Bij sommige personen staat op hun identiteitskaart ‘vrijgesteld’ bij de rubriek ‘handtekening’. De basis voor ‘vrijgesteld van handtekening’ op een identiteitskaart is de volgende:
‘Wanneer de houder door analfabetisme, lichamelijke of mentale handicap of ernstige en langdurige ziekte niet tot ondertekening in staat is, wordt op de plaats van de handtekening de vermelding ‘vrijgesteld’ aangebracht, gevolgd door de paraaf van de ambtenaar van de burgerlijke stand of van zijn gemachtigde.’
Deze vrijstelling wordt in principe alleen verleend voor het ondertekenen van de identiteitskaart, en wordt niet uitgebreid naar andere documenten. Het ondertekenen van het aanvraagformulier, PVB-overeenkomsten en andere documenten moet volgens deze interpretatie dus nog steeds gebeuren door de persoon met de handicap of zijn wettelijk vertegenwoordiger. De vermelding ‘vrijgesteld van handtekening’ heeft dus alleen betrekking op de ondertekening van de identiteitskaart.
Als de persoon zelf niet meer wilsbekwaam is, of gedeeltelijk wilsonbekwaam is, moet er bekeken worden hoe men de persoon met een gerechtelijke of buitengerechtelijke beschermingsmaatregel kan verder helpen. De ‘bescherming’ gaat dan verder dan enkel het ondertekenen van de aanvraag.
De lasthebber of bewindvoerder draagt de verantwoordelijkheid ook daarna verder.