JAARVERSLAG 2007 - VAPH Inhoud 0.0 ......... Voorwoord Hoofdstuk 1 - De cliënten van het Vlaams Fonds 1.1 ......... Ontvangst en behandeling zorgvragen 1.2 ......... Klachtenbehandeling 1.3 ......... Wettelijke subrogatie Hoofdstuk 2 - Bijstand aan individuen 2.1 ......... Overzicht van de sector 2.2 ......... Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) 2.3 ......... Communicatie Assistentie Bureau (CAB) 2.4 ......... Persoonlijke-assistentiebudget (PAB) 2.5 ......... Toekomstperspectieven en studies Hoofdstuk 3 - Zorg 3.1 ......... Overzicht van de sector 3.2 ......... Zorgregie 3.3 ......... Subsidiëring 3.4 ......... Steunpunt Expertisenetwerken 3.5 ......... Toekomstperspectieven en studies Hoofdstuk 4 - Van communicatie tot sensibilisering en inclusie 4.1 ......... Internationale beleidsontwikkeling en harmonisering 4.2 ......... Inclusief beleid 4.3 ......... Communicatie Hoofdstuk 5 - Middelen en mensen 5.1 ......... Medewerkers 5.2 ......... Logistiek 5.3 ......... ICT Hoofdstuk 6 - VAPH financieel 6.1 ......... Werking van de dienst boekhouding 6.2 ......... Begroting 6.2 ......... Nieuw beleid en extra begrotingsmiddelen 6.2 ......... Uitvoering van de begroting 6.2 ......... Thesaurie Hoofdstuk 7 - Bestuur 7.1 ......... Interne organisatiebeheersing en interne controle 7.2 ......... Organisatieontwikkeling 7.3 ......... Bestuursorganen en structuren ---------------------------------------------------------------------- Voorwoord In dit jaarverslag 2007 van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) overlopen we de hoogtepunten van het afgelopen werkjaar. We beginnen met enkele opvallende cijfers: het VAPH ontving in 2007 in totaal 64.167 verzoeken om bijstand van personen met een handicap. Dit is dus een lichte stijging ten opzichte van 2006. Toen ontving het agentschap in totaal 58.064 zorgvragen. Van de 64.167 verzoeken om bijstand in 2007 waren er 45.849 aanvragen voor het verkrijgen van hulpmiddelen, 10.215 voor ambulante en residentiële ondersteuningsvormen, 6.778 voor ondersteuning bij tewerkstelling in het reguliere circuit of bij beschutte tewerkstelling en 1.325 aanvragen voor persoonlijke­assistentiebudgetten. In totaal werd er over 66.401 zorgvragen beslist. 87 procent kreeg een positieve beslissing. De toename in de vraag naar ondersteuning en de talloze ontwikkelingen inzake zorgvernieuwing stellen het VAPH, en het gehandicaptenbeleid zonder meer, voor grote uitdagingen. Om hieraan beter te kunnen beantwoorden, heeft het agentschap in 2007 een interne structuurwijziging ondergaan. De nieuw aangestelde administrateur- generaal stelde een andere structuur met andere afdelingen voor, vanaf 2007. De nieuwe structuur beantwoordt beter aan de uitdagingen en stelt het VAPH in staat deze uitdagingen beter en efficiënter aan te pakken. Deze operatie is nog niet afgerond, maar resulteerde alvast in een nieuw organogram. De personeelsdienst heeft in 2007 een nieuw personeelsplan opgemaakt om de structuur van het VAPH verder te optimaliseren. Voorts werd in 2007 de beheersovereenkomst voor het VAPH gefinaliseerd en vond er een uitgebreidere managementrapportering plaats. Binnen het VAPH werd de kwaliteit van de dienstverlening, het beleid en de interne werking opnieuw doorgelicht via een tevredenheidsenquête en zelfevaluatie. Er was blijvende aandacht voor welzijn op het werk en de verbetering van de werkomgeving via logistieke ondersteuning. Verder is in 2007 een verbeterinitiatief op gang getrokken wat betreft de schriftelijke communicatie naar mensen met een handicap. Het jaar 2007 stond ook in het teken van het bepalen van de definitieve richting voor het project Diagnostiek & Indicatiestelling (D&I) dat erop gericht is om via een verbeterd doelgroepenbeleid en een verbeterd en vereenvoudigd inschrijvingsbeleid te komen tot een inkorting van de beslissingsprocedure omtrent inschrijvingen. Multidisciplinaire teams (MDT's) zullen in de toekomst de inschrijving bij het VAPH voorbereiden via voorgeschreven protocollen inzake diagnose en indicatiestelling. Op die manier zal de gepaste hoeveelheid zorg kunnen worden toegekend aan personen met een handicap. De zorgregie zal hierbij een belangrijke rol spelen omdat zij aan elk dossier een zorgurgentiecode zullen toekennen. Eind 2007 kon een D&I­actieplan met negen actiepunten worden voorgelegd aan de minister van Welzijn. Net als de voorgaande jaren werden er opnieuw extra budgetten voorzien voor het uitbreidingsbeleid in de zorgsector. Het VAPH werkte ook in 2007 verder aan wat een meer cliëntgericht zorgaanbod moet worden. 24,5 miljoen euro subsidies werden vastgelegd om het uitbreidingsbeleid van de Vlaamse overheid ten uitvoer te brengen. Dit uitbreidingsbeleid over twee sporen dient om de structurele tekorten in de voorzieningen weg te werken en het aantal erkende plaatsen uit te breiden. Op het vlak van de subsidiëring geraakten de achterstanden inzake afrekeningsdossiers voor een groot stuk weggewerkt. Een andere prioriteit van zorgvernieuwing binnen het uitbreidingsbeleid is het omvangrijke experiment rond het persoonsgebonden budget (PGB). Het decreet van 7 mei 2004 (tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) vormt de juridische basis voor het PGB. Eind 2007 werd een resolutie gestemd door de commissie Welzijn in het Vlaams Parlement, die via een experiment PGB het toepassingsgebied van PGB in kaart wil brengen. Ook zorggradatie is een van de sporen inzake zorgvernieuwing die in 2007 verder gestalte kreeg. Daarbij moet het strategisch project van de zorggradatie leiden naar een grondige vernieuwing van het huidige VAPH-zorgaanbod en naar een inhoudelijke en financiële differentiatie in het ondersteuningsaanbod (zorg op maat). Met het Project Zorggradatie wil het VAPH zicht krijgen op de feitelijke verdeling van de 'draaglast' over de verschillende voorzieningen om zo de beschikbare middelen overeenkomstig de feitelijke zorgzwaarte van de cliënten te kunnen herverdelen. 17.000 meerderjarige cliënten werden in goed gedifferentieerde zorgcategorieën ingeschaald. Dankzij deze inschalingsoefening kan het VAPH een nieuw inschalingsinstrument ontwikkelen voor volwassenen met een handicap. In 2008 zal de studiecel van het VAPH deze opdracht afronden. Daarnaast kan het VAPH, in samenwerking met de sector, voorstellen ontwikkelen voor een betere modulering van het huidig aanbod. Deze discussie dient in 2008 verdergezet. Zorgaanbieders zullen zich op dit systeem kunnen baseren om de kostprijs van de hulp- en dienstverlening te berekenen. Zo kan dan een nieuw financieringssysteem uitgewerkt worden ter vervanging van het huidig dagprijssysteem. Het onderzoek zorggradatie moet op termijn ook leiden tot een correctere personeelsverdeling over de voorzieningen, in functie van de reële zorgzwaarte van de personen met een handicap waarvoor het personeel wordt ingezet. Met het oog op een meer regionale zorgregie kwam er in maart 2006 het Besluit van de Vlaamse Regering Zorgregie. Dit Besluit bevat zeer gedetailleerde bepalingen met betrekking tot de procedures voor zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning. In 2007 werkte het VAPH in nauw overleg met de betrokken partners uitvoeringsrichtlijnen zorgregie uit. Deze uitvoeringsrichtlijnen bevatten onder meer de protocollen die een verdere uitwerking geven aan het Besluit Zorgregie. Ze worden vanaf 2008 stapsgewijs geïmplementeerd, na permanent overleg en periodieke evaluaties. In 2007 vierde het Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) zijn vijfjarig bestaan en organiseerde ter gelegenheid hiervan in het Vlaams Parlement een informatiedag voor professionele hulpverleners. Het KOC werkt met een uniforme methode om personen met een handicap te adviseren wat betreft hulpmiddelen. In 2007 werkte het KOC rond diverse onderwerpen, formuleerde verschillende standpunten en werkte mee aan studies en projecten omtrent hulpmiddelen voor personen met een handicap. Voorts is het KOC betrokken bij een aantal relevante overlegstructuren in het VAPH en onderhoudt het nauwe contacten met de verschillende organisaties in het werkveld, ook in het buitenland. In september 2007 lanceerde de communicatiedienst de nieuwe huisstijl voor het VAPH. De huisstijl omvat afspraken voor alle communicatiekanalen. Op die manier zal de herkenbaarheid en de geloofwaardigheid van het VAPH vergroten. Eind 2007 werd ook een algemene bekendmakingscampagne gevoerd omdat niet iedereen op de hoogte blijkt te zijn van de naamsverandering van het voormalige Vlaams Fonds. 2007 was tevens het startschot voor een hervorming van de VAPH- bibliotheek, en ook de website van het VAPH werd verder uitgewerkt en verfijnd. Op internationaal niveau zet het VAPH zich in voor de harmonisering van het sociale integratiebeleid. Het KOC vertegenwoordigde het VAPH binnen de expertencel van de Raad van Europa over Universal Design. Dit resulteerde in 2007 in een belangrijke resolutietekst ter zake. Daarnaast was het VAPH in 2007 vertegenwoordigd op de conferentie 'People with disabilities: active players in the internal market', op de zitting van de EU ter toelichting van het Europese ICT-actieplan over e-inclusion, en op de zitting ter gelegenheid van de 'Europese Dag voor Personen met een Handicap'. Nog in deze Europese context heeft Vlaanderen het protocol inzake het begrip 'redelijke aanpassingen' mee ondertekend. In Vlaanderen vertaalt dit engagement zich in diverse inclusieprojecten. Het inclusief beleid was in 2007 voornamelijk gericht op inclusief onderwijs en vrijetijdszorg voor personen met een handicap. Voor vrijetijdszorg was 2007 een erg belangrijk jaar. Het werd een aparte werkvorm binnen het totale VAPH-aanbod; vanaf 1 januari 2008 zal de afdeling Zorg administratief bevoegd zijn voor deze materie. Er zal vanaf dan ook een nieuwe regelgeving gelden waardoor de erkenning en subsidiëring van organisaties die aangepaste vrijetijdsbesteding aanbieden, voortaan structureel zal verlopen. Wat betreft inclusief onderwijs keurde de Vlaamse Regering begin 2007 de conceptnota over leerzorg goed. Het VAPH heeft inhoudelijk bijgedragen tot deze conceptnota. Op het vlak van Integrale Jeugdhulp moet de hulp- en dienstverlening beter op elkaar afgestemd worden en het aanbod adequater en vraaggerichter worden. In 2007 werd een convenant afgesloten voor de realisatie van de intersectorale samenwerking. Ook de eerste fase van de modulering van het aanbod is afgerond in 2007. Verder zijn er in Vlaanderen 25 netwerken Rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp afgebakend en werden de Netwerken Crisisjeugdhulp provinciaal uitgebouwd. In het najaar van 2007 werden verdere voorbereidende stappen ondernomen om de toegangspoort te operationaliseren. ---------------------------------------------------------------------- Hoofdstuk 1 - De cliënten van het VAPH Ook in 2007 kon het VAPH het merendeel van de zorgvragen goedkeuren. De meeste vragen gingen over het verkrijgen van hulpmiddelen. De klachtendienst ontving minder klachten, waarvan de meeste ontvankelijk werden verklaard. Het gros van de onontvankelijke klachten viel niet onder de bevoegdheid van het VAPH. Wat betreft wettelijke subrogatie was er een stijging van het aantal dossiers. 1.1 Ontvangst en behandeling zorgvragen Het VAPH ontving in 2007 in totaal 64.167 aanvragen. Daarvan waren er 45.849 aanvragen voor het verkrijgen van hulpmiddelen. Voor 'zorg' (ambulante en residentiële ondersteuningsvormen) waren er 10.215 aanvragen. Voor 'werk' (ondersteuning bij tewerkstelling in het reguliere circuit of bij beschutte tewerkstelling) betrof het 6.778 aanvragen en voor het persoonlijke­assistentiebudget 1.325 aanvragen. Een aantal aanvragen viel niet onder de bevoegdheid van het VAPH. In totaal werd er over 66.401 zorgvragen beslist. De beslissing was gunstig voor 57.848 aanvragen (87 procent) en ongunstig voor 8.553 aanvragen. Heroverweging en beroepsprocedures In 2007 vroegen 1.023 personen een tweede beoordeling van hun afgewezen dossier. Omdat de meeste zorgvragen hulpmiddelen betreffen, gaan de meeste heroverwegingen hierover. De heroverweging gebeurt door de heroverwegingscommissie en is mogelijk wanneer de weigering van de provinciale evaluatiecommissie (PEC) of het VAPH berust op een inhoudelijke beoordeling. Als de PEC bijvoorbeeld beslist dat een aanvrager 'een persoon zonder handicap' is, kan de aanvrager aan de heroverwegingscommissie vragen om het dossier een tweede keer te laten onderzoeken. In deze fase worden er vaak bijkomende medische of andere verslagen aan het dossier toegevoegd. Personen die het niet eens zijn met een beslissing van het VAPH hebben drie maanden de tijd om in beroep te gaan bij de arbeidsrechtbank. De heroverwegingsprocedure heeft tot doel het aantal dossiers bij de arbeidsrechtbank te beperken (zie tabel 1.1). Tabel 1.1 Vonnissen bij de arbeidsrechtbank in 2007 [niet opgenomen] 27 vrijstellingen van verblijfsvoorwaarden omwille van de behartenswaardigheid van een minderjarige Een persoon met een handicap moet ingeschreven zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister alvorens hij voor bijstand een beroep kan doen op het VAPH. Bepaalde personen zijn niet ingeschreven, bijvoorbeeld mensen die een procedure hebben lopen om erkend te worden als politiek vluchteling. Op basis van het kinderrechtenverdrag kan het VAPH in uitzonderlijke omstandigheden toch hulp bieden aan personen jonger dan 18 jaar. In 2007 ontving het VAPH 27 aanvragen in dit verband, waarvan er geen enkele ongunstig werd beoordeeld. 1.2 Klachtenbehandeling 1.2.1 Daling van het aantal klachten In 2007 was er een lichte daling van het aantal klachten. In 2006 ontving de klachtendienst nog 102 klachten, in 2007 waren er dat 93. Er zijn meerdere verklaringen voor deze daling: * Er zijn beduidend minder klachten tegen voorzieningen. De klachtendienst behandelde in 2007 enkel nog de klachten die het VAPH ontving en is niet op de hoogte van klachten die bij het Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin belandden. * De daling is ook een gevolg van het steeds groeiende positieve effect van het kwaliteitsbeleid in de voorzieningen. De voorzieningen behandelen steeds meer klachten zelf. * Door de operatie Beter Bestuurlijk beleid is de sector opleiding en tewerkstelling overgeheveld van het VAPH naar de VDAB. Beschutte werkplaatsen en het arbeidstrajectbegeleidingscircuit behoren hierdoor niet langer tot de bevoegdheden van het VAPH. Ook dit zorgde voor een daling van het totale aantal klachten. * Het aantal klachten omtrent beslissingen voor hulpmiddelen en PAB's is gehalveerd. Voor hulpmiddelen komt dit vooral door de vlottere afhandeling van de dossiers in de provinciale afdelingen van het VAPH. De achterstand is bijna volledig weggewerkt. Personen met een handicap worden vlotter geholpen en uitbetaald, wat een gunstig effect heeft. Voor PAB's is de daling minder eenduidig te verklaren. Er is een betere communicatie over de toewijzing en inschaling van de budgetten, waardoor PAB-aanvragers beter weten waar ze aan toe zijn. En elk jaar komen er een aantal budgetten bij, zodat het aantal effectief toegekende budgetten jaarlijks stijgt. Er blijft echter nog een aanzienlijke wachtlijst voor PAB. 1.2.2 Aantal en inhoud van de klachten Van de 93 klachten die de klachtendienst in 2007 ontving werden er 29 onontvankelijk en 64 ontvankelijk verklaard. Onontvankelijke klachten De 29 onontvankelijke klachten kunnen als volgt worden opgedeeld: * 20 klachten vielen niet onder de bevoegdheid van de Vlaamse overheid; * 3 klachten hadden betrekking op beleid en regelgeving; * 3 klachten waren anoniem; * 2 klachten hadden nog niet alle beroepsprocedures aangewend; * 1 klacht was kennelijk ongegrond en voor 1 klacht kon geen belang worden aangetoond. Bij onontvankelijk verklaarde klachten helpt de klachtendienst de klager via een gerichte doorverwijzing. Het feit dat de burger zijn weg niet altijd vindt in het overheidsaanbod en niet weet waar hij met een klacht terechtkan, weerspiegelt zich in bovenstaande cijfers. Het VAPH probeert hieraan iets te doen via een efficiëntere communicatie naar de doelgroep. Ontvankelijke klachten Van de 64 ontvankelijke klachten waren er 59 gegrond en 5 ongegrond. Deze klachten kunnen als volgt worden opgedeeld: * 17 klachten tegen voorzieningen (16 gegrond, 1 ongegrond) * 16 klachten omtrent de beslissing voor een hulpmiddel (13 gegrond, 3 ongegrond); * 15 klachten omtrent andere aangelegenheden (allemaal gegrond); * 12 klachten tegen de wachtlijsten voor een plaats in een voorziening (allemaal gegrond); * 4 klachten omtrent de beslissing voor een PAB (3 gegrond, 1 ongegrond). Van de gegronde klachten zijn er 24 opgelost, 10 deels opgelost en bleven er 25 onopgelost. De deels opgeloste klachten zijn vooral klachten waarbij derde instanties betrokken waren. Zij engageerden zich telkens om een oplossing te vinden. 1.2.3 Soorten klachten Klachten rond wachttijden voor een plaats in een voorziening Het hoge aantal onopgeloste klachten tegen de wachtlijsten voor een geschikte plaats in een voorziening is opvallend. Van de 12 ontvankelijke klachten bleven er 11 onopgelost. Dit is niet verwonderlijk. De vraag is groter dan het aanbod en omdat men de meest dringende zorgvragen eerst behandelt, plaatsen personen met een handicap zich vroeger op de wachtlijst. Maar niet alle geregistreerde zorgvragen zijn dringend. Daarom spreken we niet langer van een wachtlijst, maar van een Centrale Registratie van de Zorgvragen (CRZ). Voor zorgvragen die wél dringend zijn, bestaat niet altijd onmiddellijk een oplossing, wat kan leiden tot klachten. Daarnaast kan het VAPH de voorzieningen niet verplichten specifieke personen met een handicap op te nemen. Er bestaat géén opnameplicht. Er is wel een provinciaal overleg tussen de voorzieningen, het Regionaal Overleg (ROG), waarbij de urgente zorgvragen worden besproken en gezamenlijk naar een oplossing wordt gezocht. Het goedgekeurde Besluit Zorgregie wil hier voor meer transparantie zorgen. De vijf nieuwe zorgcoördinatoren van het VAPH nemen deel aan het ROG. De Vlaamse Regering leverde al inspanningen om de wachtlijsten verder weg te werken. Door het uitbreidingsbeleid werden in alle zorgvormen bijkomende plaatsen gecreëerd. Deze extra budgettaire inspanningen zullen nog enige jaren noodzakelijk blijven om voldoende capaciteit in alle zorgvormen te realiseren. Ook de permanente toename van het aantal registraties is mede verantwoordelijk voor de stijging van de CRZ. sommige ziektebeelden zijn steeds beter gekend en worden in een steeds vroeger stadium gediagnosticeerd. Daardoor schrijven steeds meer mensen zich in op de CRZ. Het vraagt tijd om bijkomende voorzieningen of uitbreidingen te creëren. Daarom blijven veel klachten rond wachttijden onopgelost. Er zijn ook steeds meer klachten over de opvang van kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap of gedragsstoornissen. Het is vaak moeilijk voor hen een geschikte opvang te vinden. Ze horen niet thuis in de psychiatrie of de bijzondere jeugdzorg, en in de gehandicaptensector is er vaak onvoldoende veilige opvang. Klachten tegen de werking van de voorzieningen De meeste klachten tegen voorzieningen komen van ouders die grondig van mening verschillen over bepaalde opvattingen van de voorziening wat betreft de begeleiding van hun kind. De voorzieningen weten niet altijd hoe ze hiermee moeten omgaan. De service Level Agreement (SLA) met het Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voorziet in de klachtenprocedure dat enkel de bevoegde inspecteurs een onderzoek in de betreffende voorziening kunnen voeren. De samenwerking met de inspecteurs van dat agentschap verloopt goed. Vaak is de inspectie al op de hoogte van het probleem, zodat het evenwichtig in kaart kan worden gebracht. Klachten omtrent beslissingen voor hulpmiddelen Klachten omtrent beslissingen voor hulpmiddelen komen vooral van personen met een handicap die vinden dat de financiële tegemoetkoming van het VAPH ontoereikend is. De aanvragers krijgen steeds het zogenaamde refertebedrag. Voor een supplementaire tegemoetkoming kan de aanvrager zich richten tot de Bijzondere Bijstandscommissie (BBC). Hij moet in dat geval wel zijn 'uitzonderlijke zorgbehoefte' bewijzen. De aanvrager kan een (negatieve) beslissing van de BBC aanvechten voor de arbeidsrechtbank. Klachten omtrent beslissingen voor een PAB Regelmatig blijkt uit de klachten omtrent de weigering van een PAB enerzijds het tekort aan middelen om alle aanvragen positief te kunnen beantwoorden en anderzijds het onbegrip voor de prioriteitenlijst. Omdat de vraag groter is dan het PAB-aanbod stelt de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin jaarlijks een prioriteitenlijst op. Veel personen met een reële zorgnood blijven daardoor op de PAB- wachtlijst staan. De klachtendienst kan hierin geen oplossing bieden: pas als er voldoende middelen vanuit de Vlaamse begroting worden vrijgemaakt, kunnen méér PAB's worden toegekend. Klachten over andere aangelegenheden Op een totaal van 93 (onontvankelijke en ontvankelijke) klachten zijn er 37 betreffende andere aangelegenheden dan de hierboven vermelde klachten. Dit is een hoog cijfer. Inhoudelijk gaan deze klachten over VDAB-materies (8), ziekenhuizen (3), Multidisciplinaire teams (3), sociale Zekerheid (3), Hulpmiddelenleveranciers (2), de termijn van het VAPH voor de (wijziging van) erkenning van een voorziening (2) en tot slot de informatieverstrekking van het VAPH (2). 1.2.4 Concrete realisaties en voorstellen Vanuit haar signaalfunctie is de klachtendienst, naar aanleiding van het stijgende aantal klachten over het gebrek aan aangepaste opvang voor kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap (al dan niet met autisme) of gedragsstoornissen, begonnen met een summiere inventarisatie van het aantal dossiers dat hierin betrokken is. Op basis van één klacht van een dove persoon heeft de klachtendienst het initiatief genomen tot een voorstel voor een betere toegankelijkheid van de Provinciale Evaluatiecommissies en de Heroverwegingscommissie van het VAPH: op aanvraag van de betrokken personen zou een tolk voor doven en slechthorenden beschikbaar zijn. Het principe en de modaliteiten van dit voorstel worden in 2008 besproken tijdens het directieoverleg van het VAPH. De klachten tegen de wachttijden voor een plaats in een voorziening belanden op dit ogenblik bij de klachtendienst van het VAPH, terwijl het VAPH op dat vlak weinig kan ondernemen. De wachtlijsten worden beheerd door de Provinciale Coördinatiepunten Handicap binnen de provinciebesturen. Volgens de klachtendienst moeten deze coördinatiepunten de klachten tegen de wachtlijsten behandelen. Een protocol in die zin is in de maak. In 2007 zijn bij het VAPH overigens vijf zorgcoördinatoren in dienst getreden, die het hele proces van de zorgregie en de zorgregistratie zullen opvolgen en aansturen binnen de provinciale organen. 1.2.5 Procedure van de klachtenbehandeling Er zijn in de loop van 2007 geen wijzigingen opgetreden in de procedure van de klachtenbehandeling. 1.3 Wettelijke subrogatie Een van de belangrijkste evoluties in de regelgeving met betrekking tot de gehandicaptensector in de jongste jaren is de wettelijke subrogatie. Wie een handicap heeft opgelopen door een ongeval kan rekenen op een voorschot van het VAPH in afwachting van het verzekeringsgeld waar hij of zij recht op heeft. De wettelijke subrogatie laat het VAPH toe om automatisch het uitgekeerde voorschot van een derde terug te eisen. Deze derde is meestal een verzekeringsmaatschappij die vergoedingen verschuldigd is krachtens de arbeidsongevallenwetgeving of ingevolge de burgerlijke aansprakelijkheid van haar verzekerde. Ook het Fonds voor Arbeidsongevallen treedt vaak op als derde vergoedingsdebiteur. Het achterliggende principe is dat de vergoedingen van het VAPH niet cumuleerbaar zijn met dezelfde vergoedingen betaald door een derde. sinds 2002 geldt dit residuariteitsprincipe niet alleen voor individuele materiële bijstand, maar ook voor zorg en persoonlijke- assistentiebudget. Gevolgen voor de personen met een handicap In de praktijk betekent de wettelijke subrogatieregeling dat de persoon met een handicap aan de verzekeringsmaatschappij moet vragen om alle, ook toekomstige, kosten die het gevolg zijn van het ongeval en de daaruit voortvloeiende handicap op zich te nemen. Het VAPH kan pas over de brug komen met voorschotten of bijkomende vergoedingen als de persoon zijn aanspraken heeft laten gelden tegenover de verzekeringsmaatschappij. Als hij of zij een akkoord sluit met de verzekering, moet het VAPH daar ook bij betrokken worden. Gebeurt dat niet, dan heeft de verzekeringsmaatschappij zich niet losgemaakt van haar verplichtingen tegenover het VAPH en loopt ze het risico tweemaal te moeten betalen: een vergoeding voor de persoon met een handicap én, later, de terugbetaling van de door het VAPH betaalde voorschotten. Maar ook de persoon met een handicap loopt een risico als hij of zij het VAPH niet bij het akkoord betrekt. De verzekeringsmaatschappij kan immers de aan het VAPH terugbetaalde voorschotten van hem of haar terugvorderen. Stand van zaken Op dit moment zijn er 1.491 dossiers in behandeling waarin er sprake is van een derde die dezelfde vergoedingen als het VAPH toekent. Daarvan hebben er 621 te maken met verkeersongevallen, 527 met arbeidsongevallen en 343 met andere kwesties. ---------------------------------------------------------------------- Hoofdstuk 2 - De cliënten van het VAPH Om de sociale integratie van een persoon met een handicap te bevorderen, kan het VAPH via individuele materiële bijstand (IMB) bijdragen in de kosten van hulpmiddelen, aanpassingen of bijstand. Deze rechtstreekse ondersteuning is een belangrijke pijler in de werking van het VAPH. Het Kennis- en Ondersteuningscentrum speelt een ondersteunende en adviserende rol bij het beoordelen en verwerken van de vragen voor IMB. 2.1 Overzicht sector De rechtstreekse bijstand aan individuen is voornamelijk een zaak van Individuele Materiële Bijstand (IMB), die instaat voor het merendeel van de bij het VAPH ingediende zorgvragen. In 2007 waren er 45.849 zorgvragen voor IMB. Tabel 2.1 Evolutie van het aantal zorgvragen [niet opgenomen] De 42.128 gunstige beslissingen die in 2007 werden genomen zijn niet allemaal aanvragen van het jaar 2007. Het is immers goed mogelijk dat een provinciale afdeling in 2007 zorgvragen van het jaar 2006 verwerkt. Grafiek 2.1 De meest aangevraagde hulpmiddelen [niet opgenomen] Bijzondere Bijstandscommissie: minder vragen De Bijzondere Bijstandscommissie (BBC) kent een jaarlijkse daling van het aantal vragen. In 2007 behandelde de commissie 1.219 vragen. In 2006 waren er dat nog 1.491. In 2007 was er één zitting minder dan andere jaren, maar het VAPH kan ook steeds meer aanvragen voor aanpassingen en hulpmiddelen via de gewone procedure afhandelen. Onder meer omdat bijvoorbeeld daisyspelers niet meer behandeld worden door de BBC. In tegenstelling tot het dalende aantal aanvragen, is er wel een stijging van de uitgaven. De gemiddelde tegemoetkoming per hulpmiddel stijgt elk jaar. De BBC nam in 2007 vooral beslissingen over communicatietoestellen, gsm-schermuitleesprogramma's, sprekende leespennen, dure elektronische rolstoelen, autoaanpassingen, tandems, trapliften en aangepaste nieuwbouwwoningen. De commissie keurde bovendien dikwijls de terugbetaling van herstellings- en overplaatsingskosten goed, waardoor de aankoop van een nieuw hulpmiddel vermeden wordt. Aanpassing refertelijst In 2006 konden niet alle voorstellen voor aanpassingen van de refertelijst worden behandeld. Daarom heeft het KOC in 2007 slechts één voorstel voor aanpassingen van de refertelijst ingediend. Uiteindelijk werd er ook slechts één keer een nieuwe refertelijst gepubliceerd. Op 1 januari 2007 werden de bedragen aangepast aan de gewijzigde index, en werden de aanpassingen ingevoerd die in 2006 besproken en goedgekeurd waren. De voorstellen uit 2006 die nog in 2007 moesten besproken worden en enkele voorstellen uit 2007 (de verhoging van het refertebedrag voor blindengeleidehonden en het afschaffen van de domeinmaxima) werden gebundeld en op 1 januari 2008 gepubliceerd. Overleg met het departement Onderwijs Er komen steeds meer aanvragen binnen voor terugbetaling van hulpmiddelen voor kinderen met dyslexie. In 2007 werd overleg opgestart met het departement Onderwijs om na te gaan welke oplossingen er kunnen worden geboden aan deze leerlingen. Dit overleg wordt verdergezet in 2008. Binnen dit overleg dient ook de vertegenwoordiging vanuit het VAPH in de cel speciale onderwijsleermiddelen vernoemd, evenals de deelname van het VAPH aan een aantal werkvergaderingen bij de Vlaamse Onderwijsraad. Inspectie van hulpmiddelen In de tweede helft van 2007 kwam de inspectie in het kader van hulpmiddelen volop op gang. Er vonden reeds bijna honderd inspectiebezoeken plaats, in het begin met één inspecteur, niet lang daarna kwam er een tweede inspecteur bij. Inspectie kan gebeuren op initiatief van het Agentschap Inspectie of op initiatief van het VAPH. Naast het maandelijks overleg tussen het VAPH en het Agentschap Inspectie is er ook maandelijks overleg met de twee inspecteurs die specifiek inspectie rond hulpmiddelen en PAB doen. 2.2 Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) Het Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) verspreidt kennis over hulpmiddelen voor personen met een handicap, biedt ondersteuning bij de adviesverlening voor de keuze van een geschikt hulpmiddel en formuleert beleidsvoorstellen over het hulpmiddelenbeleid. In 2007 werkte het KOC rond diverse onderwerpen, formuleerde verschillende standpunten en werkte mee aan studies en projecten omtrent hulpmiddelen voor personen met een handicap. Voorts is het KOC betrokken bij een aantal relevante overlegstructuren in het VAPH en onderhoudt het nauwe contacten met de verschillende organisaties in het werkveld, ook in het buitenland. De werking van het KOC wordt mede bewaakt door een specifiek toezichtscomité. Methode voor persoonlijke adviesverlening Het KOC gebruikt een uniforme methode om personen met een handicap te adviseren over de voor hen geschikte hulpmiddelen of aanpassingen, ongeacht de zorgvraag of de woonplaats van de aanvrager. Deze methodische aanpak leidt tot een grondig gemotiveerd adviesrapport op basis waarvan het VAPH een budget kan toekennen. De multidisciplinaire teams, gespecialiseerd in individuele materiële bijstand (IMB-MDT's), die het advies verstrekken, zijn verplicht deze methode en adviesrapporten te gebruiken. Zij krijgen hierover regelmatig toelichting. Toch blijken de adviezen te vaak niet-adequate hulpmiddelen te betreffen. Slechts de helft van de teams doet een beroep op het KOC voor ondersteuning bij hun adviesverlening. Zij worden nog te weinig geresponsabiliseerd bij hun adviesverlening. Experts Indien het KOC zelf over onvoldoende informatie en kennis beschikt, kan het de persoon met een handicap of een andere actor uit het werkveld doorverwijzen naar een gemachtigd expert. In het kader van de evaluatie van de experts onderzocht het KOC de dienstverlening van de lowvisioncentra. De meeste hiervan zijn door het KOC gemachtigd als expert. Na een bezoek aan de verschillende lowvisioncentra bleek dat zij inderdaad een volledige dienstverlening bieden aan personen met een visuele handicap. Uitgaande van een grondige diagnostiek bieden zij persoonlijke begeleiding en kunnen ze aangepaste adviesverlening voor hulpmiddelen bieden. Deze dienstverlening opent ook voor de MDT's mogelijkheden voor een betere en snellere adviesverlening. In 2007 heeft het KOC in een overleg tussen de lowvisioncentra en MDT's deze diensten de mogelijkheid geboden hun dienstverlening voor te stellen. Vragen aan het KOC Het KOC ontvangt jaarlijks minder vragen. In 2007 werden 529 vragen gesteld. (zie grafiek 2.2). Daarvan kwamen 179 vragen van de multidisciplinaire teams (IMB-MDT's). Ze kwamen van ongeveer de helft van het totaal aantal IMB-MDT's. Het KOC behandelde 67 procent van de vragen zelf, 33 procent werd doorverwezen naar een expert. Tegenover de daling van het aantal vragen staat een sterke stijging van de inschrijvingen voor opleidingen van het KOC. Dit kan wijzen op de doelmatigheid van de KOC-infodocumenten en -opleidingen en de groeiende deskundigheid in het werkveld. Grafiek 2.2 Vragen gesteld aan KOC van 2002 tot 2007 [niet opgenomen] Tewerkstelling werd in 2006 overgeheveld van het VAPH naar de VDAB. De trajectambtenaren van de VDAB deden in 2007 tweemaal een beroep op het KOC. In 2008 zal de ondersteuning van de VDAB door het KOC concreter worden uitgewerkt. Diverse instellingen binnen het VAPH kunnen een beroep doen op het KOC bij het beoordelen van de vragen om individuele materiële bijstand. In 2007 gebeurde dit 124 keer. Het KOC beantwoordde 118 vragen zelf en verwees zes keer door naar een expert. Verder beantwoordde het KOC in 2007 nog 224 vragen van particulieren, hulpverleners, experts, hulpmiddelenleveranciers, overheidsinstellingen, onderwijsdiensten, belangenorganisaties, gehandicaptenverenigingen, enzovoort. Ook in 2007 gingen de meeste vragen over hulpmiddelen voor personen met een motorische handicap (44 procent). Tabel 2.2 geeft een overzicht van de verdeling van de vragen per handicap. Tabel 2.2 Vragen per handicap [niet opgenomen] Van de gestelde vragen werd 45 procent binnen de 7 kalenderdagen beantwoord of doorverwezen naar een expert. Voor 55 procent gebeurde dat binnen de 14 kalenderdagen. In 2007 werden 69 dossiers afgerond door de experts. Vijf jaar KOC Het KOC bestaat vijf jaar en organiseerde ter gelegenheid hiervan in het Vlaams Parlement een informatiedag voor professionele hulpverleners. Die dag schetste het KOC een beeld van de mogelijkheden die hulpmiddelen bieden voor het uitvoeren van tal van activiteiten thuis, op school, op het werk en in de omgeving. Elke KOC-consulent gaf één of twee informatiesessies, waaraan 183 personen deelnamen. Daarnaast werd voor het eerst de film getoond die het KOC liet maken over zijn werking. Deze film is voorzien van gebarentaal en is inmiddels te bekijken op de website. De dag werd afgesloten met een academische zitting en receptie. Informatieverspreiding Het KOC verspreidt de opgedane kennis en ervaring op verschillende manieren. * Website De website van het KOC wordt voortdurend aangevuld met nieuwe informatie: keuzewijzers, hulpmiddelenflashes en KOC-info's. In 2007 werd een luik toegevoegd gewijd aan het vijfjarige bestaan. Verder werd de site ook uitgebreid met een kalender met informatie over tentoonstellingen, beurzen en studiedagen over hulpmiddelen. * Databank Vlibank, de hulpmiddelendatabank van het KOC, wordt continu bijgewerkt. Momenteel gebeurt dit structureel door twee voltijdse medewerkers. In 2007 werden 1.554 nieuwe producten ingevuld, 5.947 producten geactualiseerd en 4.302 producten verwijderd. Eind 2007 waren in Vlibank 9.370 hulpmiddelen opgenomen voor personen met een motorische, visuele of auditieve handicap, voor personen met een spraak-, taal- of stemstoornis en voor personen met een cognitieve handicap of leerstoornis. In 2007 was er bijzondere aandacht voor het updaten van producten die de laatste twee jaar niet werden geactualiseerd. Via leveranciers en het internet werd nagegaan of ze nog verkocht werden. Indien ze niet meer verkrijgbaar waren werden de producten verwijderd. Indien ze wel nog verkocht werden, werden ze geactualiseerd. Ook de bezoekersstatistieken voor de Vlibank-website worden regelmatig bijgehouden via steekproeven. Dagelijks vragen gemiddeld een 200-tal bezoekers ongeveer 1.500 informatiepagina's op. Het KOC was met Vlibank ook in 2007 lid van de 'International Alliance of AssistiveTechnology Information Providers', een organisatie die internationale hulpmiddelendatabanken verenigt. Er kwamen in 2007 twee nieuwe leden bij: assistireland.ie, een informatiebank over hulpmiddelen uit Ierland, en Independent Living Centres Australia uit Australië. In 2007 trad het KOC toe tot de EAsTIN Association. Dit 'Europees Hulpmiddelen Informatie Netwerk' verenigt een vijftal Europese hulpmiddelendatabanken die via een gemeenschappelijke zoekmachine doorzoekbaar zijn. * Signaalboek Via het signaalboek maakt het KOC de kennis die het verzameld heeft uit individuele dossiers bekend bij een groter publiek. Tegelijk dient het signaalboek om te wijzen op tekorten in de regelgeving en nieuwe beleidsvoorstellen te formuleren. Het signaalboek verschijnt slechts één keer per jaar. sommige signalen vragen echter om een snellere actie. Deze worden als afzonderlijke documenten op de website gepubliceerd. In 2007 werd zo het signaal omtrent 'hulpmiddelen en dyslexie' gepubliceerd. * Infovisie Magazine Infovisie Magazine is een driemaandelijks onafhankelijk tijdschrift met informatie over geavanceerde hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden. In 2007 liep de 21ste jaargang van dit tijdschrift. Infovisie vzw en het KOC vormen de vaste redactiekern. Eind 2007 telde het magazine 484 Belgische en buitenlandse abonnees. * Andere uitgaven Vaak blijft het moeilijk om uit het uitgebreide aanbod, waarvan Vlibank een overzicht geeft, het meest geschikte hulpmiddel te kiezen. Het KOC wil met Keuzewijzers de personen met een handicap en hulpverleners de nodige tips, richtlijnen en informatie bieden. In 2007 werden zeven nieuwe Keuzewijzers gepubliceerd. Vier Keuzewijzers werden geactualiseerd. In 2007 werden drie nieuwe Hulpmiddelenflashes uitgebracht met praktische informatie over nieuw verkrijgbare hulpmiddelen. Naast Keuzewijzers en Hulpmiddelenflashes geven de KOC-Info's nuttige informatie over hulpmiddelen. In 2007 werd één nieuwe KOC-Info gepubliceerd. 2.3 Communicatie Assistentie Bureau (CAB) Het Communicatie Assistentie Bureau (CAB) organiseert in opdracht van het VAPH tolkondersteuning voor doven en slechthorenden. In 2007 werd het aantal tolkuren verhoogd van 9.000 tot 12.000 tolkuren. Ongeveer de helft van die uren wordt ingezet in leefsituaties, de andere helft wordt benut voor arbeidssituaties. De laatste jaren bleek er op het einde van het jaar steeds weer een tekort aan tolkuren, ondanks het verhoogde aantal uren. In 2007 was dit echter niet het geval. In 2007 waren er bij het CAB 1.277 personen geregistreerd die recht hadden op tolkuren in leefsituaties. slechts 603 personen maakten effectief gebruik van een tolk. Voor tolkuren in arbeidssituaties waren er 593 personen geregistreerd, waarvan er 191 personen gebruik maakten van de diensten van het CAB. Op 1 januari 2008 werden de tolkuren voor arbeidssituaties overgeheveld naar de VDAB. De vergoeding per tolkuur werd in september 2007 verhoogd van 27,47 euro per uur tot 30,47 euro per uur. Een andere belangrijke wijziging in 2007 was dat personen met een auditieve beperking gecombineerd met een visuele beperking voortaan recht hebben op 50 uren tolkondersteuning per jaar (in plaats van 36 uren). Deze 50 uren kunnen verdubbeld worden tot 100 uren (in plaats van 72 uren) omwille van bijzondere individuele omstandigheden. In 2006 werd een experiment opgestart met één halftijdse instant-tolk, in de proefprovincies Oost- en West-Vlaanderen. Dit experiment werd begin 2007 voortgezet tot 31 mei. In een tweede fase en op vraag van de gebruikers werd het vanaf 1 september tot eind 2007 uitgebreid tot heel Vlaanderen. Daarvoor werd een tweede halftijdse instant-tolk aangeworven. De gepresteerde tolkuren van deze twee instant-tolken zijn niet bij de 12.000 uren geteld, maar apart gerekend. Het gaat over 142 tolkuren voor leefsituaties en 264 tolkuren voor arbeidssituaties. Vanaf 2008 wordt het deel van de werking dat betrekking heeft op arbeid overgeheveld naar de VDAB. 2.4 Persoonlijke-assistentiebudget (PAB) Met een persoonlijke-assistentiebudget kan een persoon met een handicap iemand in dienst nemen die hem of haar thuis, op school of op het werk praktisch en organisatorisch hulp biedt. Het aantal PAB's is niet onbeperkt: het PAB-besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 bepaalt hoeveel mensen er maximaal een PAB kunnen genieten in een bepaald jaar. Voor 2007 waren er dat 1.600. In het kader van het nieuw beleid 2007 werd er op jaarbasis 6.125.000 euro voorzien voor extra budgetten. Prioriteiten Het aantal aanvragen voor een PAB ligt veel hoger dan de toe te kennen budgetten. Daarom besliste de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin prioriteit te verlenen aan personen met de hoogste ondersteuningsnood. In 2007 werd aan de volgende groepen prioritair een PAB toegekend: * Personen die in 2006 prioritair in aanmerking kwamen, maar aan wie nog geen PAB werd toegekend. * Personen die voldoen aan de volgende voorwaarden: - vóór 1 januari 2007 een PAB-aanvraag ingediend; - vóór 15 oktober 2007 een inschalingsverslag, opgesteld door een PAB-gespecialiseerd multidisciplinair team, ingediend; - ingeschaald door de deskundigencommissie voor een bedrag van minimum 36.069,69 euro (het startbudget voor personen met hoogste functioneringsscore V). Eind 2007 werden 62 PAB's toegekend aan personen uit de eerste prioriteitengroep en 67 PAB's aan personen uit de tweede prioriteitengroep. Voor deze laatste groep werden 46 PAB's toegekend met startdatum vanaf 1 december 2007 en 21 PAB's met startdatum vanaf 1 januari 2008. Vanaf januari 2008 worden nog eens 39 PAB's toegekend. In de loop van het voorjaar 2008 kunnen er nog een 30-tal PAB's worden toegekend. Eind december 2007 stonden er 4.260 personen op de wachtlijst voor een PAB. Voor personen met een sneldegeneratieve aandoening bestaat een spoedprocedure voor de toekenning van een PAB. Eind 2007 waren er 56 gestarte budgethouders via de spoedprocedure. Inschalingsoperatie Om een globaal profiel te krijgen van de PAB-wachtenden, werkt het VAPH sinds 2006 aan een inschalingsoperatie. Deze operatie heeft tot doel een beter zicht te krijgen op de aard van de aanvragen en de reële noden aan persoonlijke-assistentiebudgetten. Het inschalingsverslag wordt opgemaakt door de PAB-multidisciplinaire teams (MDT's). Deze teams verkregen een erkenning voor de opmaak van inschalingsverslagen. Om de werklast voor de teams te spreiden worden de PAB-aanvragers gefaseerd opgeroepen voor inschaling. De aanvragers werden hiertoe opgedeeld in groepen op basis van de urgentiegraad/het jaar van aanvraag van het PAB. Om achterstanden bij de MDT's te vermijden zal de verdere fasering verlopen in overleg met de verantwoordelijken van de teams binnen de adviesorganen van het VAPH. Tegen eind 2008 zou deze inhaaloperatie inschalingen afgerond moeten zijn. Zo hebben ook de PAB-aanvragers van 2006 en 2007 de kans om hun aanvraag te vervolledigen. Om te vermijden dat in de toekomst nogmaals moet worden overgegaan tot een dergelijke inhaaloperatie en om een coherent toekenningsbeleid te kunnen voeren, moet bij iedere aanvraag vanaf 1 januari 2008 een inschaling aanwezig zijn. 2.5 Toekomstperspectieven en studies Naar een nieuwe regelgeving IMB Terugbetalingslijst en hulpmiddelenfiches In 2005 en 2006 bereidde het VAPH een nieuwe regelgeving voor de terugbetaling van hulpmiddelen voor. Het KOC werkte hiervoor een terugbetalingslijst uit op basis van activiteiten en hulpmiddelenfiches. De activiteitenlijst groepeert de probleemactiviteiten waarmee personen met een handicap worden geconfronteerd. De hulpmiddelenfiches beschrijven in detail de oplossingen, de doelgroepen die hiervoor een tegemoetkoming kunnen krijgen en de omvang en herhalingsfrequentie van de tegemoetkoming. Begin 2007 kwam er voor de hulpmiddelenfiches een striktere bepaling van de doelgroep en werd de adviesverplichting ingevoerd. Die geeft aan of de persoon met een handicap zich voor het aanvragen van een tegemoetkoming moet wenden tot een door het VAPH erkend adviesorgaan, of dat hij zijn aanvraag voor terugbetaling zelf kan indienen. Een tiental van de bestaande fiches werden in 2007 als proefexemplaren verder uitgewerkt. In 2008 zullen de hulpmiddelenfiches worden getoetst op praktische bruikbaarheid en zullen meerdere hulpmiddelenfiches worden uitgewerkt. Hernieuwingstermijnen Binnen het VAPH werd een voorstel uitgewerkt om een aangepaste hernieuwingstermijn in te voeren voor hulpmiddelen die op de refertelijst staan. Via deze hernieuwingstermijnen kan hetzelfde soort hulpmiddel opnieuw worden aangevraagd. De aanvragen moeten extra gemotiveerd worden en worden behandeld door de Bijzondere Bijstandscommissie. In 2008 zal de VAPH-administratie de invoering van de hernieuwingstermijnen verder uitwerken. Diagnostiek en indicatiestelling Het jaar 2007 stond in het kader van het bepalen van de definitieve richting voor het project Diagnostiek en Indicatiestelling (D&I). Dit project heeft twee belangrijke doelstellingen: een kwalitatieve verbetering en een praktische vereenvoudiging van D&I binnen het VAPH. Halverwege 2007 werd het eerste actieplan opgesteld. Na overleg met de betrokken actoren werd een uitgewerkte versie voorgelegd aan het Raadgevend Comité. Eind 2007 kon een actieplan met negen actiepunten worden voorgelegd aan de minister van Welzijn. Door de omvang van het project zijn er binnen het VAPH meerdere werkgroepen opgericht. Zij zullen twee werksporen uitwerken. Het eerste werkspoor wordt op relatief korte termijn gerealiseerd, en richt zich voornamelijk op het beter afbakenen van de doelgroep, een verbeterd organisatiemodel inzake inschrijving en doelgroepenbeleid met daaraan gekoppeld een gepaste honorering voor de MDT's, de eventuele modaliteiten en de afstemming op andere beleidsdomeinen. In het najaar 2007 werd gestart met het voorbereidend conceptueel werk hierover. Op korte termijn moet dit een verbetering betekenen van de werking binnen het VAPH. Begin 2008 maakte de minister van Welzijn zijn definitieve visie rond het project kenbaar, waarna het VAPH in samenwerking met de sector kan beginnen met de uitwerking ervan. Het tweede werkspoor bevat de acties op middellange termijn die ofwel kaderen binnen het interne project (zorggradatie, optimalisering van de regelgeving IMB...), ofwel dienen deze intersectoraal uitgewerkt te worden. Terugbetaling assistentiehonden en erkenning scholen Begin 2007 werd het actieplan voor de adviesverlening over assistentiehonden en de erkenning van de scholen goedgekeurd. Dit werd nog niet geoperationaliseerd, met uitzondering van de verhoging van het refertebedrag voor blindengeleidehonden van 7.700 euro tot 12.000 euro op 1 januari 2008. Rolstoelen In 2007 bleef het VAPH aandringen bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) voor een betere terugbetaling van mobiliteitshulpmiddelen binnen de nomenclatuur. Naar aanleiding van de invoering van de nieuwe RIZIV-nomenclatuur gaf het VAPH input omtrent de afbakening van de doelgroep van personen die in aanmerking komen voor een tweede rolstoel, de hernieuwingstermijn van een tweede rolstoel en welke rolstoel als tweede rolstoel kan dienen, de afbakening van de rubriek aanpassingen, onderhoud en herstel van rolstoelen en de knelpunten. Daarnaast kwamen de vier regionale fondsen samen teneinde een gezamenlijk standpunt in te nemen over de rolstoelmaterie. Een door de vier fondsen gedragen tekst zal in 2008 aan het RIZIV bezorgd worden. Hulpmiddelen in het hoger onderwijs In het kader van inclusief hoger onderwijs bereidt de VLOR-commissie Hoger Onderwijs voor studenten met een Functiebeperking een advies voor over de samenstelling van een Vlaamse referentielijst van facilitatoren. Het VAPH maakte deel uit van een denkgroep hierover. Het opzet is dat studenten rechtstreeks een budgetaanvraag kunnen formuleren bij een centraal punt van de Vlaamse overheid. Het budget wordt vastgesteld op basis van een referentielijst waarin elke facilitator gekoppeld wordt aan een bepaalde kost. Zo weet de student op voorhand over welk budget hij zal beschikken en welke facilitatoren hij daarmee kan inzetten. ---------------------------------------------------------------------- Hoofdstuk 3 - Zorg In samenwerking met de betrokken voorzieningen en diensten werkte het VAPH aan wat een meer cliëntgerichte herindeling van het zorgaanbod moet worden. 24,5 miljoen euro extra subsidies werden vastgelegd om het uitbreidingsbeleid van de Vlaamse overheid ten uitvoer te brengen. Op het vlak van de gewone subsidiëring geraakten de achterstanden voor een groot stuk weggewerkt. De dienstverlening van het VAPH verloopt niet rechtstreeks, maar via subsidiëring aan initiatiefnemers: het VAPH beschikt zelf niet over voorzieningen of begeleidingsdiensten, maar geeft ze financiële steun en controleert of ze hun werk goed doen. Dat is onder meer het geval voor de sector Zorg. In 2007 bedroeg het budget voor deze sector 904,2 miljoen euro. Dat is bijna 88,9 procent van het totaalbudget. Overzicht van de sector De sector Zorg bestaat uit twee grote onderdelen: * residentiële en semi-residentiële voorzieningen, zoals internaten, semi-internaten, tehuizen en dagcentra voor niet-werkenden; * ambulante diensten, die de personen met een handicap in hun eigen leef- en woonsituatie of in een meer geïntegreerde woonvorm begeleiden. Verder zijn er nog de revalidatiecentra. Eind 2007 waren er 79 erkende intramurale en 60 extramurale centra. Het federale RIZIV betaalt de revalidatiekosten in deze centra. Tot slot zijn er de Centra voor Ontwikkelingsstoornissen in Gent, Antwerpen, Brussel en Leuven. In 2007 mochten die samen 4.022 multidisciplinaire onderzoeken uitvoeren, goed voor een totale subsidie van iets meer dan 2,3 miljoen euro. Deze centra komen niet voor in onderstaande tabellen omdat de dienst Individugerichte Prestaties voor de uitbetaling zorgt. Tabel 3.1 vermeldt in de eerste kolom het aantal erkende plaatsen per werkvorm op 30 juni 2007. Het betreft hier absolute cijfers. In de praktijk kunnen een aantal voorzieningen een deel van de plaatsen bijvoorbeeld hebben omgezet van plaatsen voor minderjarigen in plaatsen voor meerderjarigen (de zogenaamde 'globale erkenningen'). Onder meer daarom, maar ook omdat soms meerdere personen deeltijds gebruik maken van dezelfde plaats, is de tweede kolom in de tabel belangrijk. Die vermeldt het aantal personen dat op 30 juni 2007 gebruik maakte van de verschillende werkvormen. Dat aantal is gekend dankzij de cliëntenregistratie twee maal per jaar door de dienst Zorg en de studiedienst van het VAPH. Daardoor kan het aantal personen worden bepaald dat in werkelijkheid gebruik maakt van voorzieningen, en de omvang van de in- en uitstroom. De derde kolom geeft het aantal plaatsen waarvoor vanaf september 2007 extra middelen vrijkwamen om tegemoet te komen aan de stijgende vraag. Hoewel die extra middelen in principe direct moeten leiden tot opnames, zijn er altijd wel een aantal voorzieningen die de plaatsen niet onmiddellijk 'in exploitatie' kunnen brengen. Omdat hun infrastructuur niet volledig klaar is of omdat ze niet onmiddellijk het nodige personeel konden aanwerven. De situatie op 31 december 2007 valt daarom niet zonder meer af te leiden uit de som van de aantallen in eerste en de derde kolom. Tabel 3.1 Aanbod en gebruik van voorzieningen in 2007 [niet opgenomen] Grafiek 3.1 Aantal plaatsen in de (semi-)residentiële sector, eind 2007 [niet opgenomen] In 2002 werd al de aanzet gegeven naar een meer regionale zorgregie. In maart 2006 kreeg dit gestalte in het Besluit van de Vlaamse Regering (BVR) Zorgregie. Dit Besluit bevat zeer gedetailleerde bepalingen met betrekking tot de procedures voor zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning. Het BVR beoogt: * een transparant en rechtvaardig opname- en bemiddelingsbeleid te realiseren; * het bestaande aanbod af te stemmen op de vraag; * een gefundeerde planning van het nieuwe aanbod te realiseren. Met het Besluit Zorgregie wordt de juridische basis gelegd voor een gelijkvormige, transparante en meer regionaal aangestuurde zorgregie. Daarbij zal de systematische zorgvraagregistratie, gekoppeld aan urgentiecodering, ook de hoeksteen vormen van het plannings- en programmatiebeleid voor de verdere ontwikkeling van het zorgaanbod. Het is de bedoeling om de voorzieningen, samen met de andere partners, voortaan per regio collectief nog meer te responsabiliseren voor het opnamebeleid van personen met een handicap. Door middel van een provinciaal georganiseerd overlegorgaan participeren verwijzers, gebruikers en voorzieningen als partners aan de zorgregie. Uitvoeringsrichtlijnen zorgregie In 2007 werkte het VAPH in nauw overleg met de partners binnen de Permanente Cel Zorgregie, het centraal adviesorgaan inzake zorgregie, uitvoeringsrichtlijnen zorgregie uit. Deze uitvoeringsrichtlijnen bevatten onder meer de protocollen die een verdere uitwerking geven aan het Besluit Zorgregie. Ze worden vanaf 2008 stapsgewijs geïmplementeerd, na permanent overleg en periodieke evaluaties. De krachtlijnen van de uitvoeringsrichtlijnen zijn: De toekenning en opvolging van de urgentiecode: * de toekenning van een subjectieve en een geobjectiveerde urgentiecode per zorgvraag: - een bevraging van de cliënt en zijn netwerk voor het registreren van de subjectieve urgentie; - de toekenning van een geobjectiveerde urgentiecode door de verwijzende instanties vanuit een neutraal derde-perspectief; - uniforme criteria voor de toekenning van de geobjectiveerde urgentiecode. Een kwaliteitsvolle zorgbemiddeling: * contactpersonen doen aan zorgbemiddeling voor de toevertrouwde zorgvragen; * de omvorming van de commissievergaderingen van urgentietoekenningsvergaderingen tot zorgbemiddelingsvergaderingen met een gediversifieerd takenpakket; * de vaststelling van criteria voor de status knelpuntdossier met hoogste prioriteit. Het hanteren van prioriteiten bij opname: * de melding van aangeboden vrij ondersteuningsaanbod; * contactpersonen melden kandidaten aan en/of af; * een indeling van de aangemelde kandidaten in ruim afgebakende prioriteitengroepen, gebaseerd op de urgentiecode; * de opname uit de hoogste (beschikbare) prioriteitengroep; * de mogelijkheid tot motivering door de voorziening of dienst bij afwijking van de prioriteitenregel. De uitwerking van het concept noodsituatie en noodopvang: * een definitie, criteria en een checklist voor het onderkennen van een noodsituatie; * een evaluatie van de noodsituatie binnen de twee weken door de coördinator zorgregie; * een noodopvang voor zes weken, eventueel verlengbaar tot tien weken. Om de procedures vlot te laten verlopen en informaticatechnisch te ondersteunen voorziet het BVR Zorgregie een geïntegreerde databank. Een technische werkgroep, die alle betrokken informatieleveranciers en informatievragers bundelt, begeleidt de ontwikkeling van deze databank. Een eerste toepassing van de databank, de cliëntenregistratie, werd begin 2007 gelanceerd. In het najaar 2007 werkte deze werkgroep aan de gegevensmatrix en het codeboek van de Centrale Registratie van Zorgvragen in functie van de geïntegreerde databank. Centrale Registratie van Zorgvragen Om de evoluties in het aantal zorgvragen zo nauwkeurig mogelijk te kunnen volgen, maakt het VAPH gebruik van het systeem van Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ). Dat verwerkt gegevens die per provincie worden verzameld. samen met de cliëntenregistratie levert deze CRZ elementen om de werkelijke zorgnoden van het ogenblik en van de nabije toekomst beter te kunnen inschatten. Het beleid kan daarop inspelen door het aantal plaatsen in bepaalde zorgtypes uit te breiden of juist te verminderen, of door interne verschuivingen door te voeren. Sinds 2001 maakt het VAPH de gegevens van die CRZ om de zes maanden bekend. Voor elk type zorgvraag en per provincie publiceert het VAPH tabellen met onder meer leeftijd en handicap van de zorgvrager, zijn of haar huidige dagbesteding en woonsituatie, en de tijd dat de mensen op een definitieve oplossing voor hun situatie moesten wachten. Deze gegevens bieden een volledig beeld van alle in de provincies genoteerde zorgvragen. Sinds 2004 evolueerde het rapport van een overzicht met enkel de naakte cijfers zonder veel duiding naar een rapport met meer gedetailleerde gegevens en de nodige interpretaties daarvan. Het cijferrapport over de tweede helft van 2006 was beschikbaar in maart. De cijfers over de eerste helft van 2007 waren eind oktober beschikbaar. Rapport van 30 juni 2006: meer dringende vragen Het aantal personen met een handicap met een dringende vraag naar opvang thuis of in een voorziening is in de eerste helft van 2007 gevoelig gestegen: van 8.195 vorig jaar (rapport van 30/6/2006) naar 9.085 dit jaar. Deze stijging doet zich jaarlijks voor en is dus geen verrassing. Hoewel er in een jaar tijd zeer veel vragen met succes afgehandeld zijn, zijn er tegelijk veel nieuwe zorgvragen bijgekomen. steeds meer mensen laten hun zorgvraag optekenen en het aantal personen met een gekende handicap neemt steeds toe, onder andere door betere en snellere diagnoses. Vooral het aantal vragen naar dagopvang (semi-internaat en dagcentrum) en internaatsopvang voor minderjarigen kenden relatief gezien de grootste stijgingen. Ook zijn er zorgvragen die in het verleden niet zo dringend waren, maar dat nu door gewijzigde omstandigheden wel zijn. Dat alles wil niet zeggen dat de 9.085 zorgvragers intussen allemaal in de kou staan: ongeveer de helft van hen ontvangt reeds een of andere vorm van zorg, ook al is het dan niet altijd precies die waarom ze gevraagd hebben. Onderstaande tabel geeft voor alle zorgvormen een volledig overzicht van het aantal geregistreerde zorgvragen met urgentiecodes (UC) 1 en 2 (de dringende zorgvragen), en vergelijkt deze cijfers met de situatie in de vier voorgaande jaren. Tabel 3.2 Evolutie van het aantal geregistreerde, dringende vragen [niet opgenomen] Het aantal opgeloste vragen kende een verdere, substantiële stijging. Tabel 3.3 geeft de evolutie weer van het aantal dringende vragen dat geschrapt kon worden tijdens de eerste zes maanden van het jaar. Tabel 3.3 Afgesloten dringende vragen (urgentiecode 1 en 2), tijdens eerste jaarhelft, evolutie [niet opgenomen] Het uitbreidingsbeleid van september 2007, naar bijkomende plaatsen, zal vanzelfsprekend pas weerspiegeld worden in de cijfers van 31 december 2007. Dit uitbreidingsbeleid zal in de tweede jaarhelft een bijkomende drijfveer zijn voor nog meer opgeloste vragen. Berekening structurele tekorten Op basis van de Centrale Registratie van Zorgvragen, de gegevens over de erkende plaatsen en de gegevens van de zesmaandelijkse cliëntenregistratie, zijn de structurele tekorten berekend. Tabel 3.4 geeft daarvan een overzicht. De eerste kolom geeft het structurele tekort weer in aantal plaatsen, aan de hand van de CRZ-cijfers van 30 juni 2007. Die kolom bevat per gevraagde zorgvorm het aantal wachtende personen: * personen met een dringende vraag die langer wachten dan de aan de urgentiecode verbonden termijn; * personen die minder lang wachten, maar die, gegeven de instroommogelijkheden, naar alle verwachting de 'redelijke wachttijd' zullen overschrijden. De tweede kolom geeft, in geval van ondertal, het verschil weer tussen het aantal erkende plaatsen en de effectieve bezetting van die zorgvorm. Het VAPH spreekt pas van een daadwerkelijk tekort als de bezetting van het bestaande aanbod 100 procent is. Onbezette plaatsen moeten in mindering gebracht worden van het structureel tekort in het aantal uit de CRZ afgeleide plaatsen, om het netto structureel tekort te kunnen berekenen. Negatieve getallen wijzen op onderbezetting. Om de bezetting te berekenen werd een steekproef van twaalf verschillende meetmomenten genomen. Tot slot wordt rekening gehouden met het uitbreidingsbeleid 2007. Die plaatsen kwamen er pas in september 2007 bij en moeten dus afgetrokken worden van een structureel tekort zoals dat is vastgesteld aan de hand van CRZ-cijfers van eind juni 2007. Het resultaat van die berekeningen, het netto structureel tekort, staat in de laatste kolom. Tabel 3.4 Uitbreidingsbeleid 2007 en netto structureel tekort eind 2007 [niet opgenomen] Na overleg in de Permanente Cel Zorgregie en met experts uit het werkveld werden twee aanpassingen aan de berekeningswijze van het structureel tekort doorgevoerd: * voor de minderjarigenvoorzieningen werd 75 procent van het ondertal in rekening gebracht voor de berekening van het structureel tekort; * voor de thuisbegeleiding werd gerekend met een omzettingsfactor gelijk aan 1. Het VAPH schreef een uitgebreide toelichting en verantwoording van alle opgenomen parameters. Deze toelichting werd gecommuniceerd aan de leden van de Permanente Cel Zorgregie en Overlegnetwerken Gehandicaptenzorg (ROG). Een uitbreidingsbeleid over twee sporen Om de structurele tekorten in de voorzieningen weg te werken, tekende de Vlaamse overheid een uitbreidingsbeleid uit over twee sporen: * Over een periode van verscheidene jaren wordt het aantal erkende plaatsen uitgebreid, wat neerkomt op een verhoging van de budgetten om de exploitatie ervan te bekostigen. * Er komen meer gebouwen om de structurele tekorten in de zorgvormen met grote zorgzwaarte terug te dringen. Daarom wordt ook geld uitgetrokken voor bijkomende investeringssubsidies. In 2004 werden vergunningen afgeleverd voor de bouw van 404 plaatsen. Hiervan blijven er nog 143 te realiseren. Zoals blijkt uit tabel 3.4 zijn er in 2007 in totaal 332 erkende plaatsen bijgekomen in de residentiële sector en 548 in de ambulante sector. De grootste uitbreidingen komen overeen met de grootste noden: * de tehuizen voor niet-werkenden en de dagcentra in de residentiële sector; * thuisbegeleiding en begeleid wonen in de ambulante sector. Het totaalbedrag dat in 2007 uitgetrokken is voor uitbreidingsbeleid, bedroeg 24,5 miljoen euro. Daarvan was 16,875 miljoen bestemd voor de residentiële en ambulante sector. Uit tabel 3.4 blijkt ook dat de ambulante zorgvormen in aantal plaatsen een groot deel uitmaken van het uitbreidingsbeleid. Ambulante plaatsen zijn goedkoper en laten toe meer te doen met een beperkt budget. Bovendien hebben de residentiële en de semi-residentiële sector nood aan infrastructuur. Dat maakt het vaak moeilijk om in die sectoren in korte tijd veel nieuwe plaatsen te creëren. Subsidiëring Zowel voor de residentiële en semi-residentiële voorzieningen als voor de ambulante diensten subsidieert het VAPH de exploitatiekosten en de investeringen in (vooral) gebouwen. Die investeringskosten liggen bij de residentiële voorzieningen logischerwijs veel hoger dan bij de ambulante diensten. Daar blijven ze beperkt tot de uitrusting voor de lokalen voor de administratie. Exploitatiekosten De exploitatiekosten worden onderverdeeld in: * de personeelskost van de voorziening of dienst, die varieert volgens het type, de personeelsnorm voor dat type, en de effectieve lonen die daaraan vasthangen (afhankelijk van onder meer diploma en anciënniteit); * de werkingskost van de voorziening of dienst, opnieuw variërend per type. Voor de residentiële en semi-residentiële voorzieningen wordt deze subsidie uitgedrukt in een dagprijs. Het VAPH betaalt die dagprijs niet volledig uit: de personen met een handicap dragen een deel van de dagprijs zelf. Voorschotten en afrekeningen: wegwerking achterstanden De eigenlijke subsidies van het VAPH kunnen pas worden berekend nadat de kosten zijn gemaakt. Door de schommelingen in zowel het aantal personeelsleden als het aantal cliënten in de voorzieningen liggen de exacte personeelskosten en cliëntenbijdragen vooraf niet vast. Daarom werkt het VAPH met een systeem van voorschotten: * De voorziening krijgt voor het lopende werkingsjaar een voorschot uitgekeerd dat gelijk is aan de laatste, geïndexeerde eindafrekening. * Aan het einde van het werkingsjaar stuurt de voorziening alle personeels- en andere gegevens naar het VAPH, dat daarmee de werkelijk gemaakte kosten berekent en het eindbedrag uitbetaalt, zonder de al verstrekte voorschotten. De dienst heeft in de loop van het jaar 2007 alle dossiers 2003 afgewerkt. Eind 2007 waren er nog drie dossiers voor 2004 in een voorlopige berekening. De instellingen hebben alle noodzakelijke gegevens verstrekt. In 2007 werd 86 procent van alle dossiers 2005 afgewerkt, 4 procent van de instellingen kregen een voorlopige berekening, 10 procent van de instellingen kon niet worden afgewerkt (omdat het dossier 2004 niet was afgewerkt, omdat er geen overeenstemming was tussen de permanente personeelsregistratie en de dagprijs, of omdat er programmatorische fouten waren in de loongegevens bij het sociaal secretariaat). 15 procent van de dagprijsdossiers 2006 werden berekend in 2007 en staan 'geparkeerd' om betekend te worden en 6 procent van de instellingen kregen reeds een voorlopige berekening. De dossiers 2007 moeten ten laatste op 30 juni 2008 worden ingediend bij het VAPH. Ervan uitgaande dat de verwerking twaalf maanden in beslag neemt, is de afhandeling rond binnen de 18 maanden na het dienstjaar. Op voorwaarde dat de instellingen de noodzakelijke gegevens tijdig aan het VAPH verstrekken, het dossier van het voorgaande jaar is afgewerkt, er een overeenstemming is tussen permanente personeelsregistratie en dagprijs en er geen programmatorische fouten meer zijn in de loonverwerking vanuit het sociaal secretariaat. Nationale Loterij sinds 2002 worden ook bijkomende werkingssubsidies, afkomstig van de toebedeelde winst van de Nationale Loterij, door de diensten van het VAPH automatisch uitgekeerd. In 2007 kon het VAPH op die manier 6 miljoen euro verdelen. Daarvan was 3,57 miljoen bestemd voor investeringen. Het resterende 2,47 miljoen, voor werkingskosten van 2007, wordt in 2008 verdeeld op basis van de personeelsnorm. Personeel: kwalificaties Momenteel worden de kwalificatievereisten voor het personeel van de zorginstellingen geregeld door de bijlage 1 van het Besluit van de Vlaamse Executieve van 2 augustus 1991. De tekst van deze regelgeving is qua formulering echter verouderd, omdat vaak verwezen wordt naar een onderwijsterminologie die inmiddels niet meer bestaat. Een meer fundamenteel probleem is het zeer strakke verband tussen de functies en nominatim vermelde diploma's. Voorzieningen hebben het hierdoor steeds moeilijker om op een krapper wordende arbeidsmarkt geschikt personeel te vinden. Een deregulering dringt zich op, zeker omdat verwacht kan worden dat de vergrijzing deze trend zal accentueren. De administratie heeft hiertoe een ontwerp van Besluit van de Vlaamse Regering opgesteld waarover momenteel onderhandeld wordt met het middenveld. Personeel: uitbreidingen Voor een overzicht van het aantal tewerkgestelde personeelsleden (voltijds-equivalenten) in de voorzieningen, per type voorziening en per functie, verwijzen we naar tabel 3.5. Deze tabel geeft de situatie eind 2007 weer in de (semi-)residentiële diensten, ervan uitgaande dat het uitbreidingsbeleid van 2007 maximaal omgezet wordt in extra personeel. Tegenover 2006 is de totale personeelsbezetting gestegen met ongeveer 236 voltijdse equivalenten. Tabel 3.5 Personeel tewerkgesteld in de (semi-)residentiële voorzieningen [niet opgenomen] Tabel 3.6 geeft op zijn beurt het subsidieerbare kader in de ambulante diensten, naar dienst en functiecategorie. De gehanteerde personeelscategorieën zijn niet identiek met die van de (semi-) residentiële diensten. Tabel 3.6 Maximum subsidieerbaar personeelskader in de ambulante diensten [niet opgenomen] Steunpunt Expertisenetwerken Het steunpunt Expertisenetwerken (SEN) is een door het VAPH erkende en gesubsidieerde vzw die zich richt tot professionelen in voorzieningen en diensten. In de loop van 2007 kende het SEN een ingrijpende wijziging wat betreft de doelgroepen. Naast de drie oorspronkelijke doelgroepen (personen met autisme, personen met niet-aangeboren hersenletsels en verstandelijk gehandicapten met ernstige gedragsstoornissen) kwam er een vierde doelgroep bij: de visueel gehandicapten. Bestaande initiatieven op het gebied van netwerking voor deze groep kregen zo een definitief werkkader. Voor het overige consolideerde het SEN zijn netwerkingactiviteiten met de organisatie van expertiseverspreiding, het stimuleren van expertiseontwikkeling en de versterking van de werking van de centrale coördinerende cel. Heel wat informatiemomenten konden rekenen op grote belangstelling uit het betrokken werkveld. Toekomstperspectieven en studies 3.5.1 Implementatie van de uitvoeringsrichtlijnen zorgregie In het kader van de stapsgewijze implementatie van de uitvoeringsrichtlijnen zorgregie worden voor 2008 een aantal concrete stappen vooropgesteld: * De stapsgewijze opname van de toekenning van de nieuwe urgentiecode door de multidisciplinaire teams (MDT's). * De oprichting van een verwijzersplatform. * De oprichting en de samenstelling van een prioriteitencommissie, en de opmaak van een huishoudelijk reglement voor deze commissie. * Provinciale infosessies en vorming via gemeenschappelijke bespreking van praktijkvoorbeelden voor de MDT's, georganiseerd door het VAPH. * Provinciale vormingssessies voor de contactpersonen, georganiseerd vanuit de ROG's en de coördinatiepunten en ondersteund door het VAPH. * De omvorming van de zorgbemiddelingsvergadering en van urgentietoekenningsvergaderingen tot echte zorgbemiddelingsvergaderingen met een meer gediversifieerd takenpakket, specifiek gericht op zorgbemiddeling en opname. * Het uitwerken en opstarten van de geïntegreerde databank, waarin ook alle zorgvragen bij de Centrale Registratie van zorgvragen opgenomen zijn. 3.5.2 Project Zorggradatie Zorggradatie is een van de sporen inzake zorgvernieuwing die in 2007 verder gestalte kreeg. Daarbij moet het strategisch project van de zorggradatie leiden naar een grondige vernieuwing van het huidige VAPH-zorgaanbod en naar een inhoudelijke en financiële differentiatie in het ondersteuningsaanbod (zorg op maat). Dit komt neer op volgende kerndoelen: * meer differentiatie in het huidige aanbod; * het ontwikkelen van een methodiek om zorgzwaarte in te schatten; * de herverdeling van de huidige personeelsmiddelen; * een eenvoudiger subsidiëringssysteem; * meer managementruimte voor aanbieders; * de herziening van de eigen bijdrageregelingen voor gebruikers. Met het project Zorggradatie wil het VAPH zicht krijgen op de feitelijke verdeling van de 'draaglast' over de verschillende voorzieningen, om zo de beschikbare middelen overeenkomstig de feitelijke zorgzwaarte van de cliënten te kunnen herverdelen. Om de zorgintensiteit uit te drukken werden parameters bepaald: begeleidingsintensiteit met 6 gradaties, permanentie overdag met 7 gradaties en permanentie tijdens de nacht met 4 gradaties. De meest gangbare combinaties van deze parameters resulteerden in 19 woonmodules en 6 dagbestedingsmodules, waarop 'verzwaringen' van toepassing kunnen zijn voor welbepaalde personen met een handicap. 17.000 meerderjarige cliënten werden in deze modules ingeschaald. De studiecel van het VAPH stond in voor de verwerking van de gegevens van de 17.000 cliënten die werden ingeschaald. Na een kwantitatieve controle waarin grondig werd nagegaan of alle benodigde gegevens onder de juiste vorm waren aangeleverd, kon midden 2006 gestart worden met de kwalitatieve controle. Het doel hiervan was het aftoetsen van de geldigheid van de toegewezen modules met behulp van de extra toegevoegde, meer objectiveerbare, gegevens. Om deze kwalitatieve controle uit te voeren, beschikte de studiecel over volgende gegevens: de scores op de support Intensity scale, de scores op de zelfredzaamheidsschalen Barthel en Elida, de aard van de handicap en de in 2002 aangeleverde scores op de schaal van Guy Vanden Boer en op de storend Gedragsschaal. Dankzij de informatie die de voorzieningen tijdens deze inschalingsoefening hebben verstrekt, kan het VAPH, met de hulp van experten uit het werkveld, een nieuw inschalingsinstrument ontwikkelen voor volwassenen met een handicap. In 2008 zal de studiecel van het VAPH deze opdracht afronden. Door de grootschalige afname van de SIS kon het VAPH een normeringsstudie laten uitvoeren die resulteerde in Vlaamse normtabellen (tot voor kort waren er enkel Amerikaanse normen beschikbaar). In 2008 wordt bovendien bijkomend onderzoek verricht naar de bruikbaarheid van de sIs bij specifieke groepen personen met een (niet verstandelijke) handicap. Verder kan het VAPH, in samenwerking met de sector, voorstellen ontwikkelen voor een betere modulering van het huidig aanbod. Tot nu toe werden de woon- en dagbestedingsmodules zo opgevat dat de verschillende functionele eenheden op een voor de cliënt aangepaste wijze worden aangeboden en geconsumeerd zodra de persoon met een handicap een welbepaalde woon- en dagbestedingsmodule krijgt toegewezen, volgens de gradatie van inschaling. Over dit principe bestaat nog discussie in de sector en worden tegenvoorstellen geformuleerd. Zonder daarbij evenwel het concept van de parameters voor een betere modulering op de helling te plaatsen. Deze discussie dient in 2008 verdergezet, zodat een systeem van betere modulering van het huidig aanbod ontstaat dat een draagvlak heeft bij zorgaanbieders en gebruikers. Zorgaanbieders kunnen zich op dit systeem baseren om de kostprijs van de hulp- en dienstverlening te berekenen. Het VAPH kan dan, in samenwerking met de sector, een nieuw financieringssysteem uitwerken ter vervanging van het huidig dagprijssysteem. Het onderzoek Zorggradatie moet ook leiden tot een correctere personeelsverdeling over de voorzieningen, in functie van de reële zorgzwaarte van de personen met een handicap waarvoor het personeel wordt ingezet. De sector wordt uitgenodigd een personeelsherverdeling te realiseren, op basis van nieuwe personeelsnormen ter vervanging van de bestaande. Deze nieuwe personeelsnormen zullen niet langer gebaseerd zijn op 'plaatsen' via een erkenning, maar op te realiseren 'prestaties' in functie van de ondersteuningsnoden en de zorgzwaarte van de personen met een handicap in de voorziening(en). 3.5.3 Integrale Jeugdhulpverlening Integrale Jeugdhulp heeft tot doel de hulp- en dienstverlening voor jongeren tot en met 17 jaar te organiseren en beter op elkaar af te stemmen, over de grenzen van de bestaande sectoren heen. Het aanbod moet ook adequater en vraaggerichter worden, waarbij de persoon, zijn omgeving én de vraag centraal staan. Integrale jeugdhulp moet ook een beter beeld geven van alle mogelijke vragen, welk hulpaanbod hiervoor nodig is, en welk hulpaanbod de cliënt uiteindelijk krijgt. Het afwegen van vraag en aanbod moet ook input leveren voor de planning en programmatie van het aanbod. Het uitwerken van het beleid voor Integrale Jeugdhulp wordt gekenmerkt door een breed uitgebouwd overleg tussen het beleidsniveau, de administraties en de maatschappelijke actoren van de betrokken sectoren. De afstemming op beleidsniveau gebeurt via de sturing door het Managementcomité Integrale Jeugdhulp en de Adviesraad Integrale Jeugdhulp. Zij adviseren ook de Vlaamse Regering inzake het beleid rond Integrale Jeugdhulp. Daarnaast zijn er nog regionale stuurgroepen en netwerkstuurgroepen waarin vooral de voorzieningen en gebruikers een rol spelen. De afstemming tussen de verschillende sectorale administraties gebeurt in de intersectorale administratieve werkgroepen. Zij worden aangestuurd door het Beleidsondersteunend Team van Integrale Jeugdhulp dat ressorteert onder het departement van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het overleg met de actoren in de gehandicaptenzorg gebeurt binnen het VAPH in een ad-hoccommissie Integrale Jeugdhulp. Die adviseert het Raadgevend Comité over de ontwikkelingen binnen Integrale Jeugdhulp. De bakens waarrond wordt gewerkt zijn de modulering van het aanbod, het onderscheid tussen rechtstreeks en niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp, crisisjeugdhulp, de intersectorale toegangspoort, de trajectbegeleiding, de maatschappelijke noodzaak als vrijwillige hulpverlening niet volstaat, de positie en de participatie van de cliënt. In 2007 werd een convenant afgesloten voor de realisatie van de intersectorale samenwerking. Het legt de engagementen van de betrokken administraties vast om voor de cliënt en het werkveld stapsgewijs een continuüm van jeugdhulp te realiseren. De bevoegde ministers van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en van Werk, Onderwijs en Vorming, en de leidend ambtenaren van de door Integrale Jeugdhulp gevatte sectoren hebben het convenant ondertekend. De eerste fase van de modulering van het aanbod is afgerond in 2007. Alle voorzieningen van de betrokken sectoren hebben een eerste set van modules opgesteld als vertaling van hun aanbod. Deze modules zijn opgenomen in een databank. Van deze databank zal een webvariant gemaakt worden die in 2008 snel en gebruiksvriendelijk opzoekingen zal toelaten. In Vlaanderen zijn 25 netwerken Rechtsreeks Toegankelijke Jeugdhulp afgebakend en de Netwerken Crisisjeugdhulp werden provinciaal uitgebouwd. Voor de toegangspoort werd een conceptnota ontwikkeld die in april 2007 werd goedgekeurd door de kabinetten Welzijn en Onderwijs en in mei 2007 werd voorgesteld aan de koepels en de adviesraad. Een begeleidende stuurgroep stuurt het ontwikkelings- en implementatieproces van de toegangspoort aan. In het najaar van 2007 werden verdere voorbereidende stappen genomen om de toegangspoort te operationaliseren. 3.5.4 Onderzoek 'Zorg voor jonge kinderen in Vlaanderen' In september 2007 werd het boek Zorgen voor kinderen in Vlaanderen: een dagelijkse evenwichtsoefening? gepresenteerd op een studiedag. Dit boek bevat de onderzoeksresultaten van het onderzoek 'Zorg voor jonge kinderen in Vlaanderen' van de Universiteit Antwerpen. Het VAPH financierde mee een deel van dit onderzoek en zorgde ervoor dat een steekproef van gezinnen met kinderen met een handicap werd opgenomen in het totaalopzet. De studiecel van het VAPH ondersteunde de analyses voor deze specifieke onderzoeksgroep. Uit het onderzoek is duidelijk naar voor gekomen dat de gezinscontext van deze kinderen gerichte aandacht behoeft. 3.5.5 Verdere onderzoeken Vervolgonderzoek inzake grensoverschrijdend gedrag Wat betreft het vooronderzoek inzake preventie van geweld op personen met een handicap in voorzieningen, wordt gewerkt aan een vervolgstudie die het accent leg op prevalentie en incidentie van misbruik, en op de oprichting van een meldpunt. Deze studie werd toegewezen aan de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDEWE). Evaluatieonderzoek naar de opvang en begeleiding van geïnterneerde verstandelijk gehandicapte personen In de tweede helft van 2008 voorziet het VAPH een onderzoek waarin een aantal lopende projecten geëvalueerd zullen worden voor geïnterneerde verstandelijk gehandicapte personen die in de gevangenis verblijven. Met name twee dagbestedingsprojecten binnen de gevangenis, en drie gespecialiseerde opvangunits voor doorstroming vanuit de gevangenis. Evaluatieonderzoek naar persoonlijke toekomstplanning Het project Persoonlijke Toekomstplanning (PTP) beoogt de versterking van het sociaal netwerk van een persoon met een handicap. Dit project is toegekend aan het Vlaams Gebruikersoverleg voor Personen met een Handicap (VGPH) en wordt uitgevoerd door Plan vzw. In 2007 bereikte het project 226 personen met een handicap. Het VAPH subsidieerde dit project in 2007 voor 300.000 euro en besteedde een wetenschappelijk effectonderzoek uit aan het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA). De resultaten van dit rapport worden verwacht midden 2008. ---------------------------------------------------------------------- Hoofdstuk 4 - Van communicatie tot sensibilisering en inclusie Het VAPH streeft ernaar om personen met een handicap te laten deelnemen aan het dagelijkse maatschappelijke leven. Dit betekent maatschappelijke aanvaarding en volwaardig burgerschap voor deze groep. Op Europees vlak zet het VAPH zich in voor de harmonisering van het sociale integratiebeleid. Op Vlaams niveau vertaalt zich dit in diverse inclusieprojecten. De communicatiedienst van het VAPH werkt mee aan de sensibilisering van personen met een handicap via klantgerichte en deskundige informatie en levert gerichte inspanningen om de dienstverlening performant, snel en efficiënt te houden. De in 2007 gelanceerde nieuwe huisstijl moet hiertoe bijdragen. 4.1 Internationale beleidsontwikkeling en harmonisering Door de overgangsperiode waarin het VAPH zich tot voor kort bevond, als gevolg van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid, en omdat er een nieuwe vaste leiding moest worden benoemd, was het Europees beleid geen prioriteit in 2007. Toch waren er enkele belangwekkende activiteiten en resultaten. Het Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) vertegenwoordigde het VAPH binnen de expertencel van de Raad van Europa over Universal Design ('universeel ontwerpen'). Dit resulteerde in 2007 in een erg belangrijke resolutietekst ter zake. Deze tekst onderstreept nogmaals dat een mainstreamingbeleid/inclusief beleid en het accepteren en invoeren van de zeven principes die ten grondslag liggen aan Universal Design, essentieel zijn bij het voeren van een gehandicaptenbeleid. Het VAPH was in 2007 ook vertegenwoordigd op de conferentie 'People with disabilities: active players in the internal market', op de zitting van de EU ter toelichting van het Europese ICT-actieplan over e-inclusion, en op de zitting ter gelegenheid van de 'Europese Dag voor Personen met een Handicap'. Nog in deze Europese context heeft Vlaanderen het protocol inzake het begrip 'redelijke aanpassingen' mee ondertekend. Dit protocol zal mogelijk een aanzienlijke impact hebben op het verder te voeren Vlaams beleid inzake personen met een handicap en houdt in elk geval een versterkt en vernieuwd engagement in betreffende het door het VAPH gevoerde inclusief beleid. VN-Conventie voor personen met een handicap Sinds 30 maart 2007 kunnen de lidstaten van de Verenigde Naties de VN-Conventie voor personen met een handicap ondertekenen. Op 4 maart 2008 was de Conventie al ondertekend door 125 lidstaten, waaronder ook België. 71 lidstaten ondertekenden ook het optioneel protocol dat een individueel klachtenrecht voor (verenigingen van) personen met een handicap in het leven roept. In België moet deze Conventie zowel door België als door de deelstaten geratificeerd worden. Vlaanderen zorgde voor de Nederlandse vertaling en doet al het mogelijke om de ratificatie zo snel mogelijk af te ronden. Door het ondertekenen van de Conventie verplicht België zich ertoe de volledige uitoefening van alle rechten en vrijheden door personen met een handicap te garanderen en te promoten. Verder voorziet de Conventie een waaier van maatregelen die de lidstaten moeten nemen, zoals het verzekeren van de toegang tot de fysieke omgeving, (openbaar) vervoer, informatie en communicatie. Ook zijn waarborgen ingebouwd om personen met een handicap in staat te stellen effectief te genieten van het recht op leven, met inachtneming van het principe van niet-discriminatie. Deze principes moeten worden opgenomen in de rechtsorde. Dit impliceert dat België, en dus ook Vlaanderen, deze principes verder moet uitwerken en geen maatregelen mag nemen die ingaan tegen de in de Conventie opgenomen bepalingen. 4.2 Inclusief beleid Inclusief onderwijs In 2007 waren de inspanningen inzake inclusief beleid ten aanzien van personen met een handicap voornamelijk gericht op inclusief onderwijs. Begin 2007 keurde de Vlaamse regering de conceptnota over leerzorg goed. Deze nota dient als nieuw beleidskader voor het leerplichtonderwijs (lager en secundair onderwijs). Het VAPH heeft inhoudelijk bijgedragen tot deze conceptnota. In het najaar van 2007 waren hierover nieuwe besprekingen, met als doel een decretale basis voor het leerzorgkader te leggen. Twee stuurgroepen werden opgericht, één inzake indicatie- en diagnosestelling in het kader van leerzorg, een tweede inzake de planning van het buitengewoon onderwijs. Het VAPH is in beide stuurgroepen vertegenwoordigd. Voor het hoger onderwijs was het VAPH betrokken bij de inhoudelijke opvolging en aansturing van het Vlaams Expertisecentrum voor Handicap Hoger Onderwijs (VEHHO) als tijdelijk erkend project door de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming. Als lid van de Commissie Hoger Onderwijs voor studenten met Functiebeperkingen (COMMIHOSFU) binnen de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) heeft het VAPH inhoudelijk bijgedragen tot twee adviezen van de VLOR betreffende de realisatie van inclusief hoger onderwijs. Enerzijds over de financiering van de werking van hogescholen en universiteiten. Anderzijds over de registratie van studenten met een functiebeperking. Toegankelijkheid van toeristische verblijven Het VAPH heeft inhoudelijk bijgedragen tot de ontwikkeling van het toegankelijkheidslabel voor toeristische verblijven. Dit kwaliteitslabel wordt uitgereikt aan door Toerisme Vlaanderen erkende logiesvormen die inspanningen leveren om hun accommodatie toegankelijk te maken voor mensen met een handicap. Vrijetijdszorg voor personen met een handicap Voor vrijetijdszorg voor personen met een handicap was 2007 een erg belangrijk jaar. Het VAPH erkent en subsidieert sinds meerdere jaren twintig organisaties die aangepaste vrijetijdsbesteding aanbieden voor personen met een handicap. Dit gebeurde echter op een niet- gereglementeerde wijze, en de erkenning was slechts voor een beperkte periode. Vanaf 1 januari 2008 geldt er een nieuwe regelgeving waardoor de erkenning en subsidiëring nu structureel verloopt en de organisaties hun erkenning genieten voor zes opeenvolgende jaren. Binnen het VAPH is de afdeling Zorg sinds 1 januari 2008 administratief bevoegd voor deze materie. Daardoor is vrijetijdszorg nu een aparte werkvorm binnen het totale VAPH-aanbod. De nieuwe regelgeving bepaalt verder ook dat vrijetijdszorg voor personen met een handicap de verantwoordelijkheid blijft van het beleidsdomein Welzijn. Maar erkende organisaties moeten uitdrukkelijk streven naar een betere afstemming op het reguliere vrijetijdsaanbod zoals erkend door het beleidsdomein Cultuur. 4.3 Communicatie Nieuwe huisstijl In september 2007 lanceerde de communicatiedienst de nieuwe huisstijl voor het VAPH. Dit is een belangrijk beleidsinstrument en bepaalt het imago en de uitstraling van het VAPH. Het project werd voorbereid door een interne werkgroep met vertegenwoordigers uit de diverse VAPH- afdelingen. Cibe, een extern gespecialiseerd huisstijlbureau, was verantwoordelijk voor de uitwerking ervan. De huisstijl omvat afspraken voor alle communicatiekanalen. Op die manier zal de herkenbaarheid en de geloofwaardigheid van het VAPH vergroten. Het nieuwe logo oogt fris en jong, en bestaat uit dynamische vlakken. Het geheel symboliseert een omarming, het zorg dragen voor elkaar, het samenwerken en samen beleven. Met dit logo brengt het VAPH een positieve boodschap en benadrukt de kansen en mogelijkheden van personen met een handicap. Het nieuwe huisstijlhandboek vormt een houvast voor alle medewerkers, en bij uitbreiding de sector. De medewerkers gebruiken tekstsjablonen voor brieven, faxen, nota's, verslagen... zodat ook op dat vlak de stijl gestroomlijnd is. De VAPH-website en het Handblad werden eveneens aan de nieuwe huisstijl aangepast. Bibliotheek 2007 was het startschot voor een grootschalige hervorming van de VAPH- bibliotheek. De uitwerking hiervan zal in 2008 gebeuren. In de toekomst zal het VAPH met het BIBISbibliotheeksysteem werken, een systeem dat ook door andere bibliotheken binnen de Vlaamse overheid wordt gebruikt. Hierdoor zal de catalogus veel toegankelijker worden en via het internet doorzoekbaar. Daarnaast zullen er met andere bibliotheken afspraken worden gemaakt over een gezamenlijk aankoopbeleid. De VAPH-bibliotheek moet in de toekomst een duidelijke missie en een visie krijgen. Een speciale werkgroep buigt zich hierover. Zo zal de catalogus integraal rond 'handicap' worden uitgebouwd, en hieraan wordt een actief aankoopbeleid gekoppeld. Via een interbibliothecair uitleensysteem zullen werken die niet onmiddellijk tot ons specifiek terrein behoren toch beschikbaar zijn voor de VAPH-medewerkers. Website De website van het VAPH werd verder uitgewerkt en verfijnd. Er was een eerste aanzet om in het Content Management system (CMS) met meerdere auteurs te werken, die de website op een gestructureerde manier actueel kunnen houden. In 2008 werd bovendien het blindsurferlabel behaald. Dit label geeft aan dat de site door blinden toegankelijk wordt bevonden. Bekendmakingscampagne Eind 2007 werd een algemene bekendmakingscampagne gevoerd. Niet iedereen blijkt op de hoogte te zijn van de naamsverandering van het voormalige Vlaams Fonds. Het verspreiden van informatie over de naamsverandering en de missie van het VAPH is dus belangrijk om de instelling bij de brede doelgroep beter bekend te maken. Policy cijfergegevens Op voorzet van de communicatiedienst werd een werkgroep opgericht rond een policy van cijfermateriaal. Vanuit het VAPH vertrekt regelmatig belangrijk cijfermateriaal naar derden. Een gestructureerde aanpak en een statistisch beleid zijn noodzakelijk, zodat beheer, interpretatie en (interne en externe) communicatie over dit cijfermateriaal gestroomlijnder verloopt. Voor de hand liggend cijfermateriaal zal beschikbaar zijn op de website. Voor de andere vragen heeft de werkgroep een policy opgemaakt, waarbij beschreven staat op welke vragen wel en niet zal worden geantwoord. Daarnaast komt er wellicht een registratiesysteem waarbij alle vragen worden geregistreerd en wordt bijgehouden wie op welke vraag een antwoord formuleerde. Verdere activiteiten De communicatiedienst heeft in 2007 in de provincies vijf infosessies georganiseerd over zorgregie, en deelgenomen aan beurzen zoals de Revabeurs of de Werelddovendag. Verder waren er binnen de dienst zelf een aantal werkgroepen actief rond efficiënte planning van projecten, distributie van publicaties, en de vraag of informatie verstrekt moet worden door generalisten of specialisten. ---------------------------------------------------------------------- Hoofstuk 5 - Middelen en mensen De personeelsdienst heeft in 2007 een nieuw personeelsplan opgemaakt om de structuur van het VAPH verder te optimaliseren. De kwaliteit van de dienstverlening, het beleid en de werking van de organisatie werd opnieuw doorgelicht via een tevredenheidsenquête en zelfevaluatie. Er was blijvende aandacht voor welzijn op het werk en de verbetering van de werkomgeving via logistieke ondersteuning. De dienst informatica ten slotte legde de basis voor de geïntegreerde databank en werkte verder aan de uitbouw, versterking en beveiliging van de digitale infrastructuur in het kader van e-government. 5.1 Medewerkers Op 1 januari 2008 had het VAPH 320 personeelsleden in dienst, waarvan 237 statutair benoemden en 83 contractuele personeelsleden. Niet alle personeelsleden werkten voltijds. In totaal is het personeelsbestand goed voor 278,45 voltijdse eenheden (VTE). Uitstapregeling en wervingsstop Op 31 december 2007 rondde het VAPH zijn wervingsstop af. De laatste vier personeelsleden die gebruik maakten van de uitstapregeling van 2003 vloeiden in de loop van 2007 af. De besparing op de loonkredieten die de Vlaamse Regering eind 2004 afkondigde voor de volledige Vlaamse overheid, leidde bij het VAPH tot een besparing van 1,86 procent op het personeelsbudget. Deze wervingsstop zou oorspronkelijk lopen tot eind 2005, maar is inmiddels voor onbepaalde duur verlengd. Hierdoor kan het VAPH een zevental medewerkers, die voorzien zijn in het personeelsplan, niet in dienst nemen. Gezien de nieuwe uitdagingen waarvoor het VAPH staat en de druk op de kerntaken, in hoofdzaak de werking van de provinciale afdelingen, betekent dit een zware last voor het VAPH. Personeelsbewegingen In de loop van 2007 zijn er 21 nieuwe personeelsleden in dienst genomen, waarvan twaalf contractanten en negen statutairen. Daarnaast zijn er 22 personeelsleden uit dienst gegaan, waarvan tien contractanten en twaalf vastbenoemden. Van deze vastbenoemden zijn er vier met medisch vervroegd pensioen gesteld, vijf zijn met pensioen gegaan, twee zijn via de interne arbeidsmarkt vertrokken en één nam ontslag. Van de plaatsen die via het personeelsplan van 2005 van contractant naar statutair overgingen, werden intussen nog een aantal plaatsen statutair ingevuld: twee medewerkers bij de cel PAB en één medewerker voor het KOC. Tabel 5.1 Personeelsinvulling op 31 december 2007 [niet opgenomen] Doelgroepen en gelijkekansenbeleid Bij het VAPH werkte in 2007 geen enkele vrouw op directieniveau. Voor het overige vertoont het VAPH het gemiddelde profiel van een administratie. In het geheel telt de instelling meer vrouwelijke dan mannelijke personeelsleden, met name op C- en D-niveau. Op A-niveau zijn de vrouwen nog ondervertegenwoordigd, op B-niveau liggen de verhoudingen ongeveer gelijk. Vrouwen maken het merendeel uit van de deeltijdse krachten en de contractanten. Het valt overigens op dat mannen meer aan opleidingen deelnemen dan vrouwen en dat die opleidingen doorgaans duurder zijn. Personen met een handicap zijn op bijna alle niveaus vertegenwoordigd in het VAPH en maakten naar schatting 6,9 procent van het personeelsbestand uit. Dat is meer dan in andere overheidsdiensten en vermoedelijk zelfs een lichte onderschatting. Of iemand al dan niet een handicap heeft, is immers niet altijd officieel bekend. Het behoort tot de persoonlijke levenssfeer die bij wet beschermd is. Personen van allochtone afkomst krijgen sinds 2003 extra kansen, onder meer via het stelsel van de startbanen. Het VAPH had in 2007 in totaal elf personen van allochtone afkomst in dienst. Ook dat is in vergelijking met andere overheidsdiensten een behoorlijke score. Het VAPH bood in 2007 werknemers van allochtone afkomst een taalcursus Nederlands aan, speciaal op hen afgestemd. De vier personeelsleden die deze cursus volgden, vonden hem nuttig voor hun functie. Project HRM en leiderschap De tevredenheidsenquête van 2003 leidde onder andere tot de start van een meerjarenproject dat de leidinggevende kwaliteiten van alle lijnverantwoordelijken moet bijschaven en verder ondersteunen. Naast een opleiding en een training krijgen ze persoonlijke begeleiding door een externe coach. De directie, de hoofden van de provinciale afdelingen en het hoofd van het Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) beten de spits af in 2005. Zij werden gevolgd door 25 operationeel leidinggevenden. In 2007 werd dit project afgerond met een laatste opleidingssessie. Jaarthema: omgevingsbewust handelen In 2007 lag de klemtoon op de samenwerking binnen het VAPH. Onder het jaarthema 'Omgevingsbewust handelen' was er aandacht voor elkaars werk en werd rekening gehouden met wie voor of na ons komt in onze werkprocessen. Dit geldt voor collega's onderling, collega's en chefs, chefs onderling, en tussen de verschillende diensten. Een aantal zaken kaderen ook in de opmaak van het personeelsplan. Dit jaarthema omkaderde net als vorig jaar de veranderingen die Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) teweegbracht. In 2006 was het jaarthema van het VAPH 'Flexibel omgaan met veranderingen'. Personeelsleden die de gelijknamige training volgden, zullen ondervonden hebben dat men door samen te werken een heel eind verder komt dan alleen. sommige resultaten bereikt men niet door individuele inspanningen, maar alleen door samenwerking. Eind 2007 werd beslist om met een derde luik de veranderingen als gevolg van BBB af te sluiten. Het jaarthema 2008 luidt 'Hoe samenwerken een meerwaarde geeft'. Dit sluitstuk beklemtoont dat een goede samenwerking een meerwaarde creëert. Als twee goed functionerende eilanden werkelijk samenwerken, komen ze een heel eind verder. Nieuw personeelsplan Het VAPH staat na de herschikking binnen BBB voor nieuwe uitdagingen. Voor het opstarten van zorgregie werden eind 2006 - begin 2007 vijf contractanten (één per provincie) aangetrokken die samen met de andere niet-VAPH-actoren moeten zorgen dat dit gestroomlijnd verloopt. Al snel bleek dat enige ondersteuning, via twee medewerkers, nodig was. Ook zorggradatie en de daaraan gekoppelde andere subsidiëring van de zorgsector verdienen grote aandacht. Daarnaast is er het persoonlijke- assistentiebudget (PAB) dat steeds uitbreidt, waardoor dossiers wachttijden oplopen. Ook voor nieuwe projecten is personeel nodig. Na de toekenning van een offerte voor de begeleiding van de opmaak van het personeelsplan eind 2006, werd begin 2007 begonnen met het uitschrijven van de bestaande processen ('as is'-processen). De aanstelling van een nieuwe administrateur-generaal had onmiddellijk invloed op de uit te schrijven toekomstige processen ('to be'-processen). De administrateur-generaal stelde een andere structuur met andere afdelingen voor, vanaf 2007. Een gevolg hiervan was de aanstelling van een nieuw afdelingshoofd en verschillende andere herschikkingen binnen het VAPH. Daarnaast werd gedacht aan nieuwe taken, uitdagingen en opvolgingssystemen, zoals de afbakening van het doelgroepenbeleid. Hierdoor zal het personeelsplan van het VAPH, na uitputting van alle mogelijkheden binnen het bestaande personeelsplan, toch een uitbreiding van het personeelsbestand inhouden. Begin 2008 werd de procedure gestart voor de goedkeuring ervan en het verkrijgen van de nodige financiële middelen. Sociale dienst De sociale dienst van het VAPH heeft tot doel rechthebbende medewerkers individueel of collectief materiële en niet-materiële hulp te verlenen die zij in hun beroeps- of privéleven nodig hebben. Zo bestaat er op het gebied van collectieve hulp een uitgebreide subsidiëring van cultuur- en vrijetijdsinitiatieven. Vooral jeugdwerking (schooltoezicht, speelpleinwerking, schoolreizen, jeugdvakanties, inschrijvingen hoger onderwijs) geniet de nodige betoelaging. Daarnaast organiseert de sociale dienst elk jaar een eenvoudig maar gesmaakt personeelsfeest en een uitstap voor haar senioren. Voor die laatste groep doet de dienst ook een tegemoetkoming in de hospitalisatieverzekering en op het vlak van cultuur. Naast de materiële hulp speelt de sociale dienst ook een belangrijke rol op het vlak van individuele immateriële tussenkomsten. In 2007 heeft de sociale dienst werk gemaakt van de actualisering en de coördinatie van de reglementering. Daarbij werd rekening gehouden met maatschappelijke evoluties, zoals de uitbreiding van de tegemoetkomingen voor kinderen onder pleegvoogdij en adoptiekinderen. Twee nieuwe tegemoetkomingen waren de tussenkomst in internetaansluiting en de tussenkomst in de franchise van de hospitalisatieverzekering. Kwaliteit van de dienstverlening Het VAPH zet al een aantal jaren instrumenten en middelen in om de kwaliteit van het eigen functioneren te controleren, te meten en te verbeteren. Personen en instellingen die bij ons aankloppen voor inschrijving, erkenning of subsidie hebben immers recht op een efficiënte en klantvriendelijke dienstverlening. Een van de meest directe technieken om zicht te krijgen op wat we goed en wat we minder goed doen, is de klanten rechtstreeks naar hun mening vragen. Eerdere resultaten van tevredenheidsenquêtes, in de periode 2001-2003, waren overwegend positief. Een aantal punten konden beter en werden met gerichte acties aangepakt. Ook in 2007 was er een tevredenheidsenquête. In opdracht van het VAPH ondervroeg het onderzoeksbureau significant Gfk vierhonderd mensen met een handicap, allen met een recente ervaring met het VAPH. Het onderzoek ging in essentie over het werk van de provinciale afdelingen, omdat die binnen het VAPH de toegangspoort vormen voor personen met een handicap. Daarnaast waren er vragen over het persoonlijke-assistentiebudget (PAB), de informatieverstrekking en de klachtenbehandeling. De algemene resultaten van deze enquête zien er zeer positief uit: * Imago: bijna 95 procent van de respondenten vindt dat het VAPH een goede indruk maakt qua klantvriendelijkheid, efficiëntie, deskundigheid e.d. Over de bekendheid van het VAPH in de samenleving is het oordeel iets minder positief. * Vertrouwen: meer dan 90 procent van de ondervraagden heeft vertrouwen in het VAPH, heeft het gevoel serieus te worden genomen en vertelt positieve dingen over het VAPH als iemand naar hun mening vraagt. * Algemene tevredenheid: 94 procent is tevreden over de dienstverlening van het VAPH en 44 procent zelfs zeer tot uiterst tevreden. Dat is een bijzonder goede score. * Tevredenheid over onderdelen van de dienstverlening: vooral over het contact met de provinciale afdeling en over de efficiëntie van de uitbetalingen is de overgrote meerderheid tevreden tot zeer tevreden. De aanvraagprocedure en de beslissingen scoren ook nog goed, maar met iets meer kritische geluiden. sommige mensen signaleren hier een gebrek aan duidelijkheid. * Niet alle mensen zijn vertrouwd met de communicatiecel van het VAPH, met de website of met het Handblad, maar als ze bekend zijn is de waardering groot, zowel voor de inhoud van de informatie als voor de verpakking. Maar er zijn ook nogal wat mensen die een behoefte aan meer informatie uitdrukken. Deze positieve scores betekenen voor de medewerkers van het VAPH een extra erkenning voor de kwaliteit van hun werk en de klantenservice, en zijn een aansporing om dat goede niveau aan te houden. Maar het VAPH wil ook lessen trekken uit het onderzoek: in 2008 zet het agentschap alvast nieuwe acties op touw rond de thema's bekendheid, duidelijkheid en informatie. Een andere methode om het beleid en de werking door te lichten is zelfevaluatie. sinds 2006 werkt het VAPH met het CAF-model (Common Assessment Framework), een evaluatieinstrument voor overheidsorganisaties, dat in alle EU-lidstaten wordt gepromoot en toegepast. Intern heeft een groep van directieleden en representatieve medewerkers aan deze zelfevaluatie deelgenomen. Elke deelnemer maakte een individuele inschatting en gaf scores aan het voortgangs- of kwaliteitsniveau bij de diverse criteria en subcriteria van het model. Op basis daarvan werd een rapport opgemaakt met gemiddelde scores en een grafische weergave van de eindresultaten. Begin 2007 was er een gezamenlijk evaluatiemoment waarbij een aantal prioritaire aandachtspunten werden vastgesteld. Een daarvan was hoe we de interne informatiedoorstroming sneller kunnen maken, verbeteren en verbreden, om zo meer transparantie te creëren in de organisatie. Daarover is in 2007 een voorstel uitgewerkt dat de directie goedkeurde. Een ander aandachtspunt was de doorlichting en het goede beheer van de interne processen. De directie besliste om hiervoor een nieuwe functie te creëren. Begin 2008 werd een vacature geopend voor een verantwoordelijke voor de organisatie- en procesbeheersing. In 2007 is een verbeterinitiatief op gang getrokken wat betreft de schriftelijke communicatie naar mensen met een handicap. Het VAPH verstuurt jaarlijks duizenden brieven en beslissingen. Sinds 2007 is er een nieuwe huisstijl, want het is belangrijk dat onze brieven er aantrekkelijk uitzien. Maar daarnaast wordt ook gewerkt aan de taal en de lay-out. Minder ambtenarentaal moet ervoor zorgen dat de mensen de inhoud van de brieven beter begrijpen. Het streefdoel is heldere en leesbare brieven over de gehele lijn. Als het nodig is om de juridische achtergrond van een beslissing mee te geven moet dat ook kunnen zonder dat de beslissing zelf onleesbaar wordt. Dit is een complexe en veelomvattende operatie, met niet alleen redactionele maar ook informaticatechnische en juridische implicaties. In 2007 zijn een aantal prototypes ontwikkeld, die we in 2008 zullen gebruiken. 5.2 Logistiek Patrimonium en aankoopbeleid In 2007 was de logistieke ondersteuning vooral gericht op het onderhoud van het patrimonium, het verbeteren van de werkomgeving en de ondersteuning bij verschillende beurzen waaraan het VAPH deelnam. Omdat het archief gestaag groeit, werd de centrale archivering van dossiers en documenten in de archiefruimte in Merchtem efficiënter ingericht. Op die manier kan de ruimte optimaal benut worden. In het gebouw van het hoofdbestuur kwamen nieuwe vloeren en werden de muren geschilderd. Hiermee werd de tweede fase van de renovatie gerealiseerd, zoals voorzien in het vierjarenproject. Er werd ook een nieuwe bestelwagen aangekocht waarmee de centrale aankopen vervoerd kunnen worden naar de provinciale afdelingen. Deze dienstwagen kan ook gebruikt worden voor het vervoer van meerdere personen naar beurzen of andere evenementen. In de provinciale afdeling Limburg werden de tegels van de sanitaire blokken vernieuwd. De frankeerkosten bleven ook in 2007 stijgen door bijkomende informatieverstrekking bij de bekendmaking van de naamswijziging van het VAPH. Ook de energiekosten verhoogden als gevolg van de drastische verhoging van de energieprijzen. Welzijn op het werk Het beleid had blijvende aandacht voor de algemene veiligheid, de ergonomie van de werkomgeving en de psychosociale belasting van de werknemers. Er werd gestart met de medische check-up voor senioren. Een twintigtal personeelsleden werden hiervoor opgeroepen. Er werd ook een risicoanalyse uitgevoerd volgens de sobane-methode. De besluiten hiervan zijn verwerkt in het meerjarenplan, dat de basis vormt voor de jaaractieplannen 'Preventie en bescherming op het werk'. Milieu Het beleid heeft meer en meer aandacht voor energiebesparende maatregelen en houdt steeds meer rekening met milieuaspecten bij aankopen voor het VAPH. Het energieverbruik wordt statistisch verwerkt en er kwam een energieboekhouding. Zoals ieder jaar nam het VAPH ook in 2007 deel aan de dikketruiendag. De verwarming werd 2 graden lager gezet. Verder wordt onderzocht op welke manier en voor welke producten het VAPH kan overschakelen naar duurzame (fairtrade) producten. 5.3 ICT Zorgregie Begin 2007 werd een eerste luik van de toepassing zorgregie in gebruik genomen, de onlineregistratie van de in- en uitstromen. Deze internettoepassing werd ontwikkeld aan de hand van een bestaande architectuur en vervangt de vorige halfjaarlijkse registratie op basis van Excel. In de loop van 2007 werd de basis gelegd voor de geïntegreerde databank en werd een functionele analyse gemaakt van de toepassing voor de luiken Centrale Registratie Zorgvragen (CRZ), openstaande plaatsen en bemiddeling. De ontwikkeling van de toepassing met bijhorende rapportering is voorzien in 2008 In de marge van deze webtoepassing worden, in het kader van het e-loket, alle verouderde lokale modules voor de registratie van koststaten, de registratie van het personeel en de registratie van de dagprijzen voor de voorzieningen en ambulante diensten, omgezet naar de nieuwe technologie. Deze toepassingen zullen in de loop van 2008 geleidelijk in productie worden gebracht, te beginnen met de module kostenstaten. Rapportering Met betrekking tot Feniks lag de klemtoon dit jaar vooral op het ontsluiten van gedetailleerde financiële gegevens via cubes en rapporten. Toch blijven er nog enkele grote domeinen uit te zuiveren, zoals de eenduidigheid van de beslissingen. Naast rapporten inzake materiële hulp werd ook begonnen met het in kaart brengen van de rapporteringnoden voor de zorgregie. Andere toepassingen op stapel Gezien de Vlaamse overheid e-government en het gebruik van authentieke bronnen steeds meer promoot, worden de nodige inspanningen geleverd om de dragende infrastructuur, in het bijzonder het netwerk, verder uit te bouwen, te versterken en te beveiligen. Dit jaar zal ook onderzocht worden hoe we bestaande papieren documenten kunnen opnemen in een integraal elektronisch dossier. Hiervoor werd een project ingediend om een performant documentbeheersysteem te kiezen. De volgende jaren zullen de meeste VAPH-toepassingen verhuizen naar webtoepassingen om aan de vereisten van e-government te kunnen voldoen. De nadruk zal hierbij liggen op de graad van flexibiliteit bij wijzigingen van de regelgeving en op het omgaan met digitale documenten. In 2008 gaan de ontwikkelingsinspanningen vooral uit naar de zorgregie. Deze toepassing zou dan in belangrijke mate afgewerkt moeten zijn. ---------------------------------------------------------------------- Hoofstuk 6 - VAPH financieel In 2007 werd nog veel tijd besteed aan de boekhoudkundige afwikkeling van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid (BBB). Daarnaast heeft de dienst boekhouding de eerste stappen gezet voor de aanpassingen van het boekhoudpakket en de betaalinterfaces in het kader van de opstart van Single Euro Payments Area. Tevens werd de betaalinterface Feniks uitgebreid met nieuwe betaalacties. Gezien de BBB-herschikkingen zijn de globale realisatiecijfers van 2006 en 2007 moeilijk vergelijkbaar. Voor sommige VAPH-materies op zich was er evenwel een significante stijging van de uitgaven in 2007. net als de voorgaande jaren werden er opnieuw extra budgetten voorzien voor het uitbreidingsbeleid in de zorgsector. In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) werd vanaf 1 april 2006 het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) opgestart ter vervanging van het Vlaams Fonds voor sociale Integratie van Personen met een Handicap (VFSIPH). Hiermee is het juridisch karakter van de instelling geëvolueerd van een Vlaamse openbare instelling (VOI) sui generis categorie B naar een intern verzelfstandigd agentschap (IVA) met rechtspersoonlijkheid. Krachtens artikel 35 van het oprichtingsdecreet van 7 mei 2004, wordt het VAPH behandeld als een instelling van openbaar nut van categorie A. De BBB-herschikkingen verliepen in twee fasen: vanaf 1 april 2006 werden de materies 'Opleiding en Tewerkstelling inclusief het luik investeringen en inspectie' overgeheveld naar het beleidsdomein Werk en sociale Economie (VDAB, VSAWSE...). Daarbuiten werden ook de inspectietaken voor zorg overgedragen aan het agentschap Inspectie binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. In een tweede fase werden vanaf 1 januari 2007 de investeringstoelagen voor de zorgvoorzieningen overgedragen naar het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). In afwachting van de invoegetreding van het Comptabiliteitsdecreet (goedgekeurd op 7 mei 2004) wordt het financieel beheer en de controle van de verzelfstandigde agentschappen (dus ook van het VAPH) gevoerd conform de richtlijnen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut van categorie A. Intussen blijft ook het 'Besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 1997 betreffende een geïntegreerde economische boekhouding en budgettaire rapportering voor de Vlaamse openbare instellingen' van kracht. Het VAPH voert reeds lang een bedrijfseconomische boekhouding naast een geïntegreerde budgettaire boekhouding met analytische componenten en een kostprijsanalytisch luik dat nog verder wordt uitgebouwd. Door het Comptabiliteitsdecreet en de nog te nemen uitvoeringsbesluiten zou op termijn meer de nadruk op de bedrijfseconomische boekhouding worden gelegd. 6.1 Werking van de dienst boekhouding Beter Bestuurlijk Beleid In de loop van 2007 heeft de dienst boekhouding zich beziggehouden met de verdere boekhoudkundige afwikkeling van de eerste fase in de BBB- herschikkingen, waarbij verschillende materies en bevoegdheden vanaf 1 april 2006 werden overgeheveld naar andere entiteiten. De geconsolideerde VFSIPH-afsluitbalans per 31 maart 2006 werd initieel op 27 juni 2006 voorgelegd aan de Raad van Bestuur op basis van de richtlijnen en op dat moment gekende gegevens. In 2007 werd de VFSIPH-afsluitbalans aangevuld conform de nieuwe ontwikkelingen die in de tweede jaarhelft van 2006 in het kader van BBB- herschikkingen bekend werden. Tevens werd de BBB-herverdeling verder uitgewerkt en de individuele afsluitingsbalansen per overnemende entiteit opgesteld en overgemaakt. De respectieve aangepaste documenten werden op 10 juli 2007 voorgelegd aan de uittredende Raad van Bestuur van het VFSIPH. Naar analogie zal de globale VAPH-afsluitrekening (inclusief het luik investeringen, vanaf 2007 overgedragen aan het VIPA) per 31 december 2006 begin 2008 vertaald worden in individuele afsluitrekeningen respectievelijk voor het 'VAPH-luik exclusief investeringen' en het 'VAPH-luik investeringen' en de bijhorende heropeningsbalansen. SEPA In 2007 heeft de boekhouding de eerste stappen gezet voor de aanpassingen van het boekhoudpakket PIA en de betaalinterfaces Feniks/Brutus in het kader van de opstart van single Euro Payments Area (SEPA). SEPA beoogt de creatie van één grote, uniforme Europese betaalmarkt voor overschrijvingen, domiciliëringen, betaalkaarten... Uiteindelijk is voor de Vlaamse gemeenschap de SEPA-opstart voorzien ten laatste op 1 januari 2009. Concreet dienen alle bankrekeningnummers van de derden binnen PIA, uitgebreid te worden met een International Bank Account Number (IBAN) en Bank Identifier Code (BIC)-code. Na de afsluiting van het boekjaar 2007 zal de SEPA-versie van PIA uitvoerig getest worden (linken tussen PIA en Feniks/Brutus, bankbestanden, betalingsbestanden, de elektronische doorsturing van betalingen naar de bank via ISABEL...). Ook het Coda-systeem (voor het automatisch inboeken van bankuittreksels via voorgeprogrammeerde boekingen) zal worden angepast aan de SEPA-vereisten. Het VAPH verwacht in principe geen problemen met de overgang naar SEPA. Betaalinterfaces De betaalinterface Feniks werd voor het luik 'Individu Gerichte Prestaties' in de loop van 2007 verder aangevuld met de automatische sturing van de vastleggingen voor 'IMB-Budget'. Sedert augustus 2007 worden deze vastleggingen wekelijks door het Feniks-systeem opgehaald, in boekingsbestanden gegoten en automatisch verstuurd naar de boekhouding voor inboeking. Door het automatisch ophalen en sturen van deze gegevens worden fouten vermeden en kan het boeken van de vastleggingen vlotter verlopen, waardoor men ook over meer accurate cijfers beschikt. Tijdens het laatste kwartaal van 2007 werden in het kader van nieuwe of gewijzigde regelgeving, enkele nieuwe betaalacties toegevoegd of aangepast in het Feniks luik 'Individu Gerichte Prestaties' (aanpassingen voor o.a. de basisfinanciering van de budgethoudersverenigingen, voor de zorgconsulenten, verhogingen voor PAB-inschalingen en multidisciplinair verslagen in het kader van 'Zorg'...). Eind 2007 werd in de 'Voorschotten en Afrekeningen-module' (V&A- module) het deel 'Voorschotten' voor de Ambulante sector geparametreerd en getest, zodat begin 2008 de voorschotten voor deze sector voor het eerst ook via deze module konden aangemaakt worden. Begin 2008 zal de V&A-module voor de Ambulante sector verder uitgebreid worden met het luik 'compensaties' en 'afrekeningen'. Ook in 2008 zullen nog heel wat bestaande betaalacties die momenteel nog aan de verouderde interface 'Julius' hangen, overgezet moeten worden naar de recente Feniks/Brutus interface. Dit is o.a. ook nodig wegens de opstart van SEPA waaraan enkel Feniks wordt aangepast. 6.2 Begroting Een begroting is een jaarlijkse schatting van de ontvangsten en uitgaven voor het volgende jaar. In de bijhorende beleidsbrief geeft de bevoegde minister een overzicht van het beleid dat hij of zij tijdens het volgende begrotingsjaar wil voeren. Algemeen De begroting van het VAPH wordt in de vorm van twee tabellen ter goedkeuring aan het Vlaams Parlement voorgelegd. Ze moet kaderen in de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap: de schatting van de ontvangsten van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest voor het volgende jaar. Daarnaast wordt ze samen met alle andere ontwerpen ingediend in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, waarin de geschatte uitgaven van het volgende jaar opgenomen zijn. De begroting van het VAPH maakt er deel uit van de administratieve begroting. Door een begroting in te dienen, krijgt het VAPH de goedkeuring om bepaalde uitgaven te verrichten binnen de marge die voor elk begrotingsartikel is voorzien. Het VAPH kent vier grote categorieën: * de statutaire (of beleids)opdrachten; * de personeelsuitgaven; * de werkingsuitgaven; * de eigen investeringen. Daartegenover staan de eigen ontvangsten van het VAPH en de dotaties die het van de Vlaamse Regering uit de algemene uitgavenbegroting doorgestort krijgt. Binnen een dienstjaar kunnen op welbepaalde momenten aanpassingen gebeuren aan de voordien ingediende cijfers: bij de begrotingscontrole(s) en op het moment van begrotingsherzieningen. Telkens kan het VAPH dan de inkomsten herberekenen of nieuwe uitgaven plannen maar het is ook het geëigende moment om de wijzigingen uit te voeren die opgelegd worden door de voogdijminister. Als hierdoor de dotaties wijzigen, moet de Vlaamse Regering daar voorafgaandelijk akkoord mee gaan. De begroting bestaat voorts uit twee belangrijke onderdelen: de middelen voor constant beleid en nieuwe beleidskredieten. In het constant beleid worden alle reglementeringen uitgevoerd en becijferd die door een decreet of een besluit van de Vlaamse Regering worden opgelegd. Voor het nieuw beleid worden bijkomende middelen ingeschreven. Die omvatten de accenten die de voogdijminister in een bepaald jaar wenst gerealiseerd te zien. Onderverdeling Sinds 1993 is de begroting van het VAPH ongeveer verdubbeld: van omgerekend ongeveer 518 miljoen euro naar 1.008 miljoen euro voor de ontwerpbegroting 2007. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de operatie Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) waardoor aan het VAPH 244,42 miljoen euro aan kredieten zijn onttrokken ten voordele van andere entiteiten. De reële groei, de aangroei zonder de inflatieaanpassingen dus, bedroeg over deze periode bijna 10 procent per jaar (exclusief de BBB-verdeling). In totaal heeft het VAPH 2,61 procent van zijn budget begroot voor apparaatskredieten: werkingsmiddelen, personeelsomkadering en eigen investeringen. Dit is een status quo tegenover het vorige dienstjaar wanneer geen rekening wordt gehouden met de BBB-verdeling. De rest van het budget gaat naar statutaire uitgaven. Voor de inschrijvingsprocedure en aanverwante uitgaven wordt 5,9 miljoen euro voorbehouden. Het overgrote deel van de subsidiëring, 818,4 miljoen euro, gaat naar de residentiële zorgvoorzieningen. Het budget voor de ambulante voorzieningen bedraagt 59,6 miljoen euro. De sector tewerkstelling is overgeheveld naar de onderscheiden entiteiten VDAB en subsidieagentschap Werk en sociale Economie en is dus niet meer vertegenwoordigd in de begroting van het VAPH; qua opleiding rest er momenteel enkel de schoolopleiding. Op individueel vlak komen daarna de Individuele Materiële Bijstand en de PAB- subsidies, goed voor een totaal van 75,2 miljoen euro. De rest van de subsidiëring wordt verdeeld over de revalidatiecentra en diverse semigereglementeerde toelagen, waaronder de centrale registratie van zorgvragen, de projecten gezinsondersteuning en vrijetijdszorg. Tegenover de uitgaven staan de eigen ontvangsten van het VAPH, die voor het merendeel bestaan uit terugvorderingen op gedane uitgavenpatronen. Vanaf dit jaar worden ze stilaan aangevuld met de ontvangsten uit de wettelijke subrogatieregeling (momenteel nog een vrij summier effect), waardoor een deel van de kostprijs kan worden teruggevorderd van verantwoordelijke derde personen. Die eigen ontvangsten worden aangevuld met de verschillende dotaties uit de Vlaamse Gemeenschap. Bij de begrotingscontrole werd de toekenning van de winstdeelname van de Nationale Loterij bij de dotaties ingeschreven. Het betreft een gelijk bedrag dan voorzien in 2006. Het begrotingsjaar 2006 kende ook de start van een nieuw Vlaams Interprofessioneel Akkoord, het derde in rij, waarvoor in het begrotingsdienstjaar 2007 de nodige aanvullende dotaties werden voorzien, namelijk 3,84 miljoen euro. Nog meer dan in 2006 werd het VAPH in 2007 geconfronteerd met een periodieke monitoring van inkomsten en uitgaven in het licht van het globaal te bereiken overschot waartoe de Vlaamse Regering zich had geëngageerd. Hiervoor werd door het Agentschap Centrale Accounting een Financial Consolidation Hub (FCH) ingesteld waar op gestelde momenten alle relevante gegevens inzake begroting en boekhouding moeten worden gerapporteerd. Beter Bestuurlijk Beleid In het begrotingsdienstjaar 2007 is nog een klein gedeelte van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid uitgevoerd, met name de overdracht van 4 personeelsleden naar het nieuw opgericht VIPA-agentschap. 6.3 Nieuw beleid en extra begrotingsmiddelen Uitbreidingsbeleid De laatste jaren ging het meeste geld voor het nieuwe beleid voornamelijk naar het uitbreidingsbeleid in de zorgsector. Na 2006 werd ook in 2007 eenzelfde inspanning voorzien. Bovenop de extra budgetten van 2006 is bijkomend 22,5 miljoen euro op jaarbasis uitgetrokken. Ongeveer 17 miljoen euro (of 75 procent) daarvan gaat naar de residentiële en ambulante sector en 5,6 miljoen euro naar 220 extra PAB-budgetten. Aangezien de extra plaatsen niet onmiddellijk worden gerealiseerd, wordt het uitgetrokken geld ook niet onmiddellijk effectief uitbetaald. In 2006 was dat ook niet het geval. In de begroting van 2007 is daarom het resterend batig saldo terug te vinden van de begrotingsuitvoering 2006 (na overdracht van belaste sommen naar het dienstjaar 2007), samen met een eerste schijf van de 22,5 miljoen euro nieuw beleid: 7,5 miljoen euro voor een opstap van vier maanden met ingang van 1 september 2007. Inhaalbeweging uitbetalingen In de residentiële sector was het begrotingsdienstjaar 2007 er opnieuw een van consolidatie en ook continuïteit. Met de gevraagde begrotingskredieten werden de maandelijkse wettelijke voorschotten uitbetaald en konden ook de afspraken met de sector van maart 2004 volledig worden uitgevoerd. Zo werden de afgewerkte dagprijsdossiers 2004 volledig financieel verwerkt, samen met 89 procent van de dagprijsdossiers 2005. Deze versnelling tegenover het begrotingsdienstjaar 2006 was mogelijk door de injectie van 8,9 miljoen euro aanvullende kredieten. Het VAPH ijvert er verder voor om deze termijnen nog verder in te korten, maar is daarvoor afhankelijk van de begrotingsinstanties die dan meer financiële middelen moeten vrijmaken. Deze trend zal in het volgend dienstjaar een verlengstuk krijgen, want nu reeds zijn de nodige kredieten hiervoor gereserveerd: het zal mogelijk zijn om in 2008 reeds 15 procent van de dagprijzendossiers 2007 op deze wijze financieel af te handelen. Tabel 6.1 De begroting-2007 van het VAPH [niet opgenomen] 6.4 Uitvoering van de begroting 6.4.1 Ontvangsten Begrote en gerealiseerde ontvangsten Eind 2007 bedroeg het totaal van de geboekte ontvangsten van het VAPH 1.016,585 miljoen euro. In het aanpassingsblad tot de begroting 2007 werden de begrote ontvangsten (1.016,508 miljoen euro) voor 100,01 procent gerealiseerd. De meerontvangsten betreffen vooral het persoonlijke-assistentiebudget (+1,988 miljoen euro). Anderzijds werden op sommige posten ook minderontvangsten geboekt, met name voor de residentiële (-2,127 miljoen euro) en ambulante sector (-0,265 miljoen euro). Tabel 6.2 Overzicht van de geraamde en gerealiseerde ontvangsten in 2007 [niet opgenomen] Tabel 6.2 geeft een overzicht van de geraamde en gerealiseerde ontvangsten. Elk van de vermelde begrotingsposten bespreken we hierna afzonderlijk. Werkingstoelagen van de Vlaamse gemeenschap In 2007 heeft het VAPH 980,308 miljoen euro dotaties ontvangen van de Vlaamse Gemeenschap, waaronder 9,468 miljoen euro in het kader van het Vlaams social Profit Akkoord (VIA-werkdruk en anomalieën). Verder werd uit de winstverdeling van de Nationale Loterij een subsidie van 6,051 miljoen euro ontvangen. Als gevolg van het Lambermontakkoord gaan de subsidies van de Nationale Loterij sinds 2002 via de Vlaamse overheid naar de instellingen uit de sociale en culturele sector. De toelagen van de Vlaamse Gemeenschap maken samen 96,4 procent uit van het totaal van de ontvangsten en vormen daarmee de voornaamste inkomstenbron van het VAPH. Andere inkomensoverdrachten van de Vlaamse overheid Inzake tussenkomsten loonsubsidies werd 2,138 miljoen euro in ontvangsten geboekt, waarvan 1,805 miljoen euro voor het personeel met een Gesco-statuut in de voorzieningen, die door de dienst Zorg van het VAPH worden gesubsidieerd. Verder werd 0,302 miljoen euro ontvangen als loonsubsidie voor het eigen personeel (0,244 miljoen euro voor 'startbaners' en 0,058 miljoen euro voor gesco's). Opbrengsten uit beleggingen In 2007 werden 1,359 miljoen euro opbrengsten uit beleggingen toegewezen door het Centraal Financieringsorgaan van de Vlaamse Gemeenschap (CFO). Het betreft de interesten voor 2006 die traditioneel pas in het derde kwartaal van het daaropvolgende jaar officieel worden bekendgemaakt en geboekt. Diverse ontvangsten Globaal werd 23,159 miljoen euro aan ontvangsten geboekt op diverse begrotingsposten. Dat is 2,3 procent van het totaal van de ontvangsten. Het betreft hoofdzakelijk terugvorderingen van statutaire uitgaven (22,795 miljoen euro), waaronder: * 17,201 miljoen euro voor de residentiële sector op grond van herberekeningen van voor schotten 2006 en 2007 (3,182 miljoen euro) als gevolg van de bepaling van een definitieve dagprijs en daaruit voortvloeiende 'negatieve afrekeningen' (5,724 miljoen euro); voor de RSZ-recuperaties werd, in toepassing van de reglementering loonrecyclage, een bedrag van 8,215 miljoen euro gerealiseerd; * 4,065 miljoen euro voor sociale Omkadering, grotendeels ingevolge negatieve afrekeningen van in 2005 uitgekeerde PAB-voorschotten (3,956 miljoen euro), die voortvloeien uit lagere of onvoldoende ingebrachte onkostenstaten in verhouding tot het te verantwoorden PAB-budget dat werd toegekend; inzake regularisaties van uitgekeerde bijdragen in het kader van de IMB-reglementering werd 0,110 miljoen euro teruggevorderd; * 0,536 miljoen euro voor de ambulante sector, op grond van vooral negatieve afrekeningen van voorschotten toegekend in 2006 en voorgaande jaren. Overgedragen saldi voorgaande jaren Het eind 2006 overgedragen budgettair overschot van 10,831 miljoen euro werd voor ongeveer 8,7 miljoen euro verrekend op de dotatie in de begroting 2007. Het bedrag van 10,831 miljoen euro bestaat uit: * 6,495 miljoen euro komende van het luik investeringen (cf. BBB- herschikkingen) en verrekend op de dotatie in de begroting 2007 van het VAPH; * 4,336 miljoen euro of het aandeel van het VAPH-luik exclusief investeringen, behoudens de belaste saldi ook verrekend op de dotatie in de begroting 2007. Wegens de vermelde verrekening op de dotatie 2007, werd het budgettair saldo voor het luik investeringen (6,495 miljoen euro) in de rekeningen van het VAPH ingebracht. Het in te brengen bedrag vanuit de 'reserve voor aankopen gebouwen' beperkt zich normaliter tot de opname/beweging binnen de afgesloten periode. In het jaar 2007 bedraagt de globale opname uit de reserves 0,150 miljoen euro. Vergelijking met de ontvangsten in 2006 Tabel 6.3 geeft een overzicht van de verschillen tussen 2006 en 2007 voor elk van de bovengenoemde posten. Globaal daalden de ontvangsten in 2007 met 33,991 miljoen euro in vergelijking met 2006 (het VFSIPH en VAPH samen bekeken). De globale ontvangsten (en uitgaven) zijn evenwel moeilijk vergelijkbaar, gezien de cijfers voor 2006 ook de realisaties bevatten voor de op 1 april 2006 overgedragen BBB-materies (Beschutte Tewerkstelling, CAO26/VIP, CBO's, CGVB's...). Louter de statutaire materies bekeken, evolueerden de ontvangsten in 2007 als volgt: * een significante stijging met 1,565 miljoen euro van de terugvorderingen inzake PAB-dossiers; * een daling met 0,877 miljoen euro van de terugvorderingen in de residentiële sector. Tabel 6.3 Vergelijking van de inkomsten in 2006 en 2007 [niet opgenomen] 6.4.2 Uitgaven Begrote en gerealiseerde uitgaven In 2007 werd een bedrag van 1.006,613 miljoen euro gerealiseerd of 99,03 procent van de uitgaven geraamd op 1.016,508 miljoen euro in de VAPH-begroting, wat neerkomt op een nietrealisatie van ongeveer 9,894 miljoen euro. Binnen de residentiële en de ambulante sector werd het geraamde krediet (respectievelijk 835,807 miljoen euro en 65,826 miljoen euro) nagenoeg volledig uitgegeven. De minderuitgaven op de statutaire uitgavenposten bedragen 4,612 miljoen euro. Ze betreffen vooral: * -1,870 miljoen euro op Individuele Materiële Bijstand (IMB), zelfs na een herallocatie van globaal 4,303 miljoen euro niet-benutte IMB- kredieten; * -1,815 miljoen euro op het persoonlijke-assistentiebudget (PAB), vooral door de geleidelijke opstart van het Nieuw Beleid (een deel van nieuwe PAB-budgetten startte pas begin 2008 effectief op); tevens werd de gevraagde kredietherschikking van 1,0 miljoen euro naar de residentiële sector niet toegestaan. Daarnaast situeren de minderuitgaven zich op de functionele uitgavenposten: * -1,298 miljoen euro op personeelskosten, vooral ingevolge de onvolledige invulling van het personeelskader in 2007 (overeenkomstig een 'oude' begrotingsrichtlijn werden de wedden en de regularisaties van december 2007 alleen bedrijfseconomisch verwerkt voor een bedrag van ongeveer 1,7 miljoen euro); * 0,904 miljoen euro op werkingsuitgaven, onder meer als gevolg van nog niet geleverde of gefactureerde bestellingen van goederen en diensten, facturen met geschillen en/of uitgestelde engagementen (hiervan werd 0,110 miljoen euro bedrijfseconomisch lastens het resultaat van 2007 verwerkt). Voorts werden ook op de volgende posten minderuitgaven genoteerd: * -1,979 miljoen euro op aanvullende investeringstoelagen komende uit de winsten van de Nationale Loterij (dit bedrag zal als belast saldo worden heringeschreven in de begroting 2008). De investeringstoelagen voor de Zorgvoorzieningen werden op 1 januari 2007 overgedragen aan het Vlaams Infrastructuurfonds (VIPA). De subsidies komende uit de winsten van de Nationale Loterij worden voortaan 'aanvullende investeringstoelagen' genoemd conform het programmadecreet 2008 en blijven verder uitgekeerd door het VAPH; * -0,721 miljoen euro op aankoop en uitrusting van de eigen gebouwen. Tabel 6.4 geeft een beknopt overzicht van de begrote en gerealiseerde uitgaven. De zogenaamde statutaire uitgaven bedragen 97,6 procent van de totale gerealiseerde uitgaven in 2007. De begrotingsuitvoering toont voor de statutaire uitgaven een realisatiegraad van 99,33 procent (982,750 miljoen euro gerealiseerd van het krediet geraamd op 989,337 miljoen euro). De realisaties voor de residentiële sector vertegenwoordigen met 85 procent het gros van het statutaire uitgavenpakket. Slechts 2,4 procent van de totale uitgaven werd aan werking gespendeerd: het betreft de functionele uitgaven (inclusief de personeelskosten) van het VAPH zelf. Voor de functionele uitgaven werd globaal slechts 87,8 procent (23,863 miljoen euro) gerealiseerd van de uitgaven geraamd op 27,170 miljoen euro. Tabel 6.4 Overzicht van de geraamde en gerealiseerde uitgaven in 2007 [niet opgenomen] Vergelijking met de uitgaven in 2006 Tabel 6.5 geeft, opgesplitst naar statutaire of functionele aard, de vergelijking weer van de uitgaven in 2006 en 2007. De globale uitgaven van 2006 en 2007 zijn moeilijk vergelijkbaar, gezien de BBB-herschikkingen op 1 april 2006. De totale uitgaven daalden met 33,132 miljoen euro vergeleken met de realisaties 2006 (1.039,746 miljoen euro) onder invloed van de materies die werden overgedragen aan andere entiteiten (VDAB, VSAWSE, VIPA) in het kader van de BBB-herschikkingen. De uitgaven voor de volgende VAPH-materies zijn evenwel significant gestegen in 2007: * de residentiële sector: +38,903 miljoen euro; * de ambulante sector: +8,190 miljoen euro; * het persoonlijke-assistentiebudget: +7,232 miljoen euro. Voor Individuele Materiële Bijstand wordt daarentegen een daling van de uitgaven vastgesteld met -2,538 miljoen euro. Tabel 6.5 Vergelijking van de uitgaven in 2006 en 2007 [niet opgenomen] 6.4.3 Resultaat Eind december werd een positief budgettair resultaat van 9,972 miljoen euro genoteerd, namelijk het verschil tussen de globale budgettaire ontvangsten (1.016,585 miljoen euro - cf. tabel 6.2) enerzijds en de budgettaire uitgaven (1.006,613 miljoen euro - cf. tabel 6.4) anderzijds. Abstractie gemaakt van de overgedragen begrotingsmiddelen voor het luik investeringen per 31 december 2006 (6,495 miljoen euro, verrekend op de dotatie in de begroting 2007), bedraagt het eind 2007 overgedragen budgettair saldo slechts 3,477 miljoen euro. Na verrekening van het resterend overgedragen budgettair bedrag van 4,336 miljoen (per 31 december 2006 vastgesteld voor het VAPH op zich) geeft dit een negatief budgettair resultaat van -0,859 miljoen euro. Het economisch resultaat (boni) voor de verrichtingen 2007 bedraagt +3,359 miljoen euro. Dit is na inbreng van de financiële middelen vastgesteld in de VFSIPH-afsluitbalans per 31 maart 2006 (11,333 miljoen euro). Zonder deze middelen komt het werkelijke economische resultaat (mali) voor de verrichtingen 2007 uit op -7,974 miljoen euro. Het resultaat op de verrichtingen 2007 wordt beïnvloed door de 'bewegingen op de provisies', namelijk de op 31 december 2007 ingeboekte provisies, de uitboekingen van de 'toe te rekenen lasten/opbrengsten vastgesteld op 31 december 2006' die in het voorbije jaar niet meer in het economische resultaat mogen worden verrekend, en de traditionele bewegingen met betrekking tot het vastliggend patrimonium. Inderdaad, tegenover het budgettair beschikbaar saldo van +9,972 miljoen euro moeten echter de hangende verplichtingen op 31 december 2007 geplaatst worden. De toegekende vastleggingen/verplichtingen voor IMB-bijstandskorven en de dubieuze debiteuren niet inbegrepen, werden de hangende verplichtingen (genet lasten versus opbrengsten) netto geraamd op 74,296 miljoen euro. Een groot gedeelte van deze hangende verplichtingen zal in het bijblad 2008 worden ingebracht. Deze stukken konden om praktische redenen budgettair niet meer in de begroting 2007 worden verwerkt, maar werden wel bedrijfseconomisch in de jaarrekening 2007 opgenomen. (Vanaf 2004 worden de hangende verplichtingen en uitstaande verbintenissen voor de residentiële sector net als voor de andere materies volledig in provisies geboekt, voor zover ze 'vrij zeker' zijn en 'ongeacht reeds ontvangen'.) Na overdracht van het negatief economisch resultaat op 1 januari 2007 of -66,783 miljoen euro (inclusief 6,915 miljoen euro komende van het luik investeringen), bedraagt eind 2007 het gecumuleerd negatief economisch resultaat of verlies -63,326 miljoen euro, en wordt het boekjaar 2007 voor het VAPH afgesloten met een negatief patrimonium van -55,929 miljoen euro. De tegenwaarde van de vastliggende waarden bedraagt hierbij 6,681 miljoen euro. Vanwege het negatief patrimonium moet het VAPH op korte termijn op zijn hoede blijven voor cashflowproblemen. In de mate dat het VAPH de dotaties ter beschikking krijgt op het ogenblik dat de verplichtingen moeten worden nagekomen, stelt zich geen probleem. 6.5 Thesaurie De bankrekeningen van de Vlaamse openbare instellingen worden sinds 1993 centraal beheerd door het Centraal Financieringsorgaan (CFO). Ter uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 24 juli 1998 werd de centrale kassiersfunctie voor de Vlaamse openbare instellingen vanaf 1 januari 1999 toegewezen aan de KBC. Zoals alle Vlaamse openbare instellingen houdt het VAPH dus sedert 1 januari 1999 alle financiële rekeningen bij de KBC. Eind december 2006 moet het Centraal Financieringsorgaan (CFO) nog diverse toelagen doorstorten aan het VAPH, onder andere 79,709 miljoen euro saldo werkingsdotatie. De financiële rekeningen van het VAPH vertonen per 31 december 2007 dan ook een negatief saldo van -66,157 miljoen euro. Na inbreng van de VFSIPH-middelen (11,333 miljoen euro) en rekening houdend met de nog te storten dotaties en met de financiële afloop 2007 (crediteuren, debiteuren), zou er op 31 december 2007 uiteindelijk 10,561 miljoen euro op de financiële rekeningen staan (na aftrek van de dubieuze debiteuren). Hierna volgen nog enkele bijkomende tabellen betreffende de statutaire uitgaven van het VAPH: Tabel 6.6 Evolutie inzake kosten voor onderzoeken (boekjaar 2006/2007) [niet opgenomen] Tabel 6.7 Details van de uitgaven inzake schoolopleidingen - boekjaar 2007 [niet opgenomen] Tabel 6.8 Samenvatting van het bedrag der tegemoetkomingen inzake sociale hulp, voorzien in de beslissing behoudende vaststelling van het integratieproces boekjaar 2007 [niet opgenomen] Tabel 6.9 Detail van de uitgaven inzake de sector 'zorg' - boekjaar 2007 [niet opgenomen] Tabel 6.10 Toelagen - uitbetaalde toelagen - alle instellingen samen - evolutie 2005-2007 [niet opgenomen] Tabel 6.11 Overzicht van de statutaire uitgaven - vergelijking 2006-2007 [niet opgenomen] Tabel 6.12 overzicht inzake de tegemoetkomingen aan personen met een handicap instellingen en bedrijven, per voorziening (in euro) voor 2007 [niet opgenomen] Tabel 6.13 Statutaire uitgaven 2007 [niet opgenomen] ---------------------------------------------------------------------- Hoofstuk 7 - Bestuur Het VAPH staat voor grote uitdagingen. Om hieraan beter te kunnen beantwoorden, heeft het agentschap in 2007 een verregaande interne structuurwijziging ondergaan. Deze operatie is nog niet afgerond, maar resulteerde alvast in nieuwe afdelingen en een nieuw organogram. Voorts werd in 2007 de beheersovereenkomst voor het VAPH gefinaliseerd en waren er inspanningen om deze beheersovereenkomst te verankeren op de werkvloer. 2007 was bovendien het eerste jaar waarin het concept van een jaarlijks ondernemingsplan werd toegepast binnen het VAPH, en er een uitgebreidere managementrapportering plaatsvond. 7.1 Interne organisatiebeheersing en interne controle Beheersovereenkomst Omdat de bijdrage van een agentschap in de beleidsvoorbereiding, de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie van wezenlijk belang is, wordt tussen elk agentschap in de Vlaamse overheid en de voor dat agentschap functioneel bevoegde minister een beheersovereenkomst afgesloten, die de 'binding' waarborgt tussen enerzijds het door de Vlaamse Regering gewenste beleid en anderzijds de werking van het agentschap. De beheersovereenkomst voor het VAPH werd in 2007 gefinaliseerd in samenspraak tussen de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, de leden van het Raadgevend Comité van het VAPH en de leiding van het VAPH. Daarna besliste de Vlaamse Regering dat de beheersovereenkomst voor het VAPH in werking zou treden op 1 januari 2008. Opdat deze beheersovereenkomst een reëel aansturingsinstrument voor het VAPH zou zijn, diende de beheersovereenkomst in de organisatie, op de werkvloer, te worden verankerd. In die optiek werd in december 2007 een tweedaags seminarie georganiseerd voor een 35-tal VAPH-medewerkers, waaronder zowel leidinggevend personeel als heel wat personeelsleden zonder leidinggevende bevoegdheid, maar met een sleutelrol op de werkvloer. Het doel van dit seminarie was drieledig: * De engagementen in de beheersovereenkomst vertalen in concrete acties in het ondernemingsplan 2008, in relatie tot de accenten die de minister legde in zijn beleidsbrief 2008, en met aanduiding binnen welke termijn welke output dient gerealiseerd te worden en door wie. * Aftoetsen of alle engagementen en acties wel degelijk goed vertaald werden in de procesbeschrijvingen die voor alle werkprocessen binnen het VAPH eveneens werden opgesteld in de loop van 2007. * Het nader uitwerken van de in de beheersovereenkomst opgenomen doelstellingenparameters en monitoringindicatoren, vertaald naar metingen op de werkvloer en naar verantwoordelijken voor het aanleveren van cijfergegevens en rapportering. De integratie van doelstellingen, projecten, engagementen, acties, actieverantwoordelijken, meetfactoren en een concrete timing in het ondernemingsplan maakt het mogelijk de persoonlijke doelstellingen van alle medewerkers hieruit af te leiden. Op die manier zijn de plannings- en evaluatiegesprekken met de medewerkers ook eenduidig gelinkt aan het ondernemingsplan. In 2007 werd een 'sjabloon' voor het ondernemingsplan voorgesteld door de departementen Bestuurszaken en Financiën en Begroting. Binnen het grotere netwerk 'beheersovereenkomsten' binnen de Vlaamse overheid werd een ad-hocwerkgroep opgericht om dit sjabloon eerst uit te testen alvorens het veralgemeend wordt opgelegd voor de begrotingsopmaak, waardoor het ondernemingsplan tevens kan fungeren als memorie van toelichting op de begroting. Het VAPH maakt niet alleen deel uit van deze werkgroep, maar trekt ze ook, samen met de departementen Bestuurszaken en Financiën en Begroting. Het zal nog moeten blijken of het sjabloon voor het ondernemingsplan gebruikt kan worden voor de begrotingsopmaak 2009. Doordat de doelstellingen, engagementen en acties zoals opgenomen in het ondernemingsplan ook in relatie werden gebracht met de bedrijfsprocessen en hieraan de benodigde personeelsinzet werd gekoppeld, zal het personeelsplan dat in 2008 tot stand zal komen bijgevolg ook eenduidig gerelateerd zijn aan het ondernemingsplan en de beheersovereenkomst. Interne controle Een van de criteria opdat Beter Bestuurlijk Beleid in werking kon treden, is de aanwezigheid van interne controle en interne organisatiebeheersing in de nieuwe agentschappen, waaronder ook het VAPH. De interne controle met betrekking tot de subsidiëring van personen met een handicap en door het VAPH erkende voorzieningen, was reeds grotendeels geïmplementeerd in het Vlaams Fonds, de rechtsvoorganger van het VAPH. Maar de bestaande documenten die het systeem van interne controle beschrijven en die van toepassing waren op het Vlaams Fonds moeten worden geactualiseerd. Voorts moeten de documenten uitgebreid worden naar andere domeinen van interne controle in plaats van alleen het financiële domein. De Vlaamse Regering besliste dat elk agentschap, dus ook het VAPH, uiterlijk tegen eind 2008 een stappenplan moet uitwerken inzake interne controle en organisatiebeheersing. Dit stappenplan moet alle acties bevatten om de maturiteit van de organisatie op 'niveau 3' te brengen, voor zover dit niveau nog niet bereikt werd. Niveau 3 betekent 'gedefinieerd': de beheersmaatregelen zijn aanwezig, ze zijn gestandaardiseerd, gedocumenteerd, gecommuniceerd en ze worden toegepast. Eind 2010 moet elk agentschap dit maturiteitsniveau bereikt hebben. Het VAPH zal in dit stappenplan ook acties opnemen om voor domeinen waarvoor het reeds niveau 3 had bereikt een mogelijk nog hoger maturiteitsniveau te bereiken. 7.2 Organisatieontwikkeling 7.2.1 Ondernemingsplan Krachtens artikel 9 §1,4° van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid, dient het VAPH, zoals elk intern verzelfstandigd agentschap, een jaarlijks ondernemingsplan op te maken met het oog op informatieverstrekking aan de Vlaamse Regering. Het ondernemingsplan concretiseert de strategische beleidsobjectieven en de operationele doelstellingen van de beheersovereenkomst met het oog op de kwaliteitsvolle uitvoering van de daarin vastgelegde opdrachten en afgesproken prestaties. In het ondernemingsplan worden dus niet enkel de 'recurrente' (constante) opdrachten geconcretiseerd, maar ook de nieuwe beleidsprioriteiten. De nadere modaliteiten van het ondernemingsplan werden uitgewerkt in een 'Handleiding bij de opmaak en de opvolging van een beheersovereenkomst' als bijlage bij de vastlegging door de Vlaamse Regering op 1 september 2006 van de generieke elementen in de beheersovereenkomsten. Een ondernemingsplan bestaat hoofdzakelijk uit een jaaractieplan, een personeelsbehoeftenplan en een financieel plan, die respectievelijk beantwoorden aan verschillende functionaliteiten van het document: a) Het luik 'jaaractieplan' moet vooreerst beschouwd worden als een plannings- en opvolgingsinstrument in het kader van de beheerscyclus. Op basis van een synthese van het ondernemingsplan levert het VAPH een bijdrage aan de jaarlijkse beleidsbrief van de minister. Eenmaal de minister zijn beleidsprioriteiten in de beleidsbrief heeft vastgelegd, worden deze in het ondernemingsplan vertaald in concrete acties. samen met acties ingevolge de recurrente opdrachten vormt het ondernemingsplan de leidraad voor de activiteiten die het agentschap dient uit te voeren. De halfjaarlijkse voortgangsrapportering van het ondernemingsplan vormt een inbreng voor de beleidsevaluatie, en kan de aanleiding vormen voor de bijsturing van zowel het ondernemingsplan als de beheersovereenkomst. Het ondernemingsplan vormt tevens een basis voor de plannings- en evaluatiecyclus. Zowel voor de leidend ambtenaren als voor de andere medewerkers van het VAPH wordt het extract uit het ondernemingsplan dat op hen van toepassing is, overgenomen in het planningsdocument van betrokkene en worden zij daarop geëvalueerd eenmaal het werkingsjaar voorbij is. 2007 was het eerste jaar waarin bovenstaand concept werd toegepast binnen het VAPH. b) Met het luik 'financieel plan' dient het ondernemingsplan tevens een inschatting te bevatten van de budgettaire impact van de uitvoering van de beheersovereenkomst en levert het als dusdanig een bijdrage aan de begrotingscyclus. In ontwerpvorm behelst het een input voor de begrotingsbesprekingen. Na het bekomen van het begrotingsakkoord en na mededeling aan de Vlaamse Regering en definitieve goedkeuring van de begroting door het Vlaams parlement, kan het definitief ondernemingsplan worden ondertekend door beide partijen (het hoofd van het agentschap en de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin). c) Het ondernemingsplan heeft ten slotte een functionaliteit in het kader van de personeels- en organisatiecyclus (P&O). Er dient een personeelsbehoeftenplan te worden opgemaakt houdende de relatie tussen personeelsinzet en organisatiedoelstellingen, teneinde aan te tonen dat de engagementen van het agentschap kunnen worden gerealiseerd met het personeelseffectief. 7.2.2 Managementrapportering De beheersovereenkomst bevat twee addenda waarin respectievelijk doelstellingenparameters en monitoringindicatoren zijn opgenomen. Doelstellingenparameters vormen de operationalisering in kwantitatieve doelstellingen van engagementen die in de beheersovereenkomst zijn opgenomen. Voor deze doelstellingenparameters wordt een te behalen norm afgesproken tussen het agentschap en de regering. De behaalde prestaties worden geëvalueerd. Monitoringindicatoren zijn indicatoren die door het agentschap worden gemeten en die bijdragen tot de beleidsvoorbereiding en/of -evaluatie, of tot de opvolging van de beheersovereenkomst. In tegenstelling tot doelstellingenparameters wordt voor monitoringindicatoren geen te behalen norm afgesproken. De facto betreft dit 'kengetallen' waarop het VAPH geen of slechts onrechtstreeks vat heeft, en waarop het dan ook niet kan worden beoordeeld. Zowel doelstellingenparameters als monitoringindicatoren vormen het voorwerp van periodieke rapportering. De concrete periodiciteit van rapportering wordt eveneens in de addenda bij de beheersovereenkomst gespecificeerd. De managementrapportering moet toelaten om zo goed en zo vroeg mogelijk in te spelen op de vastgestelde evoluties, en indien nodig leiden tot nieuwe beleidsinitiatieven of beleidsbijsturingen, of tot bijsturingen in de operationele werking van het agentschap. Hoewel de beheersovereenkomst van het VAPH pas formeel werd getekend op 28 januari 2008, is er reeds periodiek managementrapportering inzake parameters en indicatoren aan de minister en zijn kabinet sinds begin 2006. Ook in 2007 vonden dus uitgebreidere kwartaalrapporteringen plaats omtrent de volgende aspecten: Inzake de toeleiding naar de noodzakelijke ondersteuning: * Het inschrijven van personen met een handicap: - aantal ingediende zorgvragen; - aantal besliste vragen; - doorlooptijd van de administratieve afhandeling van inschrijvingsdossiers. * Organisatie van de diagnose en indicatiestelling: - werking van de MDT's: doorlooptermijn van aanvraag tot volledig dossier. Inzake het verzekeren van voldoende en aangepast aanbod aan hulp- en dienstverlening: * Organisatie van de ondersteuning van personen met een handicap door het programmeren, vergunnen en erkennen van voorzieningen: - doorlooptijd vergunningen en erkenningen van ambulante en (semi-) residentiële voorzieningen; - jaarlijks geactualiseerd meerjarenprogrammatievoorstel. * Het financieren van de ondersteuning aan personen met een handicap: - snelheid van uitbetalen van hulpmiddelen; - aantal PAB-dossiers voorgelegd aan de Deskundigencommissie; - aantal toegekende persoonlijke-assistentiebudgetten; - aantal gestarte persoonlijke-assistentiebudgetten; - correcte en tijdige betaling met betrekking tot PAB. * Correcte en tijdige betaling residentiële en semi-residentiële voorzieningen: - afhandeling dagprijsdossiers (periodieke stand van zaken); - evolutie van de doorlooptijd van de dagprijsdossierafhandeling. De rapporteringen worden geagendeerd op de (maandelijkse) bijeenkomsten tussen het kabinet en de directie. Ze gaven in 2007 aanleiding tot diverse bijsturingen op zowel operationeel als beleidsmatig vlak, bijvoorbeeld op het vlak van PAB en de dagprijsdossierafhandeling. 7.3 Bestuursorganen en structuren Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap is een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, opgericht bij decreet van 7 mei 2004. De voogdij over het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap wordt waargenomen door de heer steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. 7.3.1 Organogram Het VAPH en het Vlaams gehandicaptenbeleid staan voor grote uitdagingen en veranderingen. Daarbij denken we vooral aan volgende belangrijke klemtonen: * Een steeds snellere en betere dienstverlening aan de zorgvragers; * De evoluties in de zorgsector, gekenmerkt door drie fenomenen: - de wachtlijsten, die dienen aangepakt via het stelsel zorgregie: een samenspel tussen diverse actoren, onder de regie van het VAPH, waarbij het streefdoel is op basis van geobjectiveerde zorgurgentie de persoon met een handicap toe te leiden tot de gepaste zorgvorm en zorgintensiteit; - de nood aan 'zorg op maat', wat zich via het project zorggradatie heeft vertaald in meer gedifferentieerde zorgmodules dan het huidige aantal types van voorzieningen; - het toenemend appèl van gebruikers en voorzieningen op een veralgemeend systeem van persoonsgebonden financiering. Deze uitdagingen, de lijst is niet exhaustief, liggen aan de basis van de beslissing van het VAPH om een verregaande interne structuurwijziging door te voeren. De nieuwe structuur beantwoordt beter aan de uitdagingen en stelt het VAPH in staat deze uitdagingen beter en efficiënter aan te pakken. De interne structuurwijziging vertaalt zich ook in een nieuw organogram. De voorheen zeer grote afdeling Individu Gerichte Prestaties (IGP) is opgesplitst in twee nieuwe afdelingen. Enerzijds een afdeling 'Inschrijvingen en Doelgroepenbeheer', die zich concentreert op het coachen en sturen van het inschrijvingsproces, via de provinciale afdelingen. Anderzijds een afdeling 'Ondersteuning Doelgroepenbeleid' die een ondersteunende functie heeft ten opzichte van het hele pakket rond individugerichte prestaties. Hieronder vallen het KOC, de PAB- cel, de Zorgregie, en een nieuwe eenheid rond Diagnostiek & Indicatiestelling, die eveneens ondersteunend zal werken aan een beter doelgroepenbeleid. De ontwikkelingen inzake integrale jeugdhulp (IJH) worden eveneens in deze afdeling opgevolgd. Verder werd de vroegere afdeling 'staf' getransformeerd in een afdeling 'Organisatie en Beleid'. sinds de operatie Beter Bestuurlijk Beleid werken alle agentschappen met beheersovereenkomsten. In de nieuwe afdeling 'Organisatie en Beleid' ligt de klemtoon op het voorbereiden en ontwerpen van die beheersovereenkomsten, samen met het opvolgen, monitoren en het parametreren van de VAPH-doelstellingen. Voor deze afdeling zal nog een procesmanager aangeworven worden, die zich zal bezighouden met het definiëren en beheren van de bedrijfsprocessen in het kader van het optimaliseren van de organisatiebeheersing. De afdelingen 'Zorg' en 'Management Ondersteuning' bleven behouden zoals voorheen. De basis van de reorganisatie werd gelegd in het najaar van 2007 en ging gepaard met functieherverdelingen en een herdefiniëring van functies. De operatie is nog niet afgerond. Vanaf 2008 volgt een reeks nieuwe aanwervingen om het nieuwe organisatie-concept volledig in te vullen en waar te maken. Organogram tot december 2007 [niet opgenomen] Organogram na december 2007 Administrateur-generaal: Laurent Bursens Algemeen directeur: Dany Dewulf Staan de administrateur-generaal bij: * Begrotingsexpert * Studiecel * Comité Financiën en begroting * HRM-verantwoordelijke * Secretariaat * Directieraad * Veiligheidsadviseur Het VAPH bestaat uit 5 afdelingen: * Afdeling Organisatie & Beleid, Afdelingshoofd: Dany Dewulf - Organisatieontwikkeling + Beheersovereenkomst + Ondernemingsplan + Managementrapportering + Interne organisatiebeheersing / Interne controle- (Zelf)evaluatie + Kwaliteitscontrole - Beleidsondersteuning + Zorggradatie (conceptueel) + Inclusief beleid + Internationale ontwikkelingen + Juridische cel+ Heroverwegingscommissie + Communicatiebeleid + Klachtendienst * Afdeling Managementondersteuning, Afdelingshoofd: Willy De Pauw - Dienstverlening + ICT + Boekhouding + Personeelsadministratie + Sociale dienst + Logistiek * Afdeling Zorg, Afdelingshoofd: Hugo Vangeel - Zorggradatie (organisationeel) - Convenanten / Cliëntregistratie / Nationale Loterij - Erkenning en subsidiëring residentiële en semi-residentiële sector - Erkenning en subsidiëring ambulante diensten - Kostenstaten - Dagprijzen / Permanente Personeelsregistratie (PPR) - Anciënniteiten / Revalidatiecentra - Vrijetijdsprojecten * Afdeling Inschrijvingen en Doelgroepenbeheer, Afdelingshoofd: Evert Wuyts - Relaties met de multidisciplinaire teams - Organisatie van de provinciale afdelingen - Opvolging Provinciale Evaluatiecommissies - Inschrijvingen (uitvoering) - Individuele materiële bijstand (uitvoering) Deze afdeling stuurt de provinciale afdelingen van het VAPH aan. * Afdeling Ondersteuning Doelgroepenbeleid, Afdelingshoofd: Jos Theunis - Conceptontwikkeling + Herziening van de diagnose- en indicatiestelling + Integrale jeugdhulpverlening - Aansturing + Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) + Medische cel + Zorgregie - Beleidsuitvoering + Persoonlijke-assistentiebudget (PAB) + Communicatie Assistentie Bureau voor Doven (CAB) + Bijzondere Bijstandscommissie (BBC) 7.3.2 Raadgevend Comité Het Raadgevend Comité is het belangrijkste adviesorgaan van het VAPH en verstrekt advies op verzoek van het hoofd van het agentschap. Het kan eveneens advies verstrekken op eigen initiatief over alle aangelegenheden die van belang zijn voor de taken van het agentschap. Het huidige Comité komt nog steeds samen in de samenstelling van de vroegere Raad van Bestuur tot er een nieuw Raadgevend Comité zal benoemd zijn. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Gui Abrahams Ondervoorzitters Jean-Paul Meirens Leen Pollentier Leden Hendrik Delaruelle Dominiek Puype (ontslagnemend) Eddy Denayer Jan Jan Sabbe Jeroen De Weerdt Marc Selleslach René De Wever Diane Serneels Peter Donceel Viviane Sorée Eddy Elisabeth Jean-Pierre Van Baelen Jeanne-Marie Hauspie Katleen Van Havere (ontslagnemend) Bies Henderickx Christel Vanroelen Ignace Leus Karin Van Roy Administratie Administrateur-generaal Laurent Bursens Algemeen Directeur Dany Dewulf Afdelingshoofden Hugo Vangeel Jos Theunis Willy De Pauw Evert Wuyts Secretaris Gerrit Pearce 7.3.3 Bureau De vergaderingen van het Raadgevend Comité worden voorbereid door het Bureau. Dit Bureau is samengesteld uit de voorzitter, de twee ondervoorzitters en vier leden van dit Raadgevend Comité. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Gui Abrahams Ondervoorzitters Jean-Paul Meirens Leen Pollentier Leden Jeroen De Weerdt Ignace Leus Jeanne-Marie Hauspie Diane Serneels Administratie Administrateur-generaal Laurent Bursens Algemeen Directeur Dany Dewulf Afdelingshoofden Hugo Vangeel Jos Theunis Willy De Pauw Evert Wuyts Secretaris Gerrit Pearce 7.3.4 Ad-hoccommissies Momenteel zijn er zes thematische ad-hoccommissies bij het Raadgevend Comité. Individuele Bijstand en Sociale Integratie De commissie Individuele Bijstand en sociale Integratie buigt zich over de maatregelen om de maatschappelijke integratie van personen met een handicap te bevorderen. Ze stelt maatregelen voor in alle maatschappelijke gebieden en beleidsdomeinen waardoor personen met een handicap volwaardig kunnen participeren in de samenleving. Ze brengt onder meer advies uit over de reglementering, allerhande tussenkomsten en hulpmiddelen, onderzoek, informatieverwerking en -verspreiding en de samenwerking met de overheidsdiensten en -instellingen bevoegd inzake onderwijs en tewerkstelling. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Jean-Paul Meirens Leden Jeroen Baldewijns Isabelle Heyerick Benny Biets Herman Janssens Roger Boelanders Roland Pouillie Ingrid Borré Viviane Sorée Peter Debbaut Jan Van der Biest Veerle Govers Lieve Vijverman Secretaris Kurth De Clercq Voorzieningen voor Opvang, Behandeling en Begeleiding De commissie Voorzieningen voor Opvang, Behandeling en Begeleiding buigt zich over de regelgeving met betrekking tot residentiële, semi- residentiële en ambulante voorzieningen. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Diane Serneels Leden Ann Boudry Mark Muyshondt Erik Buelens Bernadette Rutjens Dominique Cauwe Katrijn Ruts Trees De Vuyst Pierre Schreuders Jeroen De Weerdt Marc Selleslach Bies Henderickx Koenraad Vanderbeken Renaat Jonckheere Jan Verellen Bea Maes Lode Verte Secretaris Janick Appelmans Inschrijvingen en Evaluatie De commissie Inschrijvingen en Evaluatie buigt zich over de manier waarop een aanvraag tot inschrijving moet worden ingediend en de regels voor de samenstelling en werking van de provinciale evaluatiecommissies. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Ignace Leus Leden Evelien Devriese Bernadette Rutjes Maaike Geryl Willy Ryssaert Herman Krockaert Viviane Sorée Bea Maes Jan Van Der Biest Herbert Moenaert Christel Vanroelen Lut Moorthamer Ingrid Van Ruyskensveld Secretaris Kristel Verhaert Stuurgroep persoonlijke-assistentiebudget Deze stuurgroep buigt zich over de beleidsrelevante vragen en uitvoeringsmaatregelen die betrekking hebben op het persoonlijke- assistentiebudget. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Viviane Sorée Leden Vital Bergmans Ignace Leus Lieve Devlies Joba Maréchal Jeroen De Weerdt Dirk Mombaerts Maria Geboers Chris Robbroeckx Rosa Geeraerts Jokke Rombauts Greet Ghesquiere Peter Vanhoutte Jos Huys Geert Van Nieuwenburgh Renaat Jonckheere Vicky Vermeiren Secretaris Kristel Verhaert Kwaliteitszorg Deze ad-hoccommissie buigt zich over de nadere uitvoering van het nieuwe kwaliteitsdecreet in de voorzieningen voor personen met een handicap. Ze heeft ook een belangrijke brugfunctie en voortrekkersrol in de sector. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Diane Serneels Ondervoorzitter Jean-Pierre Van Baelen Leden Jan Piet Bauwens Paul Janssens Linda Beirens Karin Moykens Jeroen De Weerdt Lieve Pannemans Jaak Geurts Marc Selleslach Paul Geypen Bernard Vyncke Bernadette Rutjes Secretaris Johan smets Integrale Jeugdhulp De commissie Integrale Jeugdhulp is een adviesorgaan van het Raadgevend Comité. Deze commissie heeft tot doel de ontwikkelingen inzake de verschillende pijlers van de integrale jeugdhulp op te volgen en proactief adviserend op te treden. Medewerking van de middenveldorganisaties (voorzieningen en gebruikers) zorgt voor inbreng van externe deskundigheid en ervaring. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Hendrik Delaruelle Leden Dominique Cauwe Rik Van Buggenhout Jeroen De Weerdt Nathalie Vandenbroucke Catherine Molleman Koen Vanderbeken Bernadette Rutjes An Vanermen Jos Theunis Hugo Vangeel Lief Van Bael Peter Verfaillie Secretaris Hilde Slembrouck 7.3.5 Adviescommissie voor heroverweging De adviescommissie voor heroverweging geeft advies over het verzoek tot heroverweging ingediend door een betrokkene betreffende een voornemen van beslissing in een individueel dossier. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Kamer 1 Leden Anne-Mie Buelens Roland Pouillie Jan Devacht Jan stevens Gerda Geenen Nathalie Vandenbroucke Didier Pieters Secretaris Rika Van Wouwe Kamer 2 Leden Ingrid Borré Rik Van Buggenhout Hilde Heyvaert An Vanermen Grietje Morren Evert Wuyts Jan Seynaeve Secretaris Rika Van Wouwe Kamer 3 Leden Patrick Blomme Marijke Duportail Frans Carsau Rudi Kennes Marnix Crevits Linda Van Grootel Vera De Groof Paul Verhaeghe Secretaris Rika Van Wouwe Plaatsvervangers voor de 3 kamers Jacques Adriaens Nadine Frison Marijke Bosteels Frans Holsters Johan Byttebier Katleen Joos Danielle Colsoul Willy Piedfort Chris De Bal Rita Tytgat Vera De Groof Tom Vanleeuwe Helena De Raeymaecker Robert Van Steenwinkel Gabriël Devos Pieter Verfaillie 7.3.6 Bijzondere bijstandscommissie De bijzondere bijstandscommissie oordeelt bij wijze van individuele bijzondere maatregel over de tenlasteneming van hulpmiddelen die niet opgenomen zijn in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1992.Ook over hulpmiddelen die duurder zijn dan het refertebedrag beslist deze commissie. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Jean-Paul Meirens Plaatsvervangend voorzitter Karin Rochtus Leden Plaatsvervangende leden Patrick Galloo Peter Debbaut Anne Sleeckx Herve Eeckman Andrée Lejeune Suleyman Harrouch Roland Pouillie Marijke Bosteels Willy De Pauw Liesbet Vandenberghe Secretaris Pieter Adriaens 7.3.7 KOC-toezichtcomité Het toezichtcomité waakt over de uitvoering van de opdrachten van het KOC. De leden worden benoemd door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Jan Engelen Ambtenaren van het VAPH Willy De Pauw Jos Theunis Ambtenaren van de Vlaamse overheid Erwin Leus Christel Van Langenhove Ervaringsdeskundigen gebruikers Marc Janssens Tony Verelst Experts Christiaan Baelus Victor Claes 7.3.8 PAB-deskundigencommissie De onafhankelijke en multidisciplinaire PAB-deskundigencommissie behandelt PAB-aanvragen. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Kamer 1 Voorzitter Jeanne-Marie Hauspie Leden Ann De Guchtenaere An Vanermen Caroline Van Landeghem Marie-Hélène Warrens Secretaris Dorin De Vis Kamer 2 Voorzitter Eddy Denayer Leden Willy De Pauw Patrick Van de Weerd Jan stevens Evert Wuyts Secretaris Sonja Van Droogenbroeck Plaatsvervangers voor de 2 kamers Marijke Bosteels Ann Van Den Abbeele Sofie Herroelen Vicky Vermeiren Sam Van Bastelaere 7.3.9 Permanente cel Zorgregie Deze Permanente cel Zorgregie adviseert het VAPH over de maatregelen die genomen moeten worden om uitvoering te geven aan bepalingen van het zorgregiebesluit. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Jean-Pierre Van Baelen Vertegenwoordiger koepels Hilde Verstricht Vertegenwoordiger gebruikers André Dejagere Ann De Martelaer Pierre Schreuders Vertegenwoordiger provincies Paul Brijs Damien Kinds Vertegenwoordiger ROG's Jean Hendrikx Caroline schelstraete Erik Peirelinck Jan seresia Bart Sabbe Verwijzers Ignace Leus Bert Moenaert Vertegenwoordigers VAPH Catherine Molleman Jos Theunis Hugo Vangeel Secretaris Janick Appelmans 7.3.10 Provinciale evaluatiecommissies De provinciale evaluatiecommissies worden samengesteld voor een periode van zes jaar. Zij onderzoeken de aanvragen tot inschrijving en tot het verkrijgen van bijstand tot sociale integratie. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Antwerpen Voorzitter Filip Denoo Plaatsvervangend voorzitter Ingrid Declerck Leden Leen Bourgois Jan Frederickx Nicole Cabuy Frank Janssens Marleen De Clercq Nell Kuilman Mark De Preter Nees Van Herreweghe Plaatsvervangende leden Kristel Blondeau Karel Keersmaekers Marleen Delemarre Noëlla Possemiers Eric De Puysseleyr Koen Seghers Raymond Goovaerts Erik Van Dyck sylvianne Henderickx Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar Jef De Herdt Brabant Voorzitter Marie-Jeanne Hendrickx Plaatsvervangend voorzitter Marianne De Boodt Leden Michel Boute Andree Lejeune Diane Buttiens Filip Slosse Christiane Coenen Liesbeth Vandenberghe Anne-Mie Deleyn Eva Van Den Goor Plaatsvervangende leden Claudia Berwaerts Karel Teck Bernard De Graeve Ann Van Den Abbeele Rosa Geeraerts Joeri Van Den Brande Anne Haesaerts Mark Van Eyck Hilde Meulemans Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar Jan Peeters Limburg Voorzitter Gérard Lambié Plaatsvervangend voorzitter Rik Mues Leden Jacqueline Baeck Stefaan Peeters Suzanne Cosemans Rita Roosen Jan Knoops Johan Rouffa Joanna Maesen Jan Van Rompay Rik Mues Plaatsvervangende leden Benny Biets Christel De Vries Anne Busselen Johan Hermans Anita Ceunen Valère Konings Wouter Coeck Willy Lammens Philippe De Coutere Liliane Weustenraed Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar Marcel Schuurmans Oost-Vlaanderen Voorzitter Guido Van Hoolst Plaatsvervangend voorzitter Walter Cantraine Leden Walter Cantraine Nathalie Raes Lieva Dauw Hilde Slembrouck Luc De Vos Elke Willaert Rudy Eeckhout Dirk Quagebeur Yolande Quintiens Plaatsvervangende leden Chris Annaert Patrick Vandeweerd Jean-Marie De Bosscher Rika Van Mullem Gerda De Groote Mia Van Rentergem Filip Heymans Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar Annie De Ridder West-Vlaanderen Voorzitter Nathalie Holvoet Plaatsvervangend voorzitter Linda Soenen Leden Toon Callewaert Linda Soenen Ward De Buecker Célina Van Pottelberghe Anneke Decoster Bert Velghe Luc Ollieuz Linda Vereecke Plaatsvervangende leden Lien De Blaere Nancy Lootens Karen Decock Tania Samijn Dirk Deruyck Lut Stubbe Jan Haud'Huyze Marc Van Leynseele Gino Klaassen Christiaan Wille Secretaris-vertegenwoordiger van de leidend ambtenaar Hilde Vervaeke 7.3.11 Directieraad De directieraad bestaat uit de leidend ambtenaar, de algemeen directeur, de afdelingshoofden en de verantwoordelijke voor het HRM- beleid. De directieraad beraadslaagt over de beleidsvoorstellen en problemen inzake beleidsuitvoering en over bevoegdheidsgeschillen binnen de instelling. De directieraad is ook bevoegd voor personeelsaangelegenheden, zoals bevorderingen, tuchtmaatregelen enz. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Leidend ambtenaar Laurent Bursens Algemeen Directeur Dany Dewulf Afdelingshoofden Willy De Pauw Hugo Vangeel Jos Theunis Evert Wuyts HRM-Verantwoordelijke Denise stryckmans Secretaris Nadia Antonis 7.3.12 Beheerscomité sociale dienst De sociale dienst staat in voor sociale dienstverlening aan de personeelsleden, oud personeelsleden en hun gezinsleden ten laste, van het VAPH. Er zijn drie belangrijke opdrachten: individuele psychosociale dienstverlening, collectieve dienstverlening en financiële tegemoetkomingen. Samenstelling (toestand op 31.12.2007) Voorzitter Nadia Antonis Ondervoorzitter Dora Weckhuysen Secretaris Joost Remerie Vertegenwoordigers van de administratie Michel Boffin Willy De Pauw Dora Weckhuysen Plaatsvervangers Monique Uyttebroek Kurt Vaneeckhoutte Jan Van Rompay Vertegenwoordigers van de vakbonden ACOD Paul De Cock William Van Marsenille, plaatsvervanger CCOD Geert De Temmerman Paul Vandenbroucke, plaatsvervanger VSOA Christine sermant Yves Vandijck, plaatsvervanger ---------------------------------------------------------------------- Adressen Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) Website VAPH www.vaph.be Communicatiedienst VAPH (voor algemene vragen) Sterrenkundelaan 30 1210 Brussel T: 02 225 85 97 F: 02 225 84 05 e-mail: informatie@vaph.be PAB T: 0800 97 907 (gratis) e-mail: pab@vaph.be Provinciale Afdelingen VAPH (voor alle vragen over persoonlijke dossiers) Provinciale afdeling Antwerpen Potvlietlaan 5 2600 Berchem T: 03 270 34 40 F: 03 270 34 41 e-mail: antwerpen@vaph.be Provinciale afdeling Limburg Ilgatlaan 7 3500 Hasselt T: 011 27 43 54 F: 011 28 51 09 e-mail: hasselt@vaph.be Provinciale afdeling Vlaams-Brabant Brouwersstraat 3 3000 Leuven T: 016 31 12 11 F: 016 31 12 29 e-mail: leuven@vaph.be Provinciale afdeling Oost-Vlaanderen Kortrijksesteenweg 788 9000 Gent T: 09 269 23 11 F: 09 269 23 39 e-mail: gent@vaph.be Provinciale afdeling West-Vlaanderen Magdalenastraat 20 8200 Brugge T: 050 40 67 11 F: 050 39 36 80 e-mail: brugge@vaph.be Kennis- en Ondersteuningscentrum Sterrenkundelaan 30 1210 Brussel T: 02 225 86 61 F: 02 225 84 05 www.koc.be ---------------------------------------------------------------------- Colofon Verantwoordelijke uitgever: Laurent Bursens Sterrenkundelaan 30 1210 Brussel Coördinatie: Communicatiedienst VAPH Redactie: Paul De Groeve en Ingrid Helsen Personal Copy Concept en vormgeving: www.blauwepeer.be Fotografie: Christophe Van Der Eecken Uitgave: Juli 2008