Multidisciplinaire teams [MDT]
Voor VAPH-professionelen

Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD)

1. Wat is COPD?

COPD is een veel voorkomende en behandelbare ziekte. 

COPD staat voor chronic obstructive pulmonary disease of chronisch obstructief longlijden. Het is een verzamelnaam voor chronische longziekten (chronische bronchitis en emfyseem) met als gemeenschappelijk kenmerk een over de jaren toenemende, grotendeels onomkeerbare beperking van de luchtstroom ter hoogte van de longen. Als lucht die in de longen zit moeilijk kan uitgeademd worden, krijg je een hyperinflatie van de longen (emfyseem), waarbij geleidelijk ademnood ontstaat.

Personen met COPD vertonen chronisch hoesten en een overmatige slijmproductie.  Bij verdere evolutie kan chronische benauwdheid of kortademigheid (dyspnee) ontstaan.

Bij sommige patiënten verloopt de ziekte mild. Bij anderen kan er sprake zijn van een snel verergerend beeld. Bij ernstige COPD kan daardoor, en door een afname van de kracht van ademspieren, de longfunctie met meer dan de helft verminderen. Soms wordt de patiënt zo benauwd dat dagelijkse bezigheden, zoals aankleden en een stukje lopen, bijna onmogelijk worden. 

Typisch zijn ook opstoten (exacerbaties) waarbij de klachten toenemen. Die worden vaak uitgelokt door (virale of bacteriële) infecties. Behandeling van opstoten kan ambulant (thuis) of in het ziekenhuis gebeuren, afhankelijk van de ernst. 

2. Wijze van diagnosestelling

De diagnose wordt gesteld op basis van anamnese en klinisch onderzoek in combinatie met een onderzoek van de longfunctie of spirometrie. Dat is een eenvoudig, pijnloos onderzoek waarbij het ademvolume en de debieten worden gemeten bij in- en uitademing.

Bij longfunctie-onderzoek in het kader van COPD is de Tiffeneau-index (FEV1/FVC) steeds <0.70. Dat is de verhouding van het uitgeademde volume lucht in één seconde (Forced Expiratory Volume 1 = FEV1) over de maximaal uitgeademde lucht (Forced Vital Capacity = FVC).

Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de GOLD (Global initiative of chronic Obstructive Lung Disease)-classificatie om de ernst van COPD te beschrijven. Deze classificatie onderscheidt 4 graden van ernst op basis van de FEV1-daling (% van voorspelde waarde in functie van leeftijd, geslacht, gewicht en lengte). 

  • GOLD 1 = FEV1 >80%
  • GOLD 2 = FEV1 50-80%
  • GOLD 3 = FEV1 30-49%
  • GOLD 4 = FEV1 < 30%

De kortademigheid of dyspnee die met COPD gepaard gaat, wordt soms weergegeven in graden op de Medical Research Council (MRC) dyspnee-schaal:

  • Graad 1:  kortademig bij zware inspanningen 
  • Graad 2:  kortademig bij snel stappen op vlak terrein of bij  oplopen lichte helling
  • Graad 3: op vlak terrein langzamer lopen dan leeftijdsgenoten of  moeten stoppen  om op adem te komen bij stappen op eigen tempo op vlak terrein 
  • Graad 4: moeten stoppen om op adem te komen na 90 meter stappen op vlak terrein
  • Graad 5: te kortademig om het huis uit te gaan of dyspnee bij aan- of uitkleden

3. Toetsing aan de definitie van handicap

Een erkenning als persoon met een handicap volgens het decreet van het VAPH is enkel mogelijk indien er door de kortademigheid ernstige en blijvende participatieproblemen optreden. Daarnaast moet aangetoond zijn dat de COPD optimaal behandeld wordt en dat er geen verbetering van het functioneren meer mogelijk is.

Bij de beoordeling worden verschillende aspecten in beschouwing genomen, zoals onder andere de GOLD-classificatie van minimaal GOLD 3, MRC-dyspnee-schaal, 6 minuten wandeltest.  

Personen die screeningsonderzoeken voor longtransplantatie ondergaan of die op de wachtlijst voor longtransplantatie staan, komen niet in aanmerking voor erkenning als persoon met een handicap. Bij deze personen zal er immers een duidelijke verbetering van de longfunctie en inspanningscapaciteit zijn door de transplantatie.

4. Gegevens Mijn VAPH

Datum diagnosestelling

De datum die u moet invullen, is de datum van de eerste diagnosestelling. Als u die datum niet kent, dan kunt u de datum van het meest recente medische verslag (waarin de diagnosestelling wordt bevestigd) invullen.

Discipline(s)

De diagnose COPD moet niet noodzakelijk door een multidisciplinair team gesteld worden. Dat is wel relevant in het kader van de revalidatie. In de applicatie is de naam en specialisatie van de arts die de diagnose stelde voldoende.

Diagnostische gegevens en/of andere onderzoeksgegevens

In dit luik moet u de volgende zaken uitwerken:

  • Resultaten van het longfunctieonderzoek op minstens twee tijdstippen, buiten opstoten en steeds na toediening van bronchodilatatoren. De resultaten moeten telkens weergegeven worden in % van de voorspelde waarde. Deze kunnen immers verschillen in functie van leeftijd, geslacht en gewicht: 
    • één-seconde waarde FEV1 
    • geforceerde vitale capaciteit (FVC)
    • verhouding FEV1/FVC (Tiffeneau-index < 0,70 is een indicatie voor COPD)
    • diffusiecapaciteit
    • bijkomende informatie (bijvoorbeeld de omstandigheden van het onderzoek)
  • Kortademigheid: Deze moet beschreven worden aan de hand van een onderzoek. Denk daarbij aan de NMRC-test, 6 minuten wandeltest…
  • Zuurstofafhankelijkheid: Hoeveel uur per dag is de persoon afhankelijk van zuurstof, ’s nachts en/of overdag, bij welke activiteiten heeft de persoon extra zuurstof nodig (buitenshuis, binnenshuis …)

Beperkingen en participatieproblemen

Beschrijf de impact van de COPD op het functioneren van de persoon in het dagelijks leven. Schenk daarbij extra aandacht aan de levensdomeinen waar de persoon ernstige participatieproblemen ondervindt.

Behandeling

Hier geeft u een overzicht van de gevolgde behandelingen. Onderstaande behandelingen moeten zeker aan bod komen:

  • Als de persoon rookt, moet een rookstop uitgeprobeerd worden (al dan niet met ondersteuning van medicatie). Beschrijf het effect daarvan.
  • Medicamenteuze behandeling: jaarlijkse visite bij de longarts kan de behandeling optimaliseren naar de actueel geldende principes.   
  • Fysieke revalidatie: Alle personen met COPD - ongeacht de ernst - hebben baat bij fysieke revalidatie en moeten aangezet worden tot beweging. Hoe langer het revalidatieprogramma aanhoudt, hoe effectiever de resultaten zijn. Longrevalidatie vermindert de kortademigheid door verbetering van kracht, uithouding (conditie) en training van de ademhalingsspieren.  
  • Een selecte groep patiënten met emfyseem komt in aanmerking voor het plaatsen van klepjes in longpijptakken (d.m.v. bronchoscopie). 
  • Vooruitzichten voor longtransplantatie  

Een behandeling met revalidatieperiode van minstens 6 maanden moet in acht genomen worden alvorens een multidisciplinair verslag kan opgemaakt worden.

Prognose

Als u enige informatie hebt omtrent de prognose, dan moet u die vermelden. Daarbij is het belangrijk om aan te geven wat de verwachtingen zijn zowel op korte als op lange termijn. Als het moeilijk is om die inschatting te maken, moet u dat zo vermelden in het tekstvak.

Bijlage(n)

Als bijlage bij de module moeten altijd minimaal volgende verslagen toegevoegd worden:

  • een recent pneumologisch verslag
  • twee spirometrie-metingen

Als u daarover beschikt, kan het ook zinvol zijn om een verslag longrevalidatie toe te voegen.

Let op: het toevoegen van de verslagen als bijlage is niet voldoende. Alle relevante informatie uit deze verslagen moet ook toegevoegd worden aan de module A.