Vrijstelling van een voorafgaandelijk verblijf

In bepaalde situaties moet er niet voldaan zijn aan de voorwaarde van voorafgaand verblijf. De persoon moet:

  • Belg zijn;
  • burger zijn van de Europese Unie en sociale zekerheid genieten;
  • staatloze zijn (of persoon met onbepaalde nationaliteit);
  • erkend vluchteling zijn (verworven op basis van de klassieke procedure);
  • recht hebben op zorgtoeslag voor het kind met een specifieke ondersteuningsbehoefte (Groeipakket)/recht op verhoogde kinderbijslag voor het kind met een handicap;
  • vrijgesteld zijn op grond van een bepaling van internationaal recht (bijvoorbeeld regularisatie om medische redenen, gezinshereniging van familieleden van een Belg of Unieburger, het statuut subsidiair beschermde).

Meer informatie vindt u bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken(opent nieuw venster) en bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen(opent nieuw venster).

Als een vrijstelling van voorafgaand verblijf wordt beoogd, dan moeten daarvoor de nodige bewijsstukken aan het VAPH bezorgd worden.

Gevolgen brexit

Sinds 1 januari 2021 worden Britse onderdanen die zich in Vlaanderen willen vestigen, behandeld volgens de bestaande regels voor derdelanders. 

Dat betekent concreet dat voor Britten die na 31 december 2020 in Vlaanderen arriveren en voor de eerste keer een beroep willen doen op ondersteuning van het VAPH, er moet voldaan zijn aan de voorwaarde van voorafgaand verblijf (5 jaar aaneengesloten of 10 jaar onderbroken). Zij kunnen geen vrijstelling van de voorwaarde van voorafgaand verblijf meer verkrijgen op basis van de uitzondering ‘burger zijn van de Europese Unie en sociale zekerheid genieten’. 

Voor Britten die al voor 1 januari 2021 in Vlaanderen gevestigd waren, verandert er in principe niets. 

Voor meer informatie over de gevolgen van de Brexit zie www.vlaanderen.be/brexit(opent nieuw venster).

Een vraag naar jeugdhulp of voortzetting van jeugdhulp moet worden ingediend bij de intersectorale toegangspoort.

In het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp wordt de bevoegdheid van de verschillende toegangspoorten beschreven aan de hand van de woonplaats van de minderjarige of de meerderjarige die voortzetting van jeugdhulp vraagt of bij gebreke aan woonplaats aan de hand van de feitelijke verblijfplaats en wordt het werkingsgebied van de verschillende toegangspoorten beschreven.

  • De woonplaats wordt gedefinieerd als het adres waar de minderjarige officieel gedomicilieerd is (is ingeschreven in de bevolkingsregisters).
  • De feitelijke verblijfplaats is het adres waar een natuurlijke persoon op bestendige wijze feitelijk verblijft en dat zijn woonplaats niet is.

U kunt dus een aanvraag naar jeugdhulpverlening of voortzetting van jeugdhulpverlening stellen als u in Vlaanderen of het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad uw woonplaats hebt of er feitelijk verblijft. Er zijn geen voorwaarden van voorafgaand verblijf.
De bepaling van artikel 21 van het decreet van 7 mei 2004 die stelt dat u uw woonplaats moet hebben in Vlaanderen of in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad om ondersteuning te kunnen krijgen voor personen met een handicap in uitvoering van het decreet van 7 mei 2004, geldt ook voor minderjarige personen die niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening of rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp wensen voor personen met een handicap.
Om alle twijfel te vermijden over het feit dat er geen discrepantie is tussen het toepassingsgebied van integrale jeugdhulp en het decreet van 7 mei 2004 voor wat de toegang tot jeugdhulpverlening betreft, werd decretaal de mogelijkheid voorzien dat de Vlaamse Regering de term woonplaats voor de toepassing van het decreet van 7 mei 2004 definieert. Daarbij was het de bedoeling dat de term woonplaats voor minderjarigen zou worden gedefinieerd als het domicilieadres of de feitelijke verblijfplaats. Die reglementaire verankering werd evenwel nog niet uitgevoerd.