Op deze webpagina vindt u een transcriptie van de filmopname van de infosessie over correctiefase 2 die op 7 november 2019 plaatsvond in Gent.
Goeiemiddag, iedereen, en welkom op deze infosessie van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. We gaan ons even voorstellen. Ik ben Dirk Vanderstighelen, afdelingshoofd bij het agentschap. Rechts van mij zit Hanna Steenwegen, projectleider. En daarnaast zit Karina De Beule. Zij is onze woordvoerster.
We zijn hier vandaag om jullie informatie te geven, het hoe en het waarom, enzovoort, over de correctiefase 2. Die correctiefase 2 is beslist door de Vlaamse regering, een tijdje geleden. Dus als Vlaams Agentschap voeren wij die modaliteiten uit.
Wij zijn hier dus om dat toe te lichten en om naar jullie vragen en bezorgdheden te luisteren. En deze desnoods mee te nemen.
Dan geef ik nu het woord aan Karina.
Goeiedag, allemaal. Ik zal al vertellen waar we het vandaag over gaan hebben.
Uiteraard gaan we uitleggen waarom jullie persoonsvolgende budget wordt aangepast. Van welke situatie komen wij? Hoe en waarom hebben wij de persoonsvolgende financiering ingevoerd? Wat houdt die in? En dat is wat ik u zal toelichten.
Daarna neemt Hanna, mijn collega, over. Zij heeft zich als projectleider ontpopt in de correctiefase 2, heeft heel het project mee aangestuurd.
Zij zal ingaan op: Wie is erbij betrokken? Wat houdt het precies in? Hoe gaat het een en ander verlopen? We gaan het daarbij zeker hebben over zowel de gevolgen voor de meesten onder jullie, personen met een handicap of hun vertegenwoordigers. Wat hier dan staat als cliënt.
Of ook wat de gevolgen zijn voor de vergunde zorgaanbieders. En ook wat wij voor hen voorzien.
Eerst even over de situatie voor de persoonsvolgende financiering. U herinnert het zich allemaal nog wel. Voor sommigen is er niet eens een verschil.
Wij werkten met erkende voorzieningen. Wij financierden die. Het VAPH subsidieerde hen. En in ruil voor die subsidies organiseerden zij verschillende types van ondersteuning. Ambulante ondersteuning. Thuisbegeleiding, begeleid wonen, beschermd wonen, zelfstandig wonen. Er was semi-residentiële ondersteuning: de dagcentra, die heel bekend zijn. Ook residentieel. Tehuis, kortverblijf.
Er waren toen al de persoonlijke-assistentiebudgetten.
Ook de persoonsgebonden budgetten, waaruit wij heel veel geleerd hebben voor de persoonsvolgende financiering. En die ook al een voorafspiegeling waren van wat er ging komen.
De persoonsvolgende financiering is niet uit de lucht gevallen. Ze komt ook niet van achter een bureau. Het speelt in op een internationale trend. Overal en meer en meer, gelukkig, wordt er anders gekeken naar personen met een handicap.
Veel meer aandacht, en nog niet genoeg, gaat naar inclusie, meer autonomie, of autonomie in de mate van het mogelijke, voor mensen met een handicap, naar mogelijkheden om meer of volwaardig te participeren in de samenleving. Heel wat gebruikersorganisaties hebben daar jaren voor gepleit, gevochten. Met als resultaat dat er uiteindelijk bij de Verenigde Naties een verdrag gekomen is, specifiek voor personen met een handicap.
Dat verdrag legt eigenlijk al die begrippen vast die u daar ziet staan, zelfregie, inclusie, het feit dat er zorg en ondersteuning op maat moet komen. Dat is heel belangrijk voor de persoonsvolgende financiering. Dat is daarin heel belangrijk.
Ook het heel onuitspreekbare woord, maar ik probeer het altijd zonder stotteren, deïnstitutionalisering. Dat wil eigenlijk zeggen dat men wil dat mensen niet in grote voorzieningen samen zitten in een kamertje, maar dat zij eigenlijk ook in woonvormen wonen, samen of alleen. Dat daar veel meer mogelijkheden komen, dat ze hun eigen leefwereld hebben.
België heeft dat verdrag geratificeerd, in 2009. Geratificeerd, dat wil zeggen dat wij ons als land hebben verbonden om wat in die VN-conventie staat te realiseren. Ook worden we daarop gecontroleerd. Voor die ratificatie werden we regelmatig veroordeeld omdat we het nog niet gedaan hadden. Vandaag wordt opgevolgd hoever we staan.
In Vlaanderen hebben we die ratificatie van het VN-verdrag in het perspectiefplan 2020 gegoten. Sommigen hebben er misschien al van gehoord, hebben er aan meegewerkt. Dat perspectiefplan vat eigenlijk hoe Vlaanderen die overstap ging maken van het klassieke systeem, waarbij voorzieningen gesubsidieerd worden, naar het nieuwe systeem waarbij de persoon zelf, wat hij nodig heeft en kan, wat hij aan mogelijkheden heeft, centraal staat. En waarbij die persoon ook over een budget beschikt om die dingen te realiseren.
Dus heel belangrijk is: de persoon staat centraal. Men kijkt: Wat wil die persoon? Wat kan die persoon? Wat is er nodig om die persoon toe te laten het leven te leiden dat hij kan? De persoon zelf staat echt centraal.
Er wordt ook gekeken wat het eigen gezin kan en wil. Wat kan de wijdere omgeving? Jullie kennen het waarschijnlijk allemaal. Vrijwilligers, vrienden, buren die al eens een handje toesteken.
De gewone diensten, doordat zij inclusiever worden. En wij hopen dat door deze beweging de druk bij hen ook groter wordt. Een gewone thuiszorgdienst, een gewone poetsdienst kan soms al veel betekenen in de dagelijkse ondersteuning van iemand.
Uiteraard wilt dat niet zeggen dat professionele ondersteuning niet nodig is. Integendeel. Ook die ondersteuning blijft heel hard nodig. Die blijven we voorzien. En het gaat hier om een samenspel van alles wat ik net genoemd heb. Dat is hoe we de persoon bekijken en hoe die ondersteuning in de komende jaren meer en meer vorm gaat krijgen.
We zitten ook, dat weet u allemaal, in Vlaanderen met ellenlange wachtlijsten, ondanks de niet onaanzienlijke middelen die er al zijn ingestoken. De vorige regering zelfs 330 miljoen. Ondanks de nieuwe duizenden budgetten die we in die tijd al konden toekennen, blijft die wachtlijst groeien. Jullie zijn met meer en meer. Wij veronderstellen dat er een groei is, dat zien wij aan de vragen die we krijgen, van drie procent per jaar.
Daarom hebben we gezegd: We moeten zorgen dat de mensen die ondersteuning hebben en die veel ondersteuning nodig hebben, dat die die kunnen krijgen. Dat die mensen over een persoonsvolgend budget kunnen beschikken.
Maar we zorgen er ook voor … Heel wat mensen hebben eigenlijk lichtere ondersteuning nodig. Of hebben zware ondersteuning nodig, maar beperkt, af en toe, als er zich een crisissituatie voordoet, als er een familielid ziek is, of als de mantelzorgers er ook eens een dagje tussenuit willen. Of de persoon zelf heeft wat begeleiding nodig. Ook als jonge familie, het aanvaarden van de handicap, daarvoor hebben we de rechtstreeks toegankelijke hulp gecreëerd. Het zijn eigenlijk dezelfde diensten die iemand met een budget gebruikt, dezelfde gespecialiseerde diensten. Alleen daar subsidieert het VAPH hen nog, zodat mensen zonder procedure, zonder iets te moeten aanvragen, daar terecht kunnen voor die gespecialiseerde ondersteuning, maar beperkt.
Er waren heel wat mensen die echt al jaren op die wachtlijst staan en die nog altijd geen perspectief op korte termijn hebben. Die mensen hebben intussen een zorgbudget gekregen. Oorspronkelijk heette dat het BOB, het basisondersteuningsbudget. Het gaat om 300 euro per maand. En daarmee kunnen zij toch al een eerste zorg organiseren.
Voor iedereen, of je nu een budget hebt, gebruik maakt van de rechtstreeks toegankelijke hulp, een zorgbudget hebt, of eigenlijk helemaal niks vraagt, want zo zijn er ook heel wat mensen.
Bijvoorbeeld, je hebt een handicap, je gaat werken, maar hulpmiddelen kunnen ook heel veel betekenen. Hulpmiddelen in huis kunnen heel veel betekenen, hulpmiddelen voor iemand die zelfstandig wil wonen, kunnen heel veel betekenen. Hulpmiddelen voor iemand die wil gaan werken. Daar wordt ook veel een beroep op gedaan.
In totaal ondersteunt het VAPH vandaag zo'n 100.000 mensen. Dat is een heel pak, maar er staan nog zeker 15.000 meerderjarigen op de wachtlijst.
De transitie naar PVF, en nu komen we al dichter bij de correctiefase 2.
Hoe hebben we dit gedaan? Hoe moesten we die middelen die de voorzieningen krijgen verdelen over de personen? Er kon niet meer geld naartoe gaan, maar ook niet minder.
Dat was een duidelijk engagement van de regering.
We zijn dan op twee momenten in 2016 gaan kijken: 31 maart 2016 en december 2016.
Waarom op twee momenten? Om te kunnen ondervangen. Niet ieders gebruik is op elk moment hetzelfde. Niet ieders ondersteuning is hetzelfde. We hebben ook richtlijnen gegeven. Iemand is bijvoorbeeld net in 2016 een langere tijd gehospitaliseerd. Daar hebben de voorzieningen duidelijk richtlijnen gekregen dat zij die zaken niet mee in rekening moesten brengen. Dus dat zij eigenlijk echt het gemiddelde zorggebruik, de gemiddelde ondersteuning die zij aan iemand gaven, aan ons moesten doorgeven.
We hebben daar controles op gedaan, maar daar gaat Hanna dieper op in.
Het moest gebeuren binnen de beschikbare middelen van de voorzieningen. Als zij vroeger die ondersteuning konden bieden, dan moet dat vandaag ook kunnen.
Wij hebben daarmee wel ...
U ziet hier een heel groot woord staan: Stand still principe. Dat is eigenlijk een grondwettelijk principe. Dat is een principe waarin de grondwet zegt: Wanneer een overheid grote veranderingen uitvoert, dan mogen de betrokkenen er niet noemenswaardig op achteruitgaan.
Wij wisten vanuit het verleden, Hanna zal daar ook meer op ingaan, dat er grote ongelijkheden waren tussen voorzieningen. Sommige voorzieningen deden met de subsidies die ze van het VAPH kregen, veel meer voor de mensen die er waren dan anderen. Andere waren veel creatiever en deden allerlei andere dingen met de mensen met een handicap, met hun cliënten. Maar deden dat niet alleen in de voorziening, dus je zag niet echt wat het zorggebruik was.
Het stand still principe heeft ons toegelaten ...
We hebben gezegd: We nemen het budget van een voorziening, we verdelen dat onder hun klanten op basis van de gegevens die we van de voorziening hebben gekregen. Zij hadden er geen enkel belang bij om te zeggen dat jullie minder kregen, wat dat zou ook voor hen gevolgen hebben. En we verdelen dat over de mensen.
En wat zag je dan? De jarenlange ongelijkheid die er was tussen de voorzieningen zag je in de budgetten. Ook daar zal Hanna op ingaan, want een ander grondwettelijk principe is: Wij zijn allemaal gelijk. En het is daar waar we nu met de correctiefase 2 naartoe willen.
Hanna, ik geef je graag het woord.
Ja, goeiemiddag.
Ik ga nu verder met het stukje van de presentatie waarin geduid wordt wat de correctiefase 2 nu eigenlijk is, wat dat inhoudt en wat voor gevolgen het kan hebben voor cliënten en voor vergunde zorgaanbieders. Dat is nu de term die we gebruiken voor voorzieningen, sinds de invoering van persoonsvolgende financiering.
Karina heeft het al gezegd: 2016, op meerdere momenten maar gedurende het hele jaar 2016 hebben wij ons voorbereid op een overstap naar een persoonsvolgende financiering. Dat is een enorme mentaliteitsswitch geweest en ook een enorme switch van alle subsidiestromen en middelen. Want je gaat plots van het subsidiëren van een tweehonderdtal voorzieningen naar het subsidiëren van 24.000 personen met een handicap, die zelf dat geld krijgen.
Om die overstap te maken moet je er natuurlijk van uitgaan, wat Karina ook gezegd heeft, we moeten ervoor zorgen dat iedereen gelijk is. Je moet ervan uitgaan dat voor iedereen dezelfde criteria kunnen worden gebruikt om die budgetten op te berekenen.
Je hebt misschien op de vorige slide zien staan: zorgzwaarte en zorggebruik. Dat zijn twee zeer belangrijke begrippen.
Zorgzwaarte: objectief gezien, wat is iemands ondersteuningsnood? Het kan dat iemand een hogere zorgzwaarte heeft en dat de schaal een hoger cijfer geeft, die gaat van 0 tot 6. Wat eigenlijk zegt: Deze persoon heeft meerdere uren per dag op verschillende levensdomeinen, dat is huishouden, toilet, vrije tijd, werk, daadwerkelijk ondersteuning nodig. Dat staat vast. Dat is objectief ingeschaald.
Een tweede criterium is het zorggebruik. Zorggebruik, voor iedereen, dat is het aantal dagen dat iemand ondersteuning krijgt. Het aantal uren dat iemand misschien individuele ondersteuning krijgt.
Toen we dat allemaal verzameld hadden in 2016, voor iedereen, voor ruim 20.000 personen met een handicap, waren er een paar curieuze gevolgen vast te stellen. Zoals het voorbeeld hierachter van Roos en Stef.
Je moet je voorstellen dat je een persoon met handicap hebt met een bepaalde zorgzwaarte. We hebben daarbij vastgesteld, of de voorziening heeft dat voor ons gedaan, want de voorziening kende die persoon het beste, beter dan de administratie. En die heeft ingeschat: Kijk, deze persoon heeft vijf dagen per week ondersteuning nodig. Dat staat vast. Dat is objectief. Dat kan goed zijn.
Het kan ook zijn dat de zorgzwaarte zegt: Dat is iemand met continue nood aan ondersteuning, we geven 7 op 7. 7 dagen op 7, 24 uur op 24 wordt er ondersteuning geboden. Zo zijn er wel een aantal mensen uiteraard in de sector van personen met een handicap.
Maar toen we de budgetten voor iedereen berekend hadden, kon het zijn dat persoon A met een bepaalde zorgzwaarte en 7 op 7 ondersteuning, hier Roos genoemd, en persoon B Stef met krak dezelfde zorgzwaarte en krak hetzelfde zorggebruik … Het enige verschil tussen beide, is dat Roos uit voorziening A kwam en Stef uit voorziening B.
En als we dan de vertaling maakten, en de namen zijn uiteraard fictief, maar de bedragen zijn realistisch, dan krijgen zij, om helemaal hetzelfde te doen, voor eenzelfde objectieve ondersteuningsnood, bijna 80.000 euro voor Roos en 42.000 voor Stef.
Zulke verschillen in subsidiestromen werden eigenlijk heel erg duidelijk door de invoering van de persoonsvolgende financiering.
Let op, het werd heel erg duidelijk, maar het was al geweten dat er historische verschillen waren tussen de subsidiestromen van voorzieningen. Het is eigenlijk al terug te brengen tot de jaren 2000 en 90 en zelfs tot in de jaren 80 dat die verschillen gegroeid zijn.
De invoering van de persoonsvolgende financiering maakt transparant en duidelijk wat dat voor een persoon met handicap kan betekenen. Zo getuigt het voorbeeld van Roos en Stef: van 80.000 naar 42.000 euro.
Het feit dat, hoewel die twee objectieve criteria, zorgzwaarte en zorggebruik, gelijk zijn, er toch zodanig veel verschil zit in de subsidie, in het budget, die ongelijkheid is iets waar de hele sector zich achter geschaard heeft. Alle gebruikersorganisaties, bijstandsorganisaties, koepelorganisaties van de voorzieningen, vakbonden en dergelijke: Dat moeten we oplossen.
We zijn een persoonsvolgende financiering aan het invoeren. Vanuit een verdrag van de Verenigde Naties, dat overloopt van inclusie, zorg op maat en zelfregie.
We hebben gezegd, samen met de sector: We moeten er wel voor zorgen dat iedereen een gelijke vertrekbasis heeft. Dus dat verschil van 80.000 en 42.000 euro. Stef heeft niet dezelfde middelen om daarvanuit te vertrekken als Roos. En dus hebben we gezegd: Correctiefases. Die moeten de ongelijkheid kunnen oplossen. En correctiefase 2 is daarin de allerlaatste stap.
U ziet daar nog een aantal jaartallen staan: 2005, 2016, 2019. Dat is om aan te tonen dat het wegwerken van die historische verschillen al heel wat voeten in de aarde heeft gehad. We zijn daar niet net mee begonnen, er zijn al verscheidene pogingen geweest.
In 2005, in 2016 met de invoering van de persoonsvolgende financiering, en 2019 nu, met die correctiefase 2 als laatste fase in de stap naar wat daar staat: gelijkwaardige budgetten voor gelijkwaardige profielen.
En wat is dat nu concreet, die correctiefase 2? Het staat daar bovenaan: een budgetneutrale herverdelingsoefening op basis van 2016. Daar kan ik al direct concreter in zijn: het betreft 31 december 2016. Voor iedereen. Iedereen die onder correctiefase 2 valt, wordt op basis van hetzelfde tijdstip, dezelfde periode herbekeken.
Een belangrijk ander deel van deze zin is: budgetneutraal. Wij zijn als overheidsagentschap deze herverdelingsoefening aan het uitvoeren in opdracht van de Vlaamse regering. En we hebben ook de opdracht gekregen om dat binnen een budgetneutraal kader uit te voeren. Er zal niet meer geld naar de sector gaan, maar er zal ook geen cent minder in de sector zitten na de doorvoering van correctiefase 2.
We gaan de herverdeling op een zo gelijk mogelijke basis voor iedereen uitvoeren en we maken weer gebruik van de objectieve criteria die in 2016 zijn aangeleverd door de voorzieningen. Ook weer door de diensten en instellingen die de mensen het beste kennen en hen ook het beste kunnen inschatten.
Nogmaals die twee criteria: de zorgzwaarte en het zorggebruik. Zorgzwaarte: de schaal om objectief de ondersteuningsnood vast te stellen. En het ander criterium: het zorggebruik. Het aantal dagen, nachten, uren dat iemand ondersteuning krijgt. Beide gegevens zijn doorgegeven door de voorzieningen in 2016. Maar we hebben die natuurlijk wel gecontroleerd.
De zorgzwaarte is ingeschat. Dat hebben we doorgekregen voor 24.000 mensen in 2016. We zijn die niet allemaal gaan checken, maar voor 3.000 à 4.000 mensen hebben wij een herafname gedaan van het instrument dat ons helpt inschatten wat iemands ondersteuningsnood is. Uit die 3.000 à 4.000 herafnames is gebleken dat de gegevens die we van de voorzieningen hebben gekregen, zeer betrouwbaar zijn en dat we daar dus verder mee kunnen.
De gegevens van het zorggebruik, dus het aantal dagen, nachten, uren, hebben we ook van de voorzieningen gekregen. Ook die zijn we nu gaan herbekijken, omdat we in een unieke positie verkeren.
In 2016 waren we zowel met de persoonsvolgende financiering bezig als nog een stukje met het oude systeem, het aanbodsgestuurde systeem. Dat was nu eenmaal een overgangsjaar. Die unieke positie betekent dan dat we voor zowel het oude systeem als voor het nieuwe systeem registraties doorkregen over het zorggebruik. Hoeveel uren, dagen, nachten is de persoon aanwezig. Dus we kregen twee verschillende systemen van registraties door over dezelfde persoon, met dezelfde informatie, en over hetzelfde tijdstip.
Je zou er dan van uitgaan dat beide systemen zouden weergeven over persoon A, als hij er 7 op 7 zit, dat beide systemen zouden zeggen: Hij zit daar 7 op 7. En voor 99% van de mensen was dat ook effectief correct doorgegeven.
Voor een aantal, een 130-tal personen van de ruim 20.000 mensen die gecapteerd worden door correctiefase 2, was er een stevig verschil vast te stellen in de verschillende registratiesystemen over hoeveel zorg iemand gebruikte. Daar hebben we wel een aanpassing gedaan.
Wat hebben we nog gedaan? Want we beschikken nu wel nog altijd over zeer objectieve gegevens: zorggebruik en zorgzwaarte, een gelijke basis. En bovendien voor iedereen op eenzelfde tijdstip: 31/12/2016.
Dan zijn we ook gaan kijken, samen met de sector, naar het instrumentarium dat we nu gebruiken. Met dat instrumentarium bedoel ik de budgetbepaling. Dat is niet meer dan een afspraak die je maakt met elke partner, met elke actor vanuit de sector rond de tafel om samen tot een afspraak te komen, tot een engagement te komen. Stel, er staat een persoon voor u met een welbepaalde zorgzwaarte en hij vraagt vijf dagen ondersteuning. Dan gaan wij daar een gezamenlijke afspraak rond maken dat daar zoveel middelen of zoveel subsidies tegenover staan. Dat is budgetbepaling.
Je doet dat dan voor verschillende profielen, op basis van hoge en lagere zorgzwaartes, op basis van veel en minder gebruik. Een belangrijke aanpassing die daaruit verder komt, is dat we momenteel werken met 12 budgetcategorieën van ongeveer 10.000 tot 85.000 euro. Die range is niet veranderd, maar we gaan nu wel werken met 24 budgetcategorieën. Dat laat ons toe om meer gedifferentieerd te werken en om meer aan te sluiten op wat de persoon nu effectief vraagt in plaats van hen altijd in de grote budgetcategorieën te plaatsen.
Dus ... om nog even samen te vatten. We zitten voor iedereen met een systeem, het instrumentarium. We hebben met elke actor in de sector rond de tafel gezeten, meermaals. We hebben veel simulatiedagen doorlopen en zijn tot een geoptimaliseerd systeem van budgetbepaling gekomen. We hebben voor iedereen de objectieve criteria van zorgzwaarte en zorggebruik gecontroleerd, doorgegeven door voorzieningen die hen heel goed kennen. En voor iedereen op basis van 31/12/2016. En dat geeft ons een gelijke basis om van daaruit de herberekening in het kader van de correctiefase 2 door te voeren.
Voor wie is de correctiefase 2? De correctiefase 2 is ... voor iedereen die op 31/12/2016 een budget heeft gekregen op basis van zijn ondersteuning bij een voorziening. En dat laatste deeltje is zeer belangrijk. Want je gaat mensen kennen die bijvoorbeeld gebruik maakten, voor de persoonsvolgende financiering is ingevoerd, van een persoonlijke-assistentiebudget. Een PAB, zoals we dat vroeger noemden. Die mensen zijn niet opgenomen in de correctiefase 2.
Waarom niet? Omdat, we hebben het al een paar keer toegelicht, wat we proberen te corrigeren met deze correctiefase 2, of wat we gaan corrigeren met deze fases, zijn de historische verschillen die gegroeid zijn tussen de voorzieningen. Iemand met een persoonlijk assistentiebudget maakt geen gebruik van de ondersteuning van een voorziening en valt dus buiten correctiefase 2.
Er is wel een uitzondering. Sommige mensen combineerden het persoonlijke-assistentiebudget met zorg in een voorziening. Het deeltje dat ze inkochten bij de voorziening wordt herbekeken, maar het deel PAB wordt niet herberekend in correctiefase 2.
Wie sinds 1 januari 2017 een nieuw budget heeft gekregen, en met gekregen bedoel ik effectief in handen hebben, die valt ook buiten correctiefase 2.
Waarom leg ik zo de nadruk op het effectief in handen hebben van het budget? Omdat er heel wat mensen zijn die waarschijnlijk al een vraag gesteld hebben en aan het wachten zijn op een verhoging van het budget. Die vraag die gesteld is, en dat is zeer belangrijk, wordt ook niet aangepast door correctiefase 2. Die blijft gewoon verder bestaan.
Maar voor wie is het dan wel van toepassing: iedereen vanuit de transitie vanuit de voorzieningen 31/12/2016, voor zover zij nog geen nieuw budget ter beschikking gesteld hebben.
Wat kan het dan precies betekenen? Zorgzwaarte en zorggebruik voor iedereen op basis van 31/12/2016. Een herberekening met het nieuwe of met het geëvalueerd instrumentarium kan ervoor zorgen dat het persoonsvolgend budget wordt aangepast. En aangepast betekent dan in beide richtingen. Het kan stijgen of dalen.
Er zijn ongeveer 8.600 personen van wie het budget zal stijgen. Er zijn 10.413 personen van wie het budget zal dalen.
En hoe dat zal gebeuren, is uitgewerkt door de Vlaamse regering. Dat is een fasering die daarbij is gezet. En iedereen die een brief in de bus heeft gekregen, zal een tabel hebben zien staan met meerdere jaren in waarbij dat het budget ofwel toeneemt ofwel afneemt. Dat is de fasering die we bedoelen.
Ik ga het proberen op een begrijpelijke wijze toe te lichten. Omdat … Het is nogal gecompliceerd.
Men wou ervoor zorgen dat zeker in de eerste vier jaar, dus 2020, 2021, 2022 en 2023, de aanpassingen niet te bruusk zouden verlopen. We weten dat correctiefase 2 een enorme impact kan hebben. Daarom zijn de eerste vier jaar beperkt tot maximaal 15% aanpassingen. En we hebben daar een voorbeeld bijgezet om het allemaal een beetje begrijpelijker, menselijker te kunnen uitleggen.
Stel, er is een persoon die op dit moment 60 punten heeft. Na de herberekening volgens correctiefase 2 zou hij uitkomen op 42 punten. Dat betekent een daling, 42 gedeeld door 60, van 30%. De eerste 15%, maximaal 9 punten, is alles wat er gefaseerd gedaald zal worden voor dat budget in de eerste 4 jaar. In de 4 jaar daarna, 2024, 25, 26 en 27, wordt de overige aanpassing doorgevoerd, zowel voor stijgers als voor dalers.
Dit betekent ... dat sommige mensen in vier jaar klaar zullen zijn met correctiefase 2, en sommigen in acht jaar. En nog een andere groep, er is een uitzondering nog, zal klaar zijn na 5 jaar. Dat zijn mensen die in eerste instantie al een aanpassing zouden moeten doorlopen tussen de 15 en 20%. De eerste 15% gaan zij net als iedereen in de eerste vier jaar doorlopen. Wat er dan nog resteert, tussen 15 à 20%, zal direct in jaar 5 worden doorgevoerd, dus in 2024.
Het is uitgeschreven op een tijdslijn. Hopelijk kan het dat iets makkelijker maken.
Stel je weer dezelfde persoon voor. Sara, met 60 punten vandaag de dag, zal naar 42 punten gaan bij het einde van correctiefase 2, dus 1 januari 2027. Maar u ziet daar staan, in de eerste vier jaar: maximum 15%. Maximaal dalen tot 51 punten. En dat zal dan voor haar betekenen dat het met iets meer dan 2,5 punten zal afnemen per jaar. Ook voor de jaren erna zal het dan verder afnemen naar 42 punten met iets meer dan 2,5 punten per jaar.
Hadden we nu gezien, dat met de herberekeningen, met de zorgzwaarte en het zorggebruik dat doorgegeven is door de voorziening, dat daar bijvoorbeeld een daling zou moeten zijn tot 51 punten. Dan hadden we kunnen zien dat Sara in vier jaar klaar zou zijn. En de overige vier jaar daarna zou voor haar niet nodig zijn.
Het verschil, de noodzakelijke aanpassing, als die onder 15% zit, betekent dat dat iemand op vier jaar tijd klaar is. Is het ruimer dan 15%, dan zal het iets langer duren.
Maar het stijgen of het dalen van het persoonsvolgend budget is niet de enige mogelijkheid na het herberekenen, na de zorgzwaarte, het zorggebruik, allemaal op basis van het geoptimaliseerd instrumentarium.
Het persoonsvolgend budget kan ook worden omgezet naar rechtstreeks toegankelijke hulp. En herinner u: rechtstreeks toegankelijke hulp, zoals Karina heeft toegelicht, dat is de eerste trap van het systeem van de persoonsvolgende financiering. Beperkte ondersteuning, nog altijd de gespecialiseerde ondersteuning vanuit de diensten en voorzieningen van het VAPH. Beperkt, weliswaar, in frequentie.
En dat betekent zeer concreet, voor wie het budget wordt omgezet naar rechtstreeks toegankelijke hulp, dat op 1 januari 2020 het PVB zal worden stopgezet en dat er op diezelfde datum extra middelen zullen worden toegekend aan de voorziening, en nu moet ik even voorwaardelijk spreken, van 31/12/2016.
Waarom zeg ik dat nu nog voorwaardelijk? Omdat we weten dat er al mensen niet meer bij de voorziening van 2016 zitten en dat we gaan kijken om de punten toe te kennen aan de huidige voorziening. Daar is een regelgevende aanpassing voor nodig en dus een goedkeuring van de Vlaamse regering. Daarop zijn we aan het wachten.
Hoe gaan we die omzetting dan precies doen? We gebruiken dezelfde zorgfrequenties, dus aantal dagen, nachten, uren, om de middelen te berekenen die we doorgeven aan de voorziening van 31/12/16, zij het de huidige voorziening dan, als de regelgevende aanpassing is aanvaard.
Belangrijk daarbij is wel … Dat is al toegelicht. Het is RTH, het is de eerste trap. Die zal altijd beperkt zijn, dus een bovengrens hebben. In VAPH-taal heet dat 8 punten. Dat wil zeggen dat er ... en best ook te overleggen met de vergunde zorgaanbieder naar wie de punten gaan, dat daar vrij gebruik van gemaakt kan worden, maar dat er een beperking op zit, een bovengrens.
Waarom gaan mensen … Of waarom worden budgetten omgezet in rechtstreeks toegankelijke hulp? Dat is op basis van de twee zelfde criteria die we gebruiken voor de herberekening. U ziet daar staan: Op basis van de vraag en/of zorgzwaarte. De vraag is eigenlijk het zorggebruik en de zorgzwaarte is uiteraard die objectieve ondersteuningsnood die ingeschat is door de voorziening in 2016.
Ofwel is het op basis van de vraag. Omdat de vraag zodanig beperkt is als we daar een optelling doen, dat men niet uitkomt aan de onderste grens van de budgetcategorie die noodzakelijk is om naar een persoonsvolgend budget te gaan.
Waarom kan dat nog zijn? Omdat we, vanuit de zorgzwaarte die is doorgegeven, vastgesteld hebben dat dit eigenlijk een persoon is die bijvoorbeeld nood heeft aan een uurtje ondersteuning in de week, misschien ietsje meer, maar zeker niet veel meer dan dat.
Dan zijn daar gezamenlijke afspraken rond gemaakt: dit zijn personen die we kunnen verder helpen in rechtstreeks toegankelijke hulp.
Het kan ook een combinatie zijn van zowel het zorggebruik als van de zorgzwaarte.
Wat betekent het dan verder voor personen van wie het budget zal stijgen of zal dalen? Dat betekent zeer concreet dat men een brief in de bus heeft gekregen waarin staat uitgelegd welke aanpassingen er op vier, vijf of acht jaar zullen gebeuren.
Het is belangrijk om de overeenkomsten, of de ido's, de individuele dienstverleningsovereenkomsten, daaraan aan te passen. De vergunde zorgaanbieder of de voorziening zal contact opnemen om net die nieuwe realiteit van de aangepaste punten daarin in te bouwen.
De vergunde zorgaanbieder, de voorziening, beschikt op dit moment al over informatie in verband met de budgetten die stijgen of dalen van hun cliënten van 2016.
Waarom hebben we dat gedaan? Waarom hebben we die informatie al meegegeven aan de voorziening? Opdat die gesprekken in functie van de overeenkomsten die opnieuw bekeken moeten worden, zo vlot mogelijk kunnen verlopen, maar ook omdat er iets bestaat zoals die zorggarantie, hier onderaan op de slide.
Zorggarantie is een wettelijk verankerd begrip waarin eigenlijk gezegd wordt: als er geen wijzigingen zijn uitgevoerd aan de ondersteuning sinds januari 17, wordt er eigenlijk gegarandeerd, of het budget nu stijgt of daalt, dat exact dezelfde ondersteuning gecontinueerd zal worden. De ondersteuning in de vorm van de ondersteuningsfuncties zoals het aantal dagen, nachten, uren.
Voor wie het persoonsvolgend budget zal worden omgezet naar de rechtstreeks toegankelijke hulp, is het ook zeer belangrijk om de overeenkomsten te gaan herbekijken.
Zowel die met de vergunde zorgaanbieder, als overeenkomsten die er bijvoorbeeld zijn met niet-vergunde zorgaanbieders zoals mindermobielenvervoer of een poetscentrale. Zeer belangrijk omdat natuurlijk op 1/1/2020 het persoonsvolgend budget ophoudt te bestaan. De middelen worden omgezet naar de rechtstreeks toegankelijke hulp. En het kan dus ook niet meer dienen om die overeenkomsten te financieren.
Voor de personen van wie het budget wordt omgezet in rechtstreeks toegankelijke hulp, is er het engagement, tenminste van alle koepelorganisaties van de voorzieningen, om ook daar zo goed mogelijk de zorg te kunnen continueren zoals voordien. Men krijgt daar natuurlijk ook extra middelen voor, weliswaar beperkt tot aan die welbepaalde grens van acht punten.
Ik heb hier nu enkele cijfers. Het zijn grafieken met het aantal cliënten, tussen hoeveel punten nul tot tien punten daling of stijging. Het is een andere manier om eigenlijk hetzelfde weer te geven. In plaats van nul tot tien punten zijn de dalingen en stijgingen percentagewijs uitgeschreven. En wat u misschien direct zal merken, is dat er een heel aantal meer dalers zijn dan dat er stijgers zijn.
Waarom is dat zo? Correctiefase 2.
Het impliceert het al: fase 2. Er was ook een fase 1. En in fase 1 vorig jaar heeft men de opdracht gekregen om voor de voorzieningen die al verhoudingsgewijs het minste kregen ten opzichte van andere diensten en voorzieningen die eenzelfde soort ondersteuning gaven, om die voorzieningen al een eerste keer te verhogen. Dan is er op dat punt 12 miljoen euro extra geïnvesteerd in de sector om die verhogingen al uit te voeren.
We weten natuurlijk dat correctiefase 2 een enorme impact kan hebben voor wie het budget zal omgezet worden in rechtstreeks toegankelijke hulp, voor wie het budget zal dalen of stijgen. De realiteit verandert en er zijn heel wat meer mogelijkheden of heel wat meer dingen om te herbekijken en opnieuw te bespreken.
Daarom gaan we beginnen, of zijn we eigenlijk al een hele tijd bezig met het uitwerken van begeleidende maatregelen of een flankerend beleidsplan. Voor zowel gebruikers, cliënten, voor hun omgeving, als voor de voorzieningen zelf.
Voor gebruikers mag er nu alvast extra capaciteit toegekend worden aan bijstandsorganisaties. Daarom ook zijn die organisaties hier vandaag. Dat zijn eigenlijk onafhankelijke diensten die samen met personen van wie het budget wordt aangepast of aangepast wordt naar rechtstreeks toegankelijke hulp, gaan kijken: Hoe kunnen we hier de nieuwe realiteit opnieuw invullen en zien hoe de ondersteuning gereorganiseerd kan worden?
Voor voorzieningen liggen er al coachingstrajecten vast. Dat is dan vooral voor voorzieningen van wie de middelen aanzienlijk zullen dalen. Ze hebben de mogelijkheid om er zelf op in te tekenen en gaan daar binnenkort bericht van krijgen. Waarbij er eigenlijk een onafhankelijke coach, niemand van de overheid, maar iemand die daar dag in dag uit mee bezig is, over de vloer zal komen en samen met de voorziening kan bespreken hoe men zich verder kan voorbereiden voor wat er de volgende acht jaar zal gebeuren.
Dit is wat we nu hebben aan begeleidende maatregelen.
We zijn nog verder in onderhandeling, maar van zodra ze vaststaan, dat we extra maatregelen hebben voor zowel gebruikers als voorzieningen, gaan we dat direct communiceren. Daarom vragen wij ook om de nieuwsbrieven, de elektronische nieuwsbrief, de Sterk en voor de professionals hun infonota's en omzendbrieven goed in het oog te houden.