instelling meer vrouwelijke dan mannelijke personeelsleden, met name op C-en D-niveau. Op A-en op B-niveau liggen de verhoudingen ongeveer gelijk. Het valt op dat mannen meer aan opleidingen deelnemen dan vrouwen en dat die opleidingen doorgaans duurder zijn. Ook maken vrouwen het merendeel uit van de deeltijdse krachten en de contractanten. Personen met een handicap zijn, na BBB, in het VAPH vertegenwoordigd op de niveaus B, C en D, en maakten naar schatting 6 procent van het personeelsbestand uit. Dat is meer dan in andere overheidsdiensten en vermoedelijk zelfs een lichte onderschatting. Of iemand al dan niet een handicap heeft, is immers niet altijd officieel bekend. Het behoort tot de persoonlijke levenssfeer die bij wet beschermd is. Personen van allochtone afkomst krijgen sinds 2003 extra kansen, onder meer via het stelsel van de startbanen. Het VAPH had in 2006 in totaal 12 personen van allochtone afkomst in dienst. Ook dat is in vergelijking met andere overheidsdiensten een behoorlijke score. We zien sommige startbaners ook doorstromen naar andere, meer langdurige contracten. De allochtone werknemers van het VAPH zijn zonder uitzondering 25 tot 35 jaar oud. Het VAPH zal meewerken aan de acties rond diversiteit die de dienst emancipatiezaken plant in 2007 (zoals bv. de opzet van een monitoringsysteem voor kansengroepen). Project integriteit In 2005 startte een project integriteit, dat doorliep in 2006. Dit project maakte het begrip ‘integriteit’ bekend en bespreekbaar. Er werd een houvast geboden voor eventuele problemen in dat verband. Hiermee werd de integriteit van het VAPH als geheel en van zijn individuele medewerkers bevordert. Onder begeleiding van een stuurgroep werden in 2005 de integriteitsrisico’s per dienst en per procedure bepaald. Discussies en dilemmatrainingen, die ook nog plaatsvonden in de eerste twee maanden van 2006, verduidelijkten wat het begrip ‘integriteit’ precies inhield. Het proces leidde tot een ontwerp van een deontologische code, die elke dienst nalas en waarop iedereen opmerkingen kon geven. Na bestudering van de opmerkingen heeft de stuurgroep in juni 2006 een definitieve versie voorgesteld, vergezeld van een lijst van terugkerende vragen (FAQ). De code werd met een aanmoedigend voorwoord van de administrateur-generaal, aan alle personeelsleden uitgedeeld en op het intranet van onze instelling geplaatst. Een opvolging via dilemmatrainingen aan de nieuwelingen is een volgende stap. De stuurgroep fungeert verder als adviesorgaan bij vraagstukken rond integriteit. Met dit initiatief liep het VAPH vooruit op de beleidsnota bestuurszaken van Vlaams minister van Bestuurszaken Geert Bourgeois. Daarin omschrijft hij in hoofdstuk 5 integriteit als een sluitstuk voor een beter beleid. Project leiderschap De tevredenheidsenquête bij het personeel in 2003 leidde onder andere tot de start van een meerjarenproject dat de leidinggevende kwaliteiten van alle lijnverantwoordelijken moet bijschaven en verder ondersteunen. Naast een opleiding en een training krijgen ze persoonlijke begeleiding door een externe coach. De directie, de hoofden van de provinciale afdelingen en het hoofd van het Kennis-en Ondersteuningscentrum (KOC) beten de spits af in februari 2005. Zij werden gevolgd door 25 operationeel leidinggevenden. Indien dit vruchten afwerpt, zal in 2007 nog een laatste groep deze opleiding volgen. Project vorming Om een stimulans te geven aan de vormingsprojecten en om de persoonlijke ontwikkeling van de medewerkers beter te kunnen structureren, ging een werkgroep vorming van start. De opdracht was om vanuit de basis voor een vernieuwende blik en dito invalshoeken te zorgen. De werkgroep legde haar verslag neer in september 2006. De besluiten moeten nog verder worden geconcretiseerd in overleg met HR. Vooral rond vormingsverlof, waar het raamstatuut intussen wijzigingen aanbracht in de regelgeving, moet worden gewerkt. Op andere vlakken voorziet de werkgroep eerder een samenbundeling van wat nu bestaat en een hernieuwde communicatie. Jaarthema: ondersteuning van onze werking In 2006 was het jaarthema van VAPH ‘Flexibel omgaan met veranderingen’. Het was immers een jaar vol veranderingen waarbij sommige collega’s ons verlieten. Dit had ook een invloed op de werking van het VAPH. Bijna alle diensten volgden de ondersteunende opleiding ‘Flexibel omgaan met veranderingen’. De evaluatie van deze opleiding was vrijwel overal zeer positief. In 2007 luidt het jaarthema ‘Omgevingsbewust handelen’. Binnen onze nieuwe instelling willen we rekening houden met elkaars werk en oog hebben voor wie – binnen en buiten onze dienst – voor of na ons komt in onze werkprocessen om die te optimaliseren. Een aantal zaken kaderen ook in de opmaak van een nieuw personeelsplan, na BBB. Nieuw personeelsplan Het VAPH staat na de herschikking binnen BBB voor nieuwe uitdagingen. Voor het opstarten van zorgregie werden in 2006 vijf contractanten, één per provincie, aangetrokken die samen met de andere niet-VAPH actoren moeten zorgen dat dit gestroomlijnd verloopt. Ook zorggradatie en de daaraan gekoppelde andere subsidiëring van de zorgsector verdienen grote aandacht. Het personeelsplan zal moeten aantonen wat dit aan mankracht vergt, zowel bij het concipiëren en opstarten als later bij de operationalisering. Daarnaast is er het Persoonlijke-assistentiebudget (PAB) dat steeds uitbreidt, waardoor dossiers wachttijden oplopen. Mogelijk is ook hier extra personeel vereist. Het is duidelijk dat het VAPH zijn structuur moet herdenken en een voorstel tot herschikking en aanpassing moet maken. In 2006 werden offertes uitgeschreven voor de externe begeleiding van dit project. Samen met het vormings-en consultancybedrijf Amelior werd eind 2006 gestart met het project dat in de loop van 2007 moet worden gefinaliseerd. sociale Dienst De sociale dienst van het VAPH heeft tot doel rechthebbende medewerkers individueel of collectief materiële en niet-materiële hulp te verlenen die zij in hun beroeps-of privéleven nodig hebben. Zo bestaat er op het gebied van collectieve hulp een uitgebreide subsidiëring van cultuur-en vrijetijdsinitiatieven. Vooral jeugdwerking (schooltoezicht, speelpleinwerking, schoolreizen, jeugdvakanties, inschrijvingen hoger onderwijs) geniet de nodige betoelaging. Daarnaast organiseert de sociale dienst elk jaar een eenvoudig maar gesmaakt personeelsfeest en een uitstap voor haar senioren. Voor die laatste groep doet de dienst ook een tegemoetkoming in de hospitalisatieverzekering en op het vlak van cultuur. In 2006 vierde de sociale dienst haar 10-jarig jubileum en organiseerde voor deze gelegenheid een tentoonstelling voor en door de personeelsleden en senioren. Zij maakten eigenhandig alle tentoongestelde kunstwerken, die varieerden van fotografie, beeldhouwkunst en schilderkunst over poëzie en muziek tot verzamelingen (bv. suikerzakjes of miniatuurauto’s), juwelen en zelfgemaakte vliegtuigen en beertjes. Deze tentoonstelling bestond niet alleen als evenement op zich. De sociale dienst had meer voor ogen en wilde de mensen van de verschillende diensten bij elkaar brengen, senioren en personeelsleden samenbrengen, de ambtenaar van een andere zijde belichten, collega’s een gespreksonderwerp aanbieden en de informele dienstoverschrijdende contacten bevorderen. Vlaams minister van Welzijn Inge Vervotte kwam persoonlijk de tentoonstelling openen en nam ruim de tijd om de kunstwerken te bekijken en haar waardering tegenover de kunstenaars uit te drukken. interne doorlichting en kwaliteit Sedert een aantal jaren neemt het VAPH maatregelen om de kwaliteit van het eigen functioneren te meten en te verbeteren. Want personen en instellingen die bij ons aankloppen voor inschrijving, erkenning of subsidie hebben recht op een efficiënte en klantvriendelijke dienstverlening. Een aangewezen techniek om een zicht te krijgen op de kwaliteit van onze dienstverlening, is de klanten rechtstreeks naar hun mening vragen. In de periode 2001-2003 waren er al drie tevredenheidsenquêtes waarvan de resultaten overwegend goed waren. Positieve scores betekenden voor de betreffende diensten en personeelsleden een extra erkenning van de kwaliteit van hun werk en een aansporing om dat goede niveau aan te houden. Een aantal punten konden beter en dat werd met gerichte acties aangepakt. In 2006 was een nieuwe tevredenheidsenquête gepland, maar door de ingrijpende bestuurlijke hervormingen in dat jaar werd dit uitgesteld tot 2007. De offerte voor deze onderzoeks07 opdracht werd wel uitgeschreven in 2006. Een andere methode om het beleid en de werking door te lichten is zelfevaluatie. Net zoals bedrijven moet ook de overheid nu en dan de eigen organisatie van op een afstand bekijken om een betrouwbaar beeld te krijgen van de prestaties en de knelpunten en zo het proces van continue verbetering ondersteunen. In het verleden werkte het VAPH met het EFQM-model (European Foundation for Quality Management), een zelftoetsingsmodel om het eigen functioneren te beoordelen. De directie besliste in 2006 om over te stappen naar het CAF-model (Common Assessment Framework), een evaluatieinstrument voor overheidsorganisaties. Dit model wordt intussen in alle EU-lidstaten gepromoot en toegepast. Intern heeft een groep van directieleden en representatieve medewerkers aan deze zelfevaluatie deelgenomen. Elke deelnemer maakte een individuele inschatting en gaf scores aan het voortgangs-of kwaliteitsniveau bij de diverse criteria en subcriteria van het model. Op basis daarvan werd een rapport opgemaakt met gemiddelde scores en een grafische weergave van de eindresultaten. De analyse stond begin 2007 op de agenda: een gezamenlijk evaluatiemoment waar verantwoording van de scores en een debat aan bod kwamen, ieder vanuit de eigen kennis, ervaringen en meningen. Tot slot werden de prioritaire aandachtspunten vastgesteld. Voorts werden in 2006 de regels met betrekking tot het gebruik van internet en e-mail op punt gesteld. Er kwam een gedragscode, waarover onderhandeld werd en die goedgekeurd werd. Deze gedragscode zorgt onder andere voor transparantie wat betreft de controlevoorwaarden. Daarnaast wordt sinds 2006 een standaard disclaimer toegevoegd aan uitgaande e-mails. 7.2 Logistiek Patrimonium en aankoopbeleid Er werd vooral voor logistieke ondersteuning gezorgd bij de verschillende verhuizingen van personeelsleden als gevolg van BBB. In sommige gevallen werd de verhuizing door de logistiek zelf gedaan. Daarnaast was er logistieke ondersteuning bij verschillende beurzen waaraan het VAPH deelnam. Door de toename van dossiers en documenten werd de archiefruimte in bijna alle provinciale afdelingen vergroot en optimaal ingericht met archiefrekken. Zoveel mogelijk dossiers en documenten gingen naar de centrale archiefruimte in Merchtem. De logistieke dienst voorziet een efficiënt klasseersysteem zodat een door de provinciale afdeling teruggevraagd dossier snel gevonden en opgestuurd kan worden. In de hoofdzetel werd een bijkomende kleurenkopieermachine gehuurd met nieuwe technologieën en hoge kopieersnelheid om een gedeelte van het drukwerk in eigen beheer te verzorgen. In de garage van het hoofdbestuur kwam een fietsenstalling om de verplaatsing naar het werk per fiets te promoten. Verder werden alle oude conferentiestoelen in de vergaderzalen vervangen door nieuwe, ergonomische stoelen. Ook de oude Ford Transit bestelwagen werd verkocht en een nieuwe besteld. Er werd een vorkheftruck aangekocht waarmee alle op paletten geleverde bestellingen via de garage getransporteerd kunnen worden. De oude manuele heftruck werd verkocht. Tot slot werd begonnen met de renovatie van het gebouw van het hoofdbestuur. Er komen overal nieuwe pvc-vloeren en de muren zullen worden geschilderd. Gezien de budgettaire middelen, is deze renovatie een vierjarenproject. Voor de provinciale afdeling Vlaams-Brabant werden nieuwe tuinmeubelen aangekocht voor de binnentuin. En in de provinciale afdeling van Oost-Vlaanderen werd de fietsenstalling en een aparte afvalruimte overdekt. Hier werd ook een fraaie toogkast geplaatst in de refter. De frankeerkosten bleven ook in 2006 stijgen door bijkomende informatieverstrekking bij wijzingen van de regelgeving en door het versturen van Handinfo. Welzijn op het werk Het beleid had blijvende aandacht voor de algemene veiligheid, de ergonomie van de werkomgeving en de psychosociale belasting van de werknemers: het aantal terugbetalingen van beeldschermbrillen bleef ook in 2006 vrij hoog; veel personeelsleden werden gevaccineerd tegen griep of kozen voor een homeopathisch middel dat de weerstand tegen griep verhoogt; tijdens de hittegolf in de zomer werd gezorgd voor waterbedeling zodat er voortgewerkt kon worden; de werkmannen volgden een opleiding om met de vorkheftruck te mogen rijden. Milieu Het beleid heeft meer en meer aandacht voor energiebesparende maatregelen en houdt steeds meer rekening met milieuaspecten bij aankopen voor het VAPH. 7.3 ICT beter bestuurlijk beleid De hervormingen in het kader van BBB hadden ook een belangrijk impact op informatica. Bepaalde bevoegdheden en toepassingen (bv. Subsidiëring Beschutte Werkplaatsen) werden overgeheveld naar andere IVA’s en er moesten nieuwe informatiekanalen gecreëerd worden (naar VDAB, Inspectie…). Door de gemeenschappelijke aanpak van de informaticadiensten van de verschillende entiteiten werd de hinder voor de klanten en de gebruikers tot een minimum beperkt. Zorgregie Eind 2006 werd een eerste luik opgeleverd van de toepassing zorgregie, de onlineregistratie van de in-en uitstromen. Deze internettoepassing werd ontwikkeld aan de hand van een bestaande architectuur en vervangt de vorige halfjaarlijkse registratie op basis van Excel. In 2007 zal deze toepassing verder worden uitgebreid met het luik Centrale Registratie Zorgvragen (CRZ) en voorzien worden van de nodige rapportering om het besluit Zorgregie in praktijk te kunnen brengen. In marge van deze webtoepassing zullen, in het kader van het e-loket, alle verouderde lokale modules voor de registratie van koststaten, de registratie van het personeel en de registratie van de dagprijzen voor de instellingen en ambulante diensten, worden omgezet naar de nieuwe technologie. Deze toepassingen zullen in de loop van 2007 geleidelijk in productie gebracht worden. rapportering In 2006 leverde de dienst informatica een extra inspanning om de kwaliteit van de rapportering te verhogen. In overleg met de verschillende diensten werden de nodige acties ondernomen om de gegevens in de databanken verder uit te zuiveren en te integreren. Met betrekking tot Feniks werden dit jaar opnieuw enkele belangrijke stappen gezet door de module betalingen te integreren binnen de toepassing. Hierdoor is het nu mogelijk om gedetailleerde financiële rapporten te ontwerpen. Toch blijven er nog enkele grote domeinen uit te zuiveren, zoals de eenduidigheid van de beslissingen. Andere toepassingen op stapel Gezien e-government in de nabije toekomst een essentiële schakel zal zijn in de informatica-wereld worden de nodige inspanningen geleverd om de dragende infrastructuur, in het bijzonder het netwerk, verder uit te bouwen, te versterken en te beveiligen. Dit jaar zal ook onderzocht worden hoe het gebruik van de elektronische identiteitskaart kan bijdragen tot een efficiëntere werking van de processen, zowel bij de gebruikers van de toepassing als bij de klanten. De volgende jaren zullen de meeste VAPH-toepassingen verhuizen naar webtoepassing om aan de vereisten van e-government te kunnen voldoen. De nadruk zal hierbij liggen op de graad van flexibiliteit bij wijzigingen van de regelgeving en op het omgaan met digitale documenten. In 2007 gaan de ontwikkelingsinspanningen vooral uit naar de zorgregie. Deze toepassing zou midden 2007 operationeel moeten zijn als registratiesysteem. Eind 2007 zouden we zo moeten kunnen beschikken over een degelijke rapportering. -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 8 - VAPH Financieel Het begrotingsdienstjaar 2006 zal gekenmerkt blijven door de operatie Beter Bestuurlijk Beleid. Naast een naamsverandering naar VA PH heeft het VFSIPH ook afstand gedaan van drie beleidsonderdelen. De daarbij behorende transfer van middelen en andere werkzaamheden in dit kader, hebben de dienst Boek houding grotendeels in beslag genomen. Daarnaast werden in de loop van het jaar ook een aantal recent gestarte nieuwigheden verder uitgewerkt en werden opnieuw inspanningen geleverd en middelen voorzien voor het uitbreidingsbeleid in de zorgsector. In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) werd vanaf 1 april 2006 het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) opgestart ter vervanging van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap. Hiermee is het juridisch karakter van de instelling geëvolueerd van een Vlaamse openbare instelling (VOI) sui generis categorie B naar een intern verzelfstandigd agentschap (IVA) met rechtspersoonlijkheid. Krachtens artikel 35 van het oprichtingsdecreet van 7 mei 2004, wordt het VAPH behandeld als een instelling van openbaar nut van categorie A. Op 7 mei 2004 werd het Comptabiliteitsdecreet goedgekeurd dat de begrotingen, de boekhouding, de subsidiecontroles en de controle door het Rekenhof regelt voor de volledige Vlaamse overheid zoals die er na BBB zal uitzien. In afwachting van de invoegetreding van het decreet, wordt het financieel beheer en de controle van de IVA’s (dus ook van het VAPH) gevoerd conform de richtlijnen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut van categorie A. Gezien het gros van de materies (ongeveer 80 procent van de geldmiddelen op jaarbasis) bij het VAPH zijn gebleven, werd het boekplan van het Vlaams Fonds aangehouden teneinde de continuïteit te garanderen, in afwachting van de uitvoeringsbesluiten van het Comptabiliteitsdecreet die de implicaties voor de boekhouding duidelijk zullen maken. Intussen blijft ook het ‘besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 1997 betreffende een geïntegreerde economische boekhouding en budgettaire rapportering voor de Vlaamse openbare instellingen’ van kracht. Sinds 1998 moeten alle VOI’s zowel een uniform budgettair en economisch boekhoudplan als een uniforme rapportering en jaarrekening hebben. Wat het begrotingsplan betreft, volgen de VOI’s vanaf het boekjaar 1999 voor hun budgettaire uitgaven-en ontvangstenrekeningen de ESR-classificatie (Europees Systeem van Rekeningen). De tegemoetkomingen aan de instellingen voor personen met een handicap worden in de ESR-classificatie beschouwd als sociale uitkeringen in natura (ESR-code 34.32: ‘Inkomensoverdrachten aan de gezinnen -Uitkeringen in natura’) aangezien ze het aandeel ten laste van de gezinnen verlichten. De overige, rechtstreekse tegemoetkomingen ten gunste van de persoon met een handicap vallen onder de ESR-code 34.31, ‘Inkomensoverdrachten -Geldelijke uitkeringen’. In het rekeningstelsel van de begrotingsboekhouding van het VAPH (zoals voorheen in het VFSIPH) hebben de statutaire materies, weliswaar met een link naar de ESR’95-code, een eigen functionele en gebruiksvriendelijke indeling. De limitativiteit van de begrotingskredieten wordt dus op deze basis opgevolgd. De hogere begrotingsoverheden leggen echter meer de nadruk op de kredietbeperking op ESR-niveau, in het kader van het ESR-vorderingensaldo op het jaareinde. Reeds voor de omvorming naar het VAPH voerde het Vlaams Fonds al lang een bedrijfseconomische boekhouding naast een geïntegreerde budgettaire boekhouding met analytische componenten en een kostprijsanalytisch luik dat nog verder wordt uitgebouwd. Door het Comptabiliteitsdecreet en de nog te nemen uitvoeringsbesluiten zou op termijn meer de nadruk op de bedrijfseconomische boekhouding worden gelegd. 8.1 Werking van de dienst boekhouding In 2006 hebben de werkzaamheden in het kader van BBB de dienst boekhouding grotendeels in beslag genomen. Daarnaast werden in de loop van het jaar ook een aantal recent gestarte nieuwigheden verder uitgewerkt. beter bestuurlijk beleid Eind 2005 en begin 2006 heeft de dienst Boekhouding heel wat werk verricht ter voorbereiding van de operatie BBB en de gevolgen op boekhoudkundig vlak, gezien de uit te betalen voorschotten op de eerste werkdag van 2006. Zo werden er afzonderlijke bankrekeningen en afzonderlijke vestigingen in de boekhouding geopend om al vanaf 1 januari 2006 de betaalstromen van de respectievelijke agentschappen, en daarmee ook hun afsluitings-en heropeningsbalansen, gescheiden te kunnen houden. Uiteindelijk werd de aangekondigde start op 1 januari 2007 uitgesteld tot 1 april 2007. Een dergelijke operatie opstarten in het midden van het boekjaar zorgt uiteraard voor extra werk. Met het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 31 maart 2006 voor het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein, werd het Decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het IVA met rechtspersoonlijkheid ‘Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap’ in werking gesteld vanaf 1 april 2006. Hiermee werd ook artikel 32, 3° van het Decreet van 7 mei 2004 van kracht, waarmee het VFSIPH werd opgeheven vanaf 31 maart 2006. Eens de BBB-herschikkingen in bovenstaande wetgeving eenduidig waren vastgelegd, kon de Boekhouding definitief werk maken van de noodzakelijke boekhoudkundige stappen en technische hervormingen in het kader van BBB (zoals de heropening 2006, de extra afsluiting van het VFSIPH per 31 maart 2006 en de heropening van het VAPH per 1 april 2006,…). De heropening 2006 van het VFSIPH moest evenwel manueel gebeuren, in het vooruitzicht van de gescheiden te houden heropeningsbalansen voor de respectieve agentschappen. De saldi per 31 december 2005 op de balans-en derdenrekeningen werden geanalyseerd en toegewezen aan de respectieve materies/agentschappen, waarna ze in de juiste vestigingen via interfacebestanden werden ingeboekt. Dit was uiteraard een secuur en tijdrovend werk. Hierna konden de afsluitverrichtingen voor het VFSIPH worden verwerkt en werden de globale VFSIPH-afsluitrekeningen per 31 maart 2006 opgemaakt en op 27 juni 2006 aan de Raad van Bestuur van het ex-VFSIPH voorgelegd. Door de opheffing van het VFSIPH en de oprichting van het VAPH midden éénzelfde boekjaar moest omwille van informat ica-technische redenen ook het boekhoudpakket PIA5 opgesplitst worden in twee databanken, nl. een aparte PIA5 voor het VFSIPH (voor de verrichtingen t.e.m. 31 maart 2006) en voor het VAPH (voor de verrichtingen vanaf 1 april 2006). Deze opsplitsing werd eind 2006 gerealiseerd. Om de gegevens echter op jaarbasis te kennen, moeten dan ook beide databanken worden samengevoegd. Personeelsbeheerssysteem Voor de personeelszaken wordt sinds 2004 gebruik gemaakt van het personeelsbeheerssysteem Easypay, waaraan een informatica-technisch zelf ontwikkeld boekhoudkundig luik is gekoppeld. De boekingsbestanden worden gegenereerd aan de hand van een parametertabel, toegepast op de gegevens komende uit de Easypay-toepassing. Vanaf begin 2006 lopen ook de negatieve regularisaties (ontvangsten) over deze parametertabel, wat een aanzienlijke tijdswinst oplevert ten opzichte van de vroegere werkwijze (manuele omzetting van de boekingsbestanden). Ook werd in 2006 het ‘derden’luik verder geoptimaliseerd. Zo wordt op regelmatige tijdstippen een bestand aangemaakt met nieuwe of gewijzigde personeelsgegevens (bijvoorbeeld het bankrekeningnummer), dat vervolgens in het boekhoudpakket wordt geïmporteerd. Ook de gegenereerde boekingsbestanden bevatten steeds de meest actuele personeelsgegevens. Dit alles ter ondersteuning van de personeelsdienst en conform de boekhoudkundige behoeften, met het oog op efficiënte en snelle controles, snelle rapportering… Ondertussen heeft het zelf ontwikkeld boekhoudkundig luik al meermaals zijn nut bewezen bij de verschillenanalyse en de controle van het sociaal secretariaat voor de diverse loon08 componenten (BV, RSZ, netto’s...). betaalinterface feniks In het verleden werkte de boekhouding actief mee aan het analyseren, toepassen, implementeren en praktisch begeleiden van een nieuwe interface voor de uitbetaling van voorschotten en afrekeningen van de persoonlijke- assistentiebudgetten en voor de residentiële sector. In de loop van 2006 werd de betaalinterface van het Fenikssysteem, dat de dossiers van alle cliënten van het VAPH beheert, verder uitgebreid voor andere materies zoals de betalingen voor de multidisciplinaire-en inschalingsverslagen, maar vooral ook de betalingen inzake het ‘Budget-IMB’. Ook de terugvorderingen voor bovenvermelde materies werden in de betaalinterface van Feniks opgenomen. Bij de uitwerking van het Feniks-systeem voor het luik ‘Individu Gerichte Prestaties’ werd de dienst Boekhouding echter veel minder betrokken in de analyse-en ontwerpfase. Hierdoor vroeg het testen van deze betaalacties, voorafgaand aan de eigenlijke oplevering in productie, telkens veel tijd en energie van de dienst Boekhouding. Vooral omdat deze testen ook vaak moesten gebeuren in een onstabiele testomgeving, waardoor telkens opnieuw bijsturingen nodig waren. Mede door de werklast op de dienst Boekhouding als gevolg van BBB, maar ook omwille van informatica-technisch oponthoud in de loop van 2006, zullen een aantal zaken in de Feniks-betaalinterface pas in 2007 gefinaliseerd kunnen worden (o.a. de terugvorderingen inzake Wettelijke subrogatie, de automatische sturing van de vastleggingen voor Budget-IMB…). 8.2 Begroting Een begroting is een jaarlijkse schatting van de ontvangsten en uitgaven voor het volgende jaar. In de bijhorende beleidsbrief geeft de bevoegde minister een overzicht van de manier waarop de begroting wordt uitgevoerd tijdens het lopende begrotingsjaar, en (dus) van het beleid dat hij of zij tijdens het volgende begrotingsjaar wil voeren. Algemeen De begroting van het VAPH wordt in de vorm van twee tabellen ter goedkeuring aan het Vlaams Parlement voorgelegd. Ze moet kaderen in de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap: de schatting van de ontvangsten van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest voor het volgende jaar. Daarnaast wordt ze samen met alle andere ontwerpen ingediend in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, waarin de geschatte uitgaven van het volgende jaar opgenomen zijn. De begroting van het VAPH maakt er deel uit van de administratieve begroting. Door een begroting in te dienen, krijgt het VAPH de goedkeuring om bepaalde uitgaven te verrichten binnen de marge die voor elk begrotingsartikel is voorzien. Het VAPH kent vier grote categorieën: * de statutaire opdrachten, * de personeelsuitgaven, * de werkingsuitgaven, * de eigen investeringen. Daartegenover staan de eigen ontvangsten van het VAPH en de dotaties die het van de Vlaamse Regering uit de algemene uitgavenbegroting doorgestort krijgt. Op die manier heeft het VAPH altijd een begroting in evenwicht. Binnen een dienstjaar kunnen op welbepaalde momenten aanpassingen gebeuren aan de voordien ingediende cijfers: bij de begrotingscontrole en op het moment van begrotingsherzieningen. Telkens kan het VAPH dan de inkomsten herberekenen of nieuwe uitgaven plannen maar moet het ook de wijzigingen uitvoeren die opgelegd worden door de voogdijminister. Als hierdoor de dotaties wijzigen, moet de Vlaamse Regering daar voorafgaandelijk akkoord mee gaan. De begroting bestaat voorts uit twee belangrijke onderdelen: de middelen voor constant beleid en nieuwe beleidskredieten. In het constant beleid worden alle reglementeringen uitgevoerd en becijferd die door een besluit van de Vlaamse Regering of een decreet werden opgelegd. Voor het nieuw beleid worden bijkomende middelen ingeschreven. Die omvatten de accenten die de voogdijminister in een bepaald jaar wenst gerealiseerd te zien. onderverdeling Sinds 1993 is de begroting van het VAPH meer dan verdubbeld: van omgerekend ongeveer 518 miljoen euro naar 1.216 miljoen euro voor de ontwerpbegroting 2006. De reële groei, de aangroei zonder de inflatieaanpassingen dus, bedroeg over deze periode bijna 10 procent per jaar. In totaal geeft het VAPH 2,37 procent van zijn budget uit aan apparaatskredieten: werkingsmiddelen, personeelsomkadering en eigen investeringen. Dit is een status-quo tegenover het vorige dienstjaar. De rest van het budget gaat naar statutaire uitgaven. Voor de inschrijvingsprocedure en aanverwante uitgaven wordt 7,2 miljoen euro voorbehouden. Het overgrote deel van de subsidiëring, 778,7 miljoen euro, gaat naar de residentiële zorgvoorzieningen. Het budget voor de ambulante voorzieningen bedraagt 54,3 miljoen euro. De sector tewerkstelling is goed voor 232,2 miljoen euro, waarvan het overgrote deel doorgestort wordt naar de beschutte werkplaatsen maar op individueel niveau ook wordt toegekend in het kader van de CAO26-regeling en de Vlaamse Inschakelingspremie. Nog op individueel vlak komen daarna de Individuele Materiële Bijstand en de PAB-subsidies, goed voor een totaal van 75,2 miljoen euro. De rest van de subsidiëring wordt verdeeld over opleiding, revalidatiecentra en diverse semi-gereglementeerde toelagen, waaronder de centrale registratie van zorgvragen, de projecten gezinsondersteuning en vrije tijd en Europese projecten. Tegenover de uitgaven staan de eigen ontvangsten van het VAPH, die voor het merendeel bestaan uit terugvorderingen op gedane uitgavenpatronen. Vanaf dit jaar worden ze stilaan aangevuld met de ontvangsten uit de wettelijke subrogatieregeling (momenteel nog een vrij summier effect), waardoor een deel van de kostprijs kan worden teruggevorderd van verantwoordelijke derde personen. Die eigen ontvangsten worden aangevuld met de verschillende dotaties uit de Vlaamse Gemeenschap. Bij de begrotingscontrole werd de toekenning van de winstdeelname van de Nationale Loterij bij de dotaties ingeschreven. Het betreft een gelijk bedrag dan voorzien in 2005. Het begrotingsjaar 2006 kende ook de start van een nieuw Vlaams Interprofessioneel Akkoord (VIA), het derde in rij, waarvoor in twee schuifjes de nodige aanvullende dotaties werden voorzien. In oktober 2006 werden de afschaffing van de clichering en een bijkomende vergoeding voor nachtprestaties ingeschreven voor 3,7 miljoen euro. Eind november werd het VIA-akkoord aangevuld met de afgesproken kwaliteitselementen: eindejaarspremie, management en werkdruk (3,3 miljoen euro). Nog meer dan in 2005 werd het VAPH in 2006 geconfronteerd met een periodieke monitoring van inkomsten en uitgaven in het licht van het globaal te bereiken overschot waartoe de Vlaamse Regering zich had geëngageerd. Het vierde bijblad werd daarom enkel goedgekeurd mits inachtname van een te realiseren -onbelast- overschot van minimaal 8 miljoen euro. beter bestuurlijk beleid Het begrotingsdienstjaar 2006 zal gekenmerkt blijven door de operatie Beter Bestuurlijk Beleid (BBB). Naast een naamsverandering naar VAPH voorzien in het nieuwe oprichtingsdecreet, heeft het VFSIPH afstand gedaan van drie onderdelen met de daarbij behorende transfer van middelen (statutaire middelen en apparaatskredieten): * opleiding en tewerkstelling (inclusief de respectieve investeringstoelagen) werden overgeheveld naar het beleidsdomein Werk en Sociale Economie en zijn agentschappen: 244,2 miljoen euro * investeringen VIPA verhuisde naar een nieuw op te richten Intern Verzelfstandigd Agentschap (IVA): 16,9 miljoen euro * inspectie verhuisde naar een nieuw opgerichte IVA: 663.000 euro Begrotingstechnisch is de toepassing BBB vanaf 1 april 2006 er ook verantwoordelijk voor dat voorafgaande of toekomstige periodes moeilijk kunnen worden vergeleken met 2006. Omdat het VAPH, in de herverdeling van middelen, ook een gedeelte van de effectieve uitgaven van de overgedragen materies heeft geboekt. Daarenboven was de overdracht naar het intern verzelfstandigd agentschap VIPA pas op 1 januari 2007 effectief. Nieuw beleid en extra begrotingsmiddelen Uitbreidingsbeleid De laatste jaren ging het meeste geld voor het nieuwe beleid voornamelijk naar het uitbreidingsbeleid in de zorgsector. Na 2005 werd ook in 2006 eenzelfde inspanning voorzien. Bovenop de extra budgetten van 2005 is bijkomend 22,5 miljoen euro op jaarbasis uitgetrokken. Ongeveer 17 miljoen euro (of 75 procent) daarvan gaat naar de residentiële en ambulante sector en 5,6 miljoen euro naar 220 extra PAB-budgetten. 808.000 euro is bestemd voor omkadering en de gelijkschakeling van personeelsbarema’s in de ambulante sector, terwijl 500.000 euro bestemd is voor de opvang van de geïnterneerden. Qua aantal plaatsen betekent het voorziene uitbreidingsbeleid een aangroei van 330 plaatsen in de residentiële settings en 409 plaatsen binnen de ambulante voorzieningen. Aangezien de extra plaatsen niet onmiddellijk worden gerealiseerd, wordt het uitgetrokken geld ook niet onmiddellijk effectief uitbetaald. In 2005 was dat ook niet het geval. In de begroting 2006 is daarom het resterende batig saldo terug te vinden van de begrotingsuitvoering 2005 (na overdracht van belaste sommen naar het dienstjaar 2006), samen met een eerste schijf van de 22,5 miljoen euro nieuw beleid: 7,5 miljoen euro voor een opstap van 4 maanden met ingang van 1 september 2006. Inhaalbeweging uitbetalingen In de residentiële sector was het begrotingsdienstjaar 2006 er opnieuw een van consolidatie en continuïteit. Met de gevraagde begrotingskredieten werden de maandelijkse wettelijke voorschotten uitbetaald en konden ook de afspraken met de sector van maart 2004 volledig worden uitgevoerd. Zo werden de afgewerkte dagprijsdossiers 2003 volledig financieel verwerkt, samen met 50 procent van de dagprijsdossiers 2004. Het VAPH ijverde er verder voor om deze termijnen nog met zes maanden in te korten, maar is daarvoor afhankelijk van de begrotingsinstanties die meer financiële middelen moeten vrijmaken. Met de herallocatie van middelen uit de individugerichte prestaties (geraamde overschotten) kon hierop in 2006 worden ingespeeld: door middel van een vierde bijblad in december 2006 behaalde het VAPH een eindresultaat van 73,50 procent uitbetaalde dagprijzen 2004. Deze trend zal in het volgend dienstjaar een verlengstuk krijgen, want nu reeds zijn de nodige kredieten voor deze doelstelling gereserveerd. TAbel 8.1 DE BEGROTING -2006 VAN HET VAPH 8.3 Uitvoering van de begroting Hierna volgt een bespreking van de begrotingsuitvoering 2006 op jaarbasis, dus inclusief de realisaties van het VFSIPH in het eerste kwartaal van 2006. Tevens wordt voor de belangrijkste posten een vergelijking gemaakt met de realisaties van 2005, eveneens op jaarbasis. Volledigheidshalve wordt ook een summiere toelichting gegeven bij de realisaties van het VAPH en het VFSIPH afzonderlijk bekeken. 8.3.1 Ontvangsten Begrote en gerealiseerde ontvangsten Globaal genomen, dus het eerste kwartaal VFSIPH en de drie overige kwartalen als VAPH, werd in 2006 een bedrag 1.050,6 miljoen euro gerealiseerd of 99,99 procent van de ontvangsten geraamd op 1.050,7 miljoen euro in de VFSIPH-jaarbegroting, verminderd met de begroting (negen maanden) voor de op 1 april 2006 overgedragen materies. De overdracht uit voorgaande jaren inbegrepen (16,872 miljoen euro op 1 januari 2006), werd er een minderontvangst van 0,157 miljoen euro genoteerd. Die gecumuleerde minderontvangsten betreffen voornamelijk: * -0,087 miljoen euro voor ‘Terugvorderingen Individuele Materiële Bijstand’; * -0,028 miljoen euro voor ‘Terugvorderingen Ambulante sector’. Anderzijds werden op sommige posten ook meerontvangsten geboekt, voornamelijk ingevolge terugvorderingen van statutair uitbetaalde voorschotten, met name voor het persoonlijke-assistentiebudget (+ 0,481 miljoen euro) en de residentiële sector (+ 0,379 miljoen euro). Tabel 8.2 geeft een overzicht van de geraamde en gerealiseerde ontvangsten op jaarbasis. Elk van de vermelde begrotingsposten bespreken we hierna afzonderlijk. TAbel 8.2 OVERZICHT VAN DE GERAAMDE EN GEREALISEERDE ONTVANGSTEN IN 2006 (IN EURO) Werkingstoelagen van de Vlaamse Gemeenschap Het dient opgemerkt dat, anticiperend op de BBB-herschikkingen, de dotaties 2006 voor 50 procent werden toegekend (591,3 miljoen euro) aan het VFSIPH en aldus budgettair verwerkt in de realisaties van het VFSIPH eind maart 2006. In het BBB-herverdelingsbesluit van 29 september 2006 werd voor de werkings-en investeringsdotatie een ‘rest’krediet van respectievelijk 396,1 miljoen euro en 6,1 miljoen euro ingeschreven voor het VAPH. Het overige gedeelte van de werkings-en investeringsdotatie van het VAPH, met betrekking tot het tweede kwartaal 2006, werd vanuit het VFSIPH overgedragen en bedraagt 289,4 miljoen euro. In 2006 werd aldus op jaarbasis 1,0 miljard euro dotaties ontvangen van de Vlaamse Gemeenschap, waaronder 43,6 miljoen euro in het kader van het Vlaams Social Profit Akkoord (VIA-werkdruk en anomalieën). Verder werd een subsidie van 6,1 miljoen euro ontvangen uit de winstverdeling van de Nationale Loterij. Als gevolg van het Lambermontakkoord gaan de subsidies van de Nationale Loterij inds 2002 via de Vlaamse overheid naar de instellingen uit de sociale en ulturele sector. Het betreft zowel subsidies voor werkingstoelagen als investeringstoelagen. De toelagen van de Vlaamse Gemeenschap maken samen 96,1 procent uit van het totaal van de ontvangsten en vormen daarmee de voornaamste inkomstenbron van het VAPH. Andere inkomensoverdrachten van de Vlaamse overheid De VDAB stelde 1,8 miljoen euro ter beschikking voor het personeel met een Gescostatuut in de voorzieningen die door de dienst Zorg worden gesubsidieerd. opbrengsten uit beleggingen In 2006 werden 843.000 euro opbrengsten uit beleggingen toegewezen door het Centraal Financieringsorgaan van de Vlaamse Gemeenschap (CFO). Het betreft de interesten voor 2005 die traditioneel pas in het derde kwartaal van het daaropvolgende jaar officieel worden bekendgemaakt en geboekt. De Vlaamse Regering beschouwt deze inkomsten niet langer als inkomsten uit beleggingen maar als een extra financiële dotatie en spreekt voortaan enkel van ‘dotatie financiële rekeningen’. Diverse ontvangsten Globaal werd 22,5 miljoen euro aan ontvangsten geboekt op diverse begrotingsposten. Dat is 2,1 procent van het totaal van de ontvangsten. Het betreft hoofdzakelijk terugvorderingen van statutaire uitgaven (21,4 miljoen euro), waaronder: * 18,1 miljoen euro voor de residentiële sector op grond van herberekeningen van voorschotten 2005 en 2006 (4,6 miljoen euro) als gevolg van de bepaling van een definitieve dagprijs en daaruit voortvloeiende ‘negatieve afrekeningen’(4,5 miljoen euro); * voor de RSZ-recuperaties werd, in toepassing van de reglementering loonrecyclage, een bedrag van 8,2 miljoen euro gerealiseerd; * 2,5 miljoen euro voor Sociale Omkadering, grotendeels ingevolge negatieve afrekeningen van in 2004 uitgekeerde PAB-voorschotten (2,4 miljoen euro), die voortvloeien uit lagere of onvoldoende ingebrachte onkostenstaten in verhouding tot het te verantwoorden PAB-budget dat werd toegekend; inzake regularisaties van uitgekeerde bijdragen in het kader van de IMB-reglementering werd 140.000 euro teruggevorderd; * 623.000 euro voor de ambulante sector, op grond van vooral negatieve afrekeningen van voorschotten toegekend in 2005 en voorgaande jaren; * 54.000 euro ontvangsten die werden geboekt inzake de gereglementeerde en niet-gereglementeerde toelagen, zijnde de negatieve afrekeningen van de in 2005 uitgekeerde voorschotten voor CWL (centrale wachtlijsten). overgedragen saldi voorgaande jaren Eind 2005 bedroeg het totaal van de overgedragen middelen uit voorgaande boekjaren 16,872 miljoen euro. Hiervan werd slechts 13,327 miljoen euro overgedragen naar het VAPH, zijnde 16,872 miljoen euro verminderd met de belaste saldi uit 2005 die in het eerste kwartaal van 2006 werden gerealiseerd. Het in te brengen bedrag vanuit de ‘reserve voor aankopen gebouwen’ beperkt zich normaliter tot de opname/beweging binnen de afgesloten periode. In het jaar 2006 bedraagt de globale opname uit de reserves 0,026 miljoen euro. Vergelijking met de ontvangsten in 2005 op jaarbasis Tabel 8.3 geeft een duidelijk overzicht van de verschillen -op jaarbasis -tussen 2005 en 2006 voor elk van de bovengenoemde posten. TAbel 8.3 VERGELIjKING VAN DE INKOMSTEN IN 2005 EN 2006 (IN EUR) Globaal daalden de ontvangsten in 2006 met 139,3 miljoen euro (-11,7 procent) in vergelijking met de ontvangsten van het begrotingsjaar 2005, vooral ingevolge de overdracht van materies op 1 april 2006 in het kader van de BBB-herschikkingen, waardoor negen maanden ontvangsten voor deze materies verdwijnen. De overgedragen saldi niet inbegrepen, verminderden de ontvangsten in 2006 met 146,3 miljoen euro tegenover 2005. Enkele verschillen ten opzichte van de ontvangsten in 2005: * een afname met 11,3 procent (-129,1 miljoen euro) tegenover 2005 van de ontvangsten uit de dotaties; * een daling van 6,2 procent (-0,121 miljoen euro) van de andere inkomensoverdrachten van de Vlaamse Gemeenschap (tegemoetkomingen van de VDAB); * een stijging op de post ‘dotatie financiële rekeningen’ van 29,4 procent (+ 191.000 euro) tegenover 2005; * een vermindering van 43,0 procent (-17,0 miljoen euro) op de post ‘diverse ontvangsten’, voornamelijk door de lagere terugvorderingen voor de residentiële sector (-10,4 miljoen euro) en het wegvallen van de terugvorderingen voor de Beschutte Werkplaatsen (-6,3 miljoen euro). 8.3.2 Uitgaven Begrote en gerealiseerde uitgaven Globaal genomen, dus het eerste kwartaal VFSIPH en de drie overige kwartalen als VAPH, werd in 2006 een bedrag van 1.039,7 miljoen euro gerealiseerd of 99,0 procent van de uitgaven geraamd op 1.050,7 miljoen in de VFSIPH-jaarbegroting, verminderd met de begroting (negen maanden) voor de op 1 april 2006 overgedragen materies. Abstractie gemaakt van het krediet voorzien op de post ‘over te dragen overschot van het boekjaar x’ (8,4 miljoen euro), komt dit neer op een niet-realisatie van ongeveer 2,6 miljoen euro. De minderuitgaven op de statutaire uitgavenposten bedragen 0,973 miljoen euro. Ze betreffen vooral: * -0,352 miljoen euro op Individuele Materiële Bijstand (IMB), mede onder invloed van het vernieuwde IMB-besluit (BVR van 14 mei 2004), dat onder andere het interen ten gunste van andere hulpmiddelen verbiedt en de tegemoetkoming van het VAPH beperkt tot het factuurbedrag (met als maximum het refertebedrag) van het hulpmiddel; * -0,346 miljoen euro op het Persoonlijke-assistentiebudget (PAB), vooral door de onderbenutting van het krediet voor nieuwe PAB-budgetten, die pas vanaf september 2006 toegekend en geleidelijk opgestart werden. Daarnaast situeren de minderuitgaven zich op de functionele uitgavenposten: * -0,359 miljoen euro op werkingsuitgaven, onder meer als gevolg van nog niet geleverde of gefactureerde bestellingen van goederen en diensten of uitgestelde engagementen (hiervan werd 0,103 miljoen euro bedrijfseconomisch lastens het resultaat van 2006 verwerkt, evenwel nog te verhogen met de belaste saldi voor eigen investeringen welke nog niet geleverd werden per 31 december 2006); * -0,076 miljoen euro op personeelskosten (overeenkomstig een ‘oude’ begrotingsrichtlijn werden de wedden en de regularisaties van december 2006 alleen bedrijfseconomisch verwerkt voor een bedrag van ongeveer 1,7 miljoen euro). Tabel 8.4 geeft een beknopt overzicht van de begrote en gerealiseerde uitgaven. De zogenaamde statutaire uitgaven bedragen 97,7 procent van de totale gerealiseerde uitgaven in 2006. De begrotingsuitvoering toont voor de statutaire uitgaven een realisatiegraad van 99,9 procent (1.015,6 miljoen euro gerealiseerd van het krediet geraamd op 1.016,6 miljoen euro). De realisaties voor de residentiële sector vertegenwoordigen met 78,5 procent het gros van het statutaire uitgavenpakket. Slechts 2,3 procent van de totale uitgaven werd aan werking gespendeerd: het betreft de functionele uitgaven (inclusief de personeelskosten) van het VAPH zelf. Voor de functionele uitgaven werd globaal 93,8 procent (24,1 miljoen euro) gerealiseerd van de uitgaven geraamd op 25,7 miljoen euro. TAbel 8.4 OVERZICHT VAN DE GERAAMDE EN GEREALISEERDE UITGAVEN IN 2006 Vergelijking met de uitgaven in 2005 op jaarbasis Tabel 8.5 geeft, opgesplitst naar statutaire of functionele aard, de vergelijking weer van de uitgaven in 2005 en 2006. De totale uitgaven daalden met ongeveer 133,4 miljoen euro (-11,4 procent) vergeleken met de realisaties 2005 (1.173,1 miljoen euro) weliswaar vooral ingevolge de overdracht van materies op 1 april 2006 in het kader van de BBB-herschikkingen. Voor de meeste statutaire uitgavenposten wordt evenwel een verhoging van de uitgaven op zich vastgesteld in 2006: * de residentiële sector: + 27,3 miljoen euro * de ambulante sector: + 9,1 miljoen euro * het Persoonlijke-assistentiebudget: + 6,4 miljoen euro * Individuele Materiële Bijstand: + 2,7 miljoen euro De personeels-en werkingsuitgaven verminderden met respectievelijk 1,6 miljoen euro en 0,070 miljoen euro vergeleken met 2005. TAbel 8.5 VERGELIjKING VAN DE UITGAVEN IN 2005 EN 2006 (in EUR) 8.3.3 Resultaat Eind december werd een positief budgettair resultaat van 10,831 miljoen euro genoteerd, namelijk het verschil tussen de globale budgettaire ontvangsten (1.050,6 miljoen euro - cf. Tabel 8.2) enerzijds en de budgettaire uitgaven (1.039,7 miljoen euro - cf. Tabel 8.4) anderzijds. Met uitzondering van de 13,327 miljoen euro die als overgedragen saldi in het VAPH werd ingebracht op 1 april 2006, leverden de budgettaire verrichtingen eind 2006 een negatief budgettair resultaat op van -2,496 miljoen euro. Het werkelijke economische resultaat (mali) voor de verrichtingen 2006 komt uit op -34,984 miljoen euro, voornamelijk ingevolge de op 31 december 2006 ingeboekte provisies, de afboekingen van ‘toe te rekenen lasten/opbrengsten op 31 december 2005’ die al het voorbije jaar in het economische resultaat werden verrekend, en de traditionele bewegingen met betrekking tot het vastliggend patrimonium. Tegenover het budgettair beschikbaar saldo van 10,831 miljoen euro moeten echter de hangende verplichtingen op 31 december 2006 geplaatst worden. De toegekende investeringsmachtigingen, vastleggingen/ verplichtingen voor IMB-bijstandskorven en de dubieuze debiteuren niet inbegrepen, werden deze netto geraamd op 66,9 miljoen euro. Een groot gedeelte van deze hangende verplichtingen zal in het bijblad 2007 worden ingebracht. Deze stukken konden om praktische redenen budgettair niet meer in de begroting 2006 worden verwerkt, maar werden wel bedrijfseconomisch in de jaarrekening 2006 opgenomen. Op 31 december 2006 werden ook de hangende rechten-ontvangsten geïnventariseerd en bedrijfseconomisch verwerkt. (Vanaf 2004 worden de hangende verplichtingen en uitstaande verbintenissen voor de residentiële sector net als voor de andere materies volledig in provisies geboekt, voor zover ze ‘vrij zeker’ zijn en ‘ongeacht reeds ontvangen’.) Na overdracht van het negatief economisch resultaat op 1 januari 2006 (VFSIPH), bedraagt eind 2006 het gecumuleerd negatief economisch resultaat of verlies 66, 783 miljoen euro (enkel nog VAPH), en wordt het boekjaar 2006 voor het VAPH afgesloten met een negatief patrimonium van 59,288 miljoen euro. De tegenwaarde van de vastliggende waarden bedraagt hierbij 6,628 miljoen euro. Vanwege het negatief patrimonium moet het VAPH op korte termijn op zijn hoede blijven voor cash flowproblemen. In de mate dat het VAPH de dotaties ter beschikking krijgt op het ogenblik dat de verplichtingen moeten worden nagekomen, stelt zich geen probleem. 8.4 Thesaurie -------------------------------------------------------------------------------- De bankrekeningen van de Vlaamse openbare instellingen worden sinds 1993 centraal beheerd door het Centraal Financieringsorgaan (CFO). Ter uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 24 juli 1998 werd de centrale kassiersfunctie voor de Vlaamse openbare instellingen vanaf 1 januari 1999 toegewezen aan de KBC. Zoals alle Vlaamse openbare instellingen houdt het VAPH dus sedert 1 januari 1999 alle financiële rekeningen bij de KBC. Eind december 2006 moet het Centraal Financieringsorgaan (CFO) nog diverse toelagen doorstorten aan het VAPH: de indexprovisie (2,0 miljoen euro), een gedeelte van de VIA-middelen (4,9 miljoen euro) en de laatste schijf van de investeringsdotatie (1,0 miljoen euro). De financiële rekeningen van het VAPH vertonen per 31 december 2006 dan ook een negatief saldo van -1,2 miljoen euro. Rekening houdend met de nog te storten dotaties en met de financiële afloop 2006 (crediteuren, debiteuren), zou er op 31 december 2006 na aftrek van de dubieuze debiteuren uiteindelijk nog 0,334 miljoen euro op de financiële rekeningen staan. TAbel 8.6 EVOLUTIE INZAKE KOSTEN VOOR ONDERZOEKEN (BOEKjAAR 2005/2006) (IN EURO) TAbel 8.7 DETAILS VAN DE UITGAVEN INZAKE SCHOOLOPLEIDING EN BEROEPSOPLEIDING- BOEKjAAR 2006 (IN EUR) TAbel 8.8 SAMENVATTING VAN HET BEDRAG DER TEGEMOETKOMINGEN INZAKE SOCIALE HULP, VOORZIEN IN DE BESLISSING TAbel 8.9 DETAIL VAN DE UITGAVEN INZAKE DE SECTOR ‘ZORG’ - BOEKjAAR 2006 (in EUR) TAbel 8.10 TOELAGEN - UITBETAALDE TOELAGEN - ALLE INSTELLINGEN SAMEN EVOLUTIE 2004-2006 (in EUR) TAbel 8.11 OVERZICHT VAN DE STATUTAIRE UITGAVEN - VERGELIjKING 2005 - 2006 (in EUR) TAbel 8.12 OVERZICHT 2006 INZAKE DE TEGEMOETKOMINGEN AAN PERSONEN MET EEN HANDICAP, INSTELLINGEN EN BEDRIjVEN, PER VOORZIENING (in EUR) TABEL 8.13 STATUTAIRE UITGAVEN 2006 (in EUR) - VFSIPH tot 31 maart 2006 TAbel 8.13 STATUTAIRE UITGAVEN 2006 (in EUR) - VFSIPH op jaarbasis -------------------------------------------------------------------------------- HOOFDSTUK 9 - Bestuur Als gevolg van de invoering van Beter Bestuurlijk Beleid op 1 april 2006, onderging ook het Vlaams Fonds, de rechtsvoorganger van het huidige Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, een aantal bestuurlijke hervormingen, waarvan het afsluiten van en het werken met een beheersovereenkomst een van de belangrijkste is. 9.1 Beter Bestuurlijk Beleid Met de operatie Beter Bestuurlijk Beleid wil de Vlaamse Regering, samen met de administraties, tot een meer efficiënte en klantgerichte overheid komen. Een belangrijk onderdeel daarvan vormde de herstructurering van de Vlaamse overheid. van vlaams fonds naar vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap In de hervormde Vlaamse overheid is het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) als opvolger van het Vlaams Fonds een van de intern verzelfstandigde agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Op 1 april 2006 trad het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap effectief in werking. Het heeft dezelfde kernopdrachten als het Vlaams Fonds, behalve voor wat betreft de opleiding en de tewerkstelling van personen met een handicap, de afhandeling van investeringsdossiers (VIPA) en de inspectietaken. Die opdrachten werden overgeheveld naar andere entiteiten. beheersovereenkomst Omdat de bijdrage van een agentschap in de beleidsvoorbereiding, de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie van wezenlijk belang is, wordt tussen elk agentschap in de Vlaamse overheid en de voor dat agentschap functioneel bevoegde minister een beheersovereenkomst afgesloten, die de ‘binding’ waarborgt tussen enerzijds het door de Vlaamse Regering gewenste beleid en anderzijds de werking van het agentschap. Deze beheersovereenkomsten binnen de Vlaamse overheid zouden in werking treden op 1 januari 2007. Maar deze timing werd in de beslissing van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 met één jaar opgeschoven. Hierdoor was er in 2006 meer tijd om in samenspraak met de minister het ontwerp van beheersovereenkomst voor het VAPH inhoudelijk verder uit te werken. Er werd ook al grotendeels voorzien in de nodige cijferrapportering over de kwantitatieve doelstellingen voor het VAPH en allerhande monitoringindicatoren. In 2007 zal de beheersovereenkomst voor het VAPH zijn definitief beslag krijgen en de volledige procedure doorlopen, om uiteindelijk op 1 januari 2008 in werking te treden. ondernemingsplan Het opstellen van een jaarplan is een continu proces. Ook voor 2006 heeft het VAPH een jaarplan opgesteld, dat twee keer per jaar geëvalueerd en geactualiseerd wordt. Sinds 2005 is het ‘format’ van het jaarplan afgestemd op de beheersovereenkomst en heeft het de vorm van een ondernemingsplan. Het jaarplan 2007 bevat de acties die in dat jaar ondernomen moeten worden voor de realisatie van de verbintenissen uit de beheersovereenkomst. Alle medewerkers zullen er hun persoonlijke doelstellingen uit kunnen halen. Behalve de acties zal het ondernemingsplan ook de beleidsprioriteiten van het betreffende jaar, het personeelsbehoefteplan en het financieel plan omvatten. interne controle Een van de criteria opdat Beter Bestuurlijk Beleid in werking kon treden, is de aanwezigheid van interne controle en interne organisatiebeheersing in de nieuwe agentschappen, waaronder ook het VAPH. De interne controle met betrekking tot de subsidiëring van personen met een handicap en door het VAPH erkende voorzieningen, was reeds grotendeels geïmplementeerd in het Vlaams Fonds. Maar de bestaande documenten die het systeem van interne controle beschrijven en die van toepassing waren op het Vlaams Fonds moeten worden geactualiseerd. Hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat het Vlaams Fonds een eigen Raad van Bestuur had. Het VAPH daarentegen is een agentschap met rechtspersoonlijkheid, zonder Raad van Bestuur. Voorts moeten de documenten uitgebreid worden naar andere domeinen van interne controle in plaats van alleen het financiële domein. In dit kader werd een stappenplan voorgelegd aan de Bijzondere Commissie voor het in werking stellen van Beter Bestuurlijk Beleid. Elk agentschap moet uiterlijk één jaar na aanvang van de inwerkingtreding van de beheersovereenkomst beschikken over een uitgeschreven en gedocumenteerd systeem van interne controle. Volgens het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid moet dit minstens de volgende elementen bevatten: het effectief en efficiënt beheer van risico’s, de betrouwbaarheid van de financiële en de beheersrapportering, de naleving van de regelgeving en de procedures, de effectieve en efficiënte werking van de diensten, en de bescherming van de activa. 9.2 Bestuursorganen en structuren Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap is een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, opgericht bij decreet van 7 mei 2004. Op 1 april 2006 trad het VAPH effectief in werking. De voogdijover het VlaamsAgentschapvoor Personenmet een Handicapwordtwaargenomen door mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. 9.2.1 Organogram 9.2.2 Raadgevend Comité Het Raadgevend Comité is het belangrijkste adviesorgaan van het VAPH en verstrekt advies op verzoek van de Vlaamse Regering of van het hoofd van het agentschap. Het kan eveneens advies verstrekken op eigen initiatief over alle aangelegenheden die van belang zijn voor de taken van het agentschap. Dit Comité is samengesteld uit een evenredige vertegenwoordiging van de volgende geledingen van het beleidsveld: * de gebruikers van de ondersteuning georganiseerd door het agentschap; * de voorzieningen die op het vlak van de vermelde taken werkzaam zijn; * de werknemers van de voorzieningen. Het Raadgevend Comité kan worden aangevuld met andere door de Vlaamse Regering aan te wijzen personen en met onafhankelijke deskundigen op het vlak van de taken van het agentschap. De leden van dit Comité worden benoemd door de Vlaamse Regering voor een periode van vier jaar. Het huidige Comité komt voorlopig nog samen in de samenstelling van de vroegere Raad van Bestuur tot er een nieuw Raadgevend Comité benoemd zal zijn. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... Gui Abrahams ondervoorzitters: ..................... jean-Paul Meirens en Leen Pollentier leden: ................................ Hendrik Delaruelle Eddy Denayer, jeroen De Weerdt, René De Wever, Peter Donceel, Eddy Elisabeth, jeanne-Marie Hauspie, Bies Henderickx, Ignace Leus,Dominiek Puype, jan jan Sabbe, Marc Selleslach, Diane Serneels, Viviane Sorée, jean-Pierre Van Baelen, Katleen Van Havere, Christel Vanroelen, Karin Van Roy Administrateur-generaal: .............. jef Foubert Afdelingshoofden: ..................... Hugo Vangeel, Willy De Pauw, jos Theunis Secretaris: ........................... Gerrit Pearce 9.2.3 Bureau De vergaderingen van het Raadgevend Comité worden voorbereid door het Bureau. Dit Bureau is samengesteld uit de voorzitter, de twee ondervoorzitters en vier leden van dit Raadgevend Comité. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... Gui Abrahams ondervoorzitters: ..................... jean-Paul Meirens en Leen Pollentier leden: ................................ jeroen De Weerdt, jeanne-Marie Hauspie, Ignace Leus, Diane Serneels Administrateur-generaal: .............. jef Foubert Afdelingshoofden: ..................... Hugo Vangeel, Willy De Pauw en jos Theunis Secretaris:............................ Gerrit Pearce 9.2.4 Ad-hoccommissies Momenteel zijn er zes thematische ad-hoccommissies bij het Raadgevend Comité. individuele bijstand en sociale integratie De commissie Individuele Bijstand en Sociale Integratie buigt zich over de maatregelen om de maatschappelijke integratie van personen met een handicap te bevorderen. Ze stelt maatregelen voor in alle maatschappelijke gebieden en beleidsdomeinen waardoor personen met een handicap volwaardig kunnen participeren in de samenleving of op de arbeidsmarkt. Ze brengt onder meer advies uit over de reglementering, allerhande tussenkomsten en hulpmiddelen, onderzoek, informatieverwerking en -verspreiding en de samenwerking met de overheidsdiensten en -instellingen bevoegd inzake onderwijs en tewerkstelling. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... jean-Paul Meirens leden: ................................ Roger Boelanders, Ingrid Borré, Peter Debbaut, Luc Desmet, Veerle Govers, Adriaan Herrijgers, Isabelle Heyerick, Roland Pouillie, Viviane Sorée, jan Van der Biest, Leo Verdonck, Lieve Vijverman Secretaris: ........................... Kurt De Clercq voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding De commissie Voorzieningen voor Opvang, Behandeling en Begeleiding buigt zich over de residentiële, semi-residentiële en ambulante voorzieningen. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... Diane Serneels leden: ................................ jeroen De Weerdt, jaak Geurts, xavier Haseldonckx, Bies Henderickx, Renaat jonckheere, Bea Maes, Mark Muyshondt, Pierre Schreuders, Marc Selleslach, Koenraad Vanderbeken, jan Verellen en Lode Verte Secretaris: ........................... Herman De Lange inschrijvingen en evaluatie De commissie Inschrijvingen en Evaluatie buigt zich over de manier waarop een aanvraag tot inschrijving moet worden ingediend en de regels voor de samenstelling en werking van de provinciale evaluatiecommissies. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... Ignace Leus leden: ................................ Maaike Geryl, xavier Haseldonckx, Herman Krockaert, Bea Maes, Herbert Moenaert, Wendy Ranschaert, Willy Ryssaert, Viviane, Sorée, jan Van Der Biest, Christel Vanroelen, Ingrid Van Ruyskensveld, Hilde Verstricht Secretaris: ........................... Kristel Verhaert stuurgroep persoonlijke-assistentiebudget Deze stuurgroep buigt zich over de beleidsrelevante vragen en uitvoeringsmaat- regelen die betrekking hebben op het persoonlijke-assistentiebudget. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... Viviane Sorée leden: ................................ Vital Bergmans, Lieve Devlies, jeroen De Weerdt, Maria Geboers, Rosa Geeraerts, Greet Ghesquiere, jos Huys, Renaat jonckheere, Ignace Leus, joba Maréchal, Dirk Mombaerts, Chris Robbroeckx, jokke Rombauts, Peter Vanhoutte, Geert Van Nieuwenburgh, Vicky Vermeiren Secretaris: ........................... Kristel Verhaert Kwaliteitszorg Deze ad-hoccommissie buigt zich over de nadere uitvoering van het nieuwe kwaliteitsdecreet in de welzijnsvoorzieningen. Ze heeft ook een belangrijke brugfunctie en voortrekkersrol in de sector. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... Diane Serneels ondervoorzitter: ...................... jean-Pierre Van Baelen leden: ................................ jan Piet Bauwens, Linda Beirens, jeroen De Weerdt, jaak Geurts, Paul Geypen, xavier Haseldonckx, Paul janssens, Lieve Pannemans, Bernard Vyncke Secretaris: ........................... jos Theunis integrale Jeugdhulp De commissie Integrale jeugdhulp zal optreden als adviesorgaan van het Raadgevend Comité. De commissie zal de ontwikkelingen inzake de verschillende pijlers van de integrale jeugdhulp opvolgen en proactief adviserend optreden. Medewerking van de middenveldorganisaties (voorzieningen en gebruikers) zorgt voor inbreng van externe deskundigheid en ervaring. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... Hendrik Delaruelle leden: ................................ Dominique Cauwe, jeroen De Weerdt, Bernadette Rutjes, Lief Van Bael, Rik Van Buggenhout, Nathalie Vandenbroucke, Koen Vanderbeken, Peter Verfaillie Secretaris: ........................... Hilde Slembrouck 9.2.5 Adviescommissie voor heroverweging De adviescommissie voor heroverweging geeft advies over individuele dossiers waarvoor de betrokkene een heroverweging aanvraagt. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) KAmer 1 leden:................................. Anne-Mie Buelens, Ina De Ridder, jan Devacht, Gerda Geenen, Didier Pieters, Roland Pouillie, jan Stevens Secretaris: ........................... Rika Van Wouwe KAmer 2 leden: ................................ Ingrid Borré, Grietje Morren, Rik Van Buggenhout, Evert Wuyts Secretaris ............................ Rika Van Wouwe, Hilde Heyvaert, jan Seynaeve, An Vanermen KAmer 3 leden: ................................ Patrick Blomme Frans Carsau, Marnix Crevits, Vera De Groof, Marijke Duportail, Rudi Kennes, Linda Van Grootel, Paul Verhaeghe Secretaris: ........................... Rika Van Wouwe Plaatsvervangers voor de 3 kamers jacques Adriaens, Marijke Bosteels, Danielle Colsoul, Chris De Bal, Vera De Groof, Helena De Raeymaecker, Sandra Derieuw, Gabriël Devos, Nadine Frison, Katleen joos, Frans Holsters, Willy Piedfort, Rita Tytgat, Tom Vanleeuwe, Robert Van Steenwinkel, Pieter Verfaillie 9.2.6 Bijzondere bijstandscommissie De bijzondere bijstandscommissie oordeelt bij wijze van individuele bijzondere maatregel over de tenlasteneming van hulpmiddelen die niet opgenomen zijn in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1992. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... jean-Paul Meirens Plaatsvervangend voorzitter: .......... Danielle Colsoul leden: ................................ Willy De Pauw, Patrick Galloo, Andrée Lejeune, Roland Pouillie, Anne Sleeckx Plaatsvervangende leden: .............. Marijke Bosteels, Herve Eeckman, Liesbet Vandenberghe, yves Verschaeren Secretaris: ........................... Pieter Adriaens 9.2.7 KOC-toezichtscomité Het toezichtscomité waakt over de uitvoering van de opdrachten van het KOC. De leden worden benoemd door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... jan Engelen Ambtenaren van het VAPH: .............. Willy De Pauw, jos Theunis Ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap: ........... Erwin Leus, Christel Van Langenhove ervaringsdeskundigen gebruikers: ...... Marc janssens, Tony Verelst experts: .............................. Christiaan Baelus, Victor Claes 9.2.8 PAB-deskundigencommissie De onafhankelijke en multidisciplinaire PAB-deskundigencommissie behandelt PAB-aanvragen. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) KAmer 1 Voorzitter: ........................... jeanne-Marie Hauspie leden: ................................ Ann De Guchtenaere Caroline Van Landeghem, An Vanermen, Marie-Hélène Warrens Secretaris: ........................... Dorin De Vis KAmer 2 Voorzitter: ........................... Eddy Denayer leden: ................................ Willy De Pauw, jan Stevens, Patrick Van de Weerd, Evert Wuyts Secretaris: ........................... Sonja Van Droogenbroeck Plaatsvervangers voor de 2 kamers Marijke Bosteels, Sofie Herroelen, Sam Van Bastelaere, Ann Van Den Abbeele, Vicky Vermeiren Permanente cel Zorgregie 9.2.9 De permanente cel Zorgregie adviseert het VAPH over de maatregelen die genomen moeten worden om uitvoering te geven aan bepalingen van het zorgregiebesluit. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Voorzitter: ........................... jean-Pierre Van Baelen Vertegenwoordiger koepels: ............ Hilde Verstricht Vertegenwoordiger gebruikers: ......... André Dejagere, Ann De Martelaer, Pierre Schreuders Vertegenwoordiger provincies: ......... Paul Brijs, Damien Kinds Vertegenwoordiger roG’s: .............. jean Hendrikx, Erik Peirelinck, Bart Sabbe, jan Seresia, Caroline Schelstraete Verwijzers: ........................... Ignace Leus, Bert Moenaert Vertegenwoordigers VAPH: .............. Catherine Molleman, jos Theunis, Hugo Vangeel Secretaris: ........................... janick Appelmans 9.2.10 Provinciale evaluatiecommissies De provinciale evaluatiecommissies worden samengesteld voor een periode van zes jaar. Zij onderzoeken de aanvragen tot inschrijving en tot het verkrijgen van bijstand tot sociale integratie. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) Antwerpen Voorzitter: ........................... Filip Denoo Plaatsvervangend Voorzitter: .......... Ingrid Declerck leden: ................................ Leen Bourgois, Nicole Cabuy, Marleen De Clercq, Mark De Preter, jan Frederickx, Frank janssens, Nell Kuilman Nees Van Herreweghe Plaatsvervangende leden: .............. Kristel Blondeau, Marleen Delemarre, Eric De Puysseleyr, Raymond Goovaerts, Sylvianne Henderickx, Karel Keersmaekers, Noëlla Possemiers, Koen Seghers, Erik Van Dyck Secretaris-vertegenwoordiger: ......... jef De Herdt van de leidend ambtenaar brabant Voorzitter: ........................... Marie-jeanne Hendrickx Plaatsvervangend voorzitter: .......... Marianne De Boodt leden:................................. Michel Boute, Michelle Claes, Christiane, Coenen, Anne-Mie Deleyn, Andree Lejeune, Filip Slosse, Liesbeth Vandenberghe, Eva Van Den Goor Plaatsvervangende leden: .............. Anne Berwaerts, jean-Pierre Dziergwa, Rosa Geeraerts, Anne Haesaerts, Hilde Meulemans, Karel Teck, Ann Van Den Abbeele, joeri Van Den Brande, Mark Van Eyck Secretaris-vertegenwoordiger: ......... jan Peeters van de leidend ambtenaar limburg Voorzitter: ........................... Marie-jeanne Hendrickx Voorzitter: ........................... Gérard Lambié Plaatsvervangend voorzitter: .......... Rik Mues leden: ................................ jacqueline Baeck, Suzanne Cosemans, jan Knoops, joanna Maesen, Stefaan Peeters, Rita Roosen, johan Rouffa, jan Van Rompay Plaatsvervangende leden: .............. Benny Biets, Anne Busselen, Anita Ceunen, Wouter Coeck, Philippe De Coutere, Christel De Vries, johan Hermans, Valère Konings, Willy Lammens, Liliane Weustenraed Secretaris-vertegenwoordiger: ......... Marcel Schuurmans van de leidend ambtenaar oost-vlaanderen Voorzitter: ........................... Marie-jeanne Hendrickx Voorzitter: ........................... Guido Van Hoolst Plaatsvervangend voorzitter: .......... Walter Cantraine leden: ................................ Lieva Dauw, Rik De Busschere, Luc De Vos, Rudy Eeckhout, Nathalie Raes, Hilde Slembrouck, Elke Willaert Dirk Quagebeur Plaatsvervangende leden: .............. Chris Annaert, jean-Marie De Bosscher, Gerda De Groote, Filip Heymans, johanna Paternoster, Patrick Vandeweerd, Rika Van Mullem, Mia Van Rentergem Secretaris-vertegenwoordiger: ......... Annie De Ridder van de leidend ambtenaar West-vlaanderen Voorzitter: ........................... Nathalie Holvoet Plaatsvervangend voorzitter: .......... Linda Soenen leden: ................................ Toon Callewaert, Anneke Decoster, Luc Ollieuz, Anne Ruysseveldt, Célina Van Pottelberghe, Marleen Vanwezer, Bert Velghe, Linda Vereecke Plaatsvervangende leden: .............. Lien De Blaere, Karen Decock, Iris Ghyselen, jan Haud’Huyze, Gino Klaassen, Nancy Lootens, Tania Samijn, Lut Stubbe, Marc Van Leynseele, Christiaan Wille Secretaris-vertegenwoordiger: ......... Anne Ruysseveldt van de leidend ambtenaar 9.2.11 Directieraad - directie-overleg Het directie-overleg bestaat uit de leidend ambtenaar en de afdelingshoofden en beraadslaagt over de beleidsvoorstellen en problemen inzake beleidsuitvoering en over bevoegdheidsgeschillen binnen de instelling. De directieraad heeft dezelfde samenstelling. Hij is bevoegd voor personeelsaangelegenheden, zoals bevorderingen, tuchtmaatregelen enz. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) leidend ambtenaar ..................... jef Foubert Afdelingshoofden ...................... Willy De Pauw, jos Theunis, Hugo Vangeel, Secretaris directieraad ............... Nadia Antonis Secretaris directie-overleg ........... Gerrit Pearce 9.2.12 Beheerscomité sociale dienst De sociale dienst staat in voor sociale dienstverlening aan de personeelsleden, oud personeelsleden en hun gezinsleden ten laste, van het VAPH. Er zijn drie belangrijke opdrachten: individuele psychosociale dienstverlening, collectieve dienstverlening en financiële tegemoetkomingen. Samenstelling (toestand op 31.12.2006) leidend ambtenaar ..................... Nadia Antonis ondervoorzitter ....................... Dora Weckhuysen Secretaris ............................ joost Remerie Vertegenwoordigers van ................ Michel Boffin, jos Theunis, Dora de administratie Weckhuysen Plaatsvervangers ...................... Monique Uyttebroek, Kurt Vaneeckhoutte, jan Van Rompay Vertegenwoordigers van de vakbonden ACoD Paul De Cock Plaatsvervanger: William Van Marsenille CCoD Geert De Temmerman Plaatsvervanger: Paul Vandenbroucke VSoA Christine Sermant Plaatsvervanger: yves Vandijck -------------------------------------------------------------------------------- Adressen Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) Website vAPH: www.vaph.be Communicatiedienst vAPH (voor algemene vragen) Sterrenkundelaan 30 1210 Brussel telefoon: .... 02/225.85.97 Fax .......... 02/225.84.05 e-mail: ...... informatie@vaph.be PAB telefoon: ...... 0800/97.907 (gratis) e-mail: ........ pab@vaph.be Provinciale Afdelingen Vlaams Fonds * Provinciale afdeling Antwerpen Potvlietlaan 5 2600 Berchem telefoon: .... 03/270.34.40 fax: ......... 03/270.34.41 e-mail: ...... antwerpen@vlafo.be * Provinciale afdeling Vlaams-Brabant Brouwersstraat 3 3000 Leuven telefoon: .... 016/31.12.11 fax: ..........016/31.12.29 e-mail: ...... leuven@vlafo.be * Provinciale afdeling Limburg Ilgatlaan 7 3500 Hasselt telefoon: .... 011/27.43.54 fax: ......... 011/28.51.09 e-mail: ...... hasselt@vlafo.be * Provinciale afdeling Oost-Vlaanderen Kortrijksesteenweg 788 9000 Gent telefoon: .... 09/269.23.11 fax: ......... 09/269.23.39 e-mail: ...... gent@vlafo.be * Provinciale afdeling West-Vlaanderen Magdalenastraat 20 8200 Brugge telefoon: .... 050/40.67.11 fax: ......... 050/39.36.80 e-mail: ...... brugge@vlafo.be Kennis- en Ondersteuningscentrum Sterrenkundelaan 30 1210 Brussel telefoon: .... 02/225.86.61 fax: ......... 02/225.84.05 e-mail: ...... koc@vlafo.be website: ..... www.koc.be Colofon Verantwoordelijke Uitgever: ... Jos Theunis, Sterrenkundelaan 30, 1210 Brussel Redactie: ..................... Paul De Groeve en Ingrid Helsen Personal Copy Concept en vormgeving: ........ De Blauwe Peer - 0049301 Fotografie: ................... Christophe Vander Eecken Druk: ......................... Stevens Creative Printing Uitgave: ...................... mei 2007