Multidisciplinaire teams [MDT]
Voor VAPH-professionelen

Taal- en spraakstoornis

1. Wat zijn taal- en spraakstoornissen?

Taal- en spraakstoornissen zijn allebei vormen van communicatiestoornissen.

  • Bij een spraakstoornis is er een probleem in de productie van de gesproken taal. Voorbeelden daarvan zijn stotteren, dysarthrie, verbale ontwikkelingsdyspraxie, verbale apraxie, stemstoornissen ... Een spraakstoornis kan zowel bij kinderen als bij volwassenen voorkomen.
  • Bij een taalstoornis treedt er een probleem op in het verwerven van of inzicht hebben in het hanteren van grammaticale en communicatieve regels (qua inhoud = ‘semantiek’ / qua vorm = ‘fonologie’, ‘morfologie’, ‘syntaxis’ / qua gebruik = ‘pragmatiek’). De stoornis kan betrekking hebben op zowel het taalbegrip (receptieve taalstoornis) als de taalproductie (expressieve taalstoornis), of beide domeinen tegelijkertijd. Voorbeelden van taalstoornissen zijn een taalontwikkelingsstoornis, afasie, dysfasie … Een taalstoornis kan zowel bij kinderen als bij volwassenen voorkomen.

Volgens de DSM-5 moet aan volgende criteria voldaan zijn om van een taalstoornis te spreken:

DSM-5
A.

Persisterende moeite met het verwerven en gebruiken van taal in alle modaliteiten (gesproken, geschreven, gebarentaal, of anders) door deficiënties in het begrijpen of produceren van taal, waaronder de volgende kenmerken:

  • verminderde woordenschat (woordkennis en -gebruik)
  • beperkte zinsstructuur (het vermogen om woorden en woorduitgangen samen te voegen om zinnen te vormen volgens grammaticale en morfologische regels)
  • beperkingen in het voeren van gesprekken (het vermogen om de woordenschat te gebruiken en zinnen met elkaar te verbinden om een onderwerp of een reeks gebeurtenissen uit te leggen of te beschrijven, of een gesprek te voeren)
B.Het niveau van het taalvermogen ligt substantieel en kwantificeerbaar onder dat wat gezien de leeftijd verwacht mag worden, wat resulteert in beperkingen in de effectieve communicatie, sociale participatie, schoolresultaten of werkgerelateerde prestaties, elk afzonderlijk of in combinatie.
C.Het begin van de symptomen ligt in de vroege ontwikkelingsperiode. De moeilijkheden kunnen niet worden toegeschreven aan gehoor- of visusproblemen of andere zintuiglijke beperkingen, motorische stoornissen of een andere somatische aandoening, en kunnen niet beter worden verklaard door een verstandelijke beperking (verstandelijke-ontwikkelingsstoornis) of een globale ontwikkelingsachterstand.

Taalstoornissen worden verder onderverdeeld in primaire en secundaire taalstoornissen.

  • Bij een primaire taalstoornis is de vertraagde of afwijkende taalontwikkeling een op zichzelf staand probleem. Een primaire taalstoornis is de taalstoornis zoals hij omschreven staat in de DSM-5 en is hetgeen we verstaan onder het begrip ‘taalstoornis’ in het algemeen.
  • Bij een secundaire taalstoornis daarentegen is de verstoorde taalontwikkeling het gevolg van een andere stoornis (bv. autismespectrumstoornis, verstandelijke handicap, gehoorproblemen …). Een persoon met die stoornissen heeft geen meervoudige handicap.

Bij kinderen wordt meestal gesproken over spraak- en taalontwikkelingsstoornissen (STOS): daaronder verstaan we alle stoornissen in de opbouw van het spraak- en taalsysteem waardoor het praten langzamer of anders ontwikkelt dan bij leeftijdsgenoten, of helemaal niet ontwikkelt. Het leren van de taal is daarbij dus verstoord. De aard en ernst van deze stoornissen kunnen variëren. Een taal- en spraakontwikkelingsstoornis komt zelden geïsoleerd voor. Taalontwikkelingsstoornissen kunnen ook negatieve gevolgen hebben voor de ontwikkeling van andere functies, zoals de cognitieve ontwikkeling, sociale interacties en emotiehantering.

2. Wijze van diagnosestelling

Taalstoornis

De diagnose van een (primaire) taalstoornis wordt best multidisciplinair gesteld. In elk geval zijn er naast een specifieke taaltest ook gegevens over het IQ en het gehoor noodzakelijk om een diagnose van een taalontwikkelingsstoornis te stellen. Specifieke testen voor logopedische screening en diagnostiek zijn bijvoorbeeld de CELF-5-NL en de CELF-Preschool-2-NL, de Schlichting test voor taalproductie en taalbegrip, enz.

Een achterstand in taalbegrip bij anderstaligen kan niet gelijkgesteld worden met taal- en spraakstoornissen. Om een taalstoornis te diagnosticeren bij anderstaligen, moeten er ook duidelijke aanwijzingen zijn van een taalachterstand in de moedertaal en moet er voldoende taalaanbod geboden zijn in het Nederlands. Wat betreft het afnemen van IQ-testen bij anderstaligen, verwijzen we naar de pagina verstandelijke handicap.

Wanneer een ernstige taal- en spraakproblematiek aangemeld wordt op zeer jonge leeftijd (vóór de leeftijd van 5 jaar) is het niet altijd gemakkelijk om een correcte diagnose te stellen; het kan immers gaan om een remedieerbare vertraagde spraak- en taalontwikkeling.

Naast een (primaire) taalstoornis, kan er ook een taalachterstand vastgesteld worden met een andere oorzaak, zoals bijvoorbeeld bij personen met een verstandelijke handicap. Ook dan kan het zinvol zijn om de communicatieve mogelijkheden in kaart te brengen. Communicatiestoornissen die voorkomen bij bijvoorbeeld een verstandelijke handicap, psychische stoornis of autismespectrumstoornis, zijn als inherent te beschouwen aan die stoornissen.

Bij personen met een verstandelijke handicap kunnen de standaardtaaltests vaak niet afgenomen worden (aangezien die genormeerd werden voor een normaal ontwikkelende populatie). Ook het materiaal is doorgaans niet aangepast aan die doelgroep, zeker wanneer er ook sprake is van een motorische handicap. In dergelijke situaties kan de ComVoor een uitweg bieden. De ComVoor is primair ontwikkeld voor personen met autisme die niet of slechts beperkt verbaal communiceren, maar kan ook worden toegepast bij personen met een verstandelijke handicap. De ComVoor is zowel geschikt voor kinderen als volwassenen, met een ontwikkelingsleeftijd tussen 12 en 60 maanden. Het doel is uit te zoeken welke middelen geschikt zijn om communicatie te ondersteunen en op welk niveau van betekenisverlening de gekozen middelen kunnen worden ingezet.

Spraakstoornis

De wijze van diagnose van een spraakstoornis hangt af van het type spraakstoornis (stotteren, dysarthrie, verbale ontwikkelingsdyspraxie, verbale apraxie, stemstoornissen ...). In de meeste gevallen zal een logopedist en/of arts betrokken zijn bij de diagnosestelling.

3. Toetsing aan de definitie van handicap

Als de spraak- of taalfunctie gestoord is, kan dat resulteren in een belangrijk participatieprobleem. De spraak- of taalfunctie kan gestoord zijn omwille van een primaire/secundaire taal- of spraakstoornis of een neurocognitieve stoornis in het domein van de taal. Verder gelden volgende voorwaarden:

  • De stoornis en de daaruit volgende beperking is ernstig. Dat wil zeggen dat de persoon zich in verschillende dagelijkse situaties niet of ruimschoots onvoldoende kan uiten.
  • De stoornis en de daaruit volgende beperking is langdurig. Dat betekent dat de stoornis niet of onvoldoende verholpen kan worden door middel van therapie of technieken. De spraak-/taalstoornis of neurocognitieve stoornis in het domein van de taal is chronisch of definitief.
  • De stoornis zorgt voor een participatieprobleem, de persoon kan zijn noden onvoldoende uiten, kan niet of onvoldoende deelnemen aan sociale activiteiten ...

4. Gegevens Mijn VAPH

Datum diagnosestelling

De datum die u moet weergeven, is de datum van de eerste diagnosestelling. Als u die datum niet kent, dan kunt u de datum van het meest recente medische verslag weergeven waarin de diagnosestelling wordt bevestigd.

Discipline(s)

Geef de namen en disciplines van de personen die de diagnose gesteld hebben. Als de diagnose niet multidisciplinair werd gesteld, dan moet u dat toelichten en motiveren.

Diagnostische gegevens en/of andere onderzoeksgegevens

In dit luik moet u aantonen hoe de diagnose gesteld werd. Voor een diagnose van een taalstoornis zijn er minimaal gegevens nodig over het taalontwikkelingsniveau, de intelligentie en het gehoor. Daarom moet u de resultaten van minimaal één taaltest beschrijven. Vervolgens moet u aan de hand van minstens één onderzoek aantonen dat de oorzaak van de taalachterstand niet te wijten is aan een probleem met de intelligentie.. Als er sprake is van gehoorproblemen, moet u de gehoorproblemen beschrijven en motiveren waarom er ondanks de gehoorproblemen toch een diagnose taalstoornis gesteld kan worden. 

Verder is het belangrijk om te duiden hoe de taalstoornis bij de persoon tot uiting komt. Beschrijf daarom aan de hand van voorbeelden hoe de problemen tot uiting komen op de domeinen taalproductie en taalbegrip. U moet ook  aangeven welke moedertaal gesproken wordt en welk taalaanbod de persoon gekregen heeft. Die informatie is noodzakelijk om te kunnen inschatten of de taalproblemen te wijten zijn aan een taalbarrière of een tekort aan stimulatie. Ten slotte moet u aantonen dat de taalstoornis reeds aanwezig was tijdens de schoolloopbaan. Daarvoor kan u eventueel beroep doen op testgegevens uit het verleden of door te verwijzen naar bijkomende maatregelen die getroffen werden voor de persoon.

Beperkingen & participatieproblemen

In dit tekstveld moet de impact van de problemen met taalbegrip en taalproductie op het deelnemen aan het maatschappelijk leven aangetoond worden. Beschrijf de impact van de taalstoornis op het functioneren van de persoon in het dagelijks leven. Schenk daarbij extra aandacht aan de levensdomeinen waar de persoon ernstige participatieproblemen ondervindt (bv. administratie, tewerkstelling…).

Behandelingen

In dit luik moet u een overzicht geven van de plaatsgevonden of lopende behandelingen voor de taalstoornis (bijvoorbeeld logopedie). Daarbij is het belangrijk om aan te geven wat de duur, frequentie en het effect van de behandeling was/is. Als bepaalde behandelingen niet mogelijk waren, moet u wel beschrijven wat de reden daarvoor is. Beschrijf ook welke andere behandelingen er al dan niet nog worden verwacht. Dat is immers belangrijke informatie om te kunnen oordelen over de ernst en de langdurigheid van de stoornis.

Prognose

Als u enige informatie hebt omtrent de prognose, dan moet u die vermelden. Daarbij is het belangrijk om aan te geven wat de verwachtingen zijn zowel op korte als op lange termijn. Als het moeilijk is om die inschatting te maken, moet u dat zo vermelden in het tekstvak.