Melding grensoverschrijdend gedrag
De VAPH-diensten en -voorzieningen zijn sinds 1 oktober 2012 verplicht om grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van hun gebruikers binnen de context van de hulpverlening, te melden aan het VAPH.
Maatregelen naar aanleiding van het coronavirus. Alle info
Het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap van 4 februari 2011 (het kwaliteitsbesluit) bepaalt het kwaliteitskader waaraan een vergunde of erkende organisatie moet voldoen. Zorginspectie is bevoegd voor de controle op het naleven van dat kwaliteitskader.
In artikel 4 van het Kwaliteitsbesluit wordt aangegeven welke bepalingen van toepassing zijn op welke voorzieningen. De bepalingen van het besluit zijn van toepassing op de:
Het Kwaliteitsbesluit bepaalt de kwaliteitseisen voor de voorziening. De kwaliteitseisen waaraan de voorziening moet voldoen worden hieronder opgesomd.
De voorziening kan een gebruiker niet weigeren op grond van etnische afkomst, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociale achtergrond, ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging, of financieel onvermogen.
Bepaalt de voorziening een proefperiode, dan is die proefperiode onderworpen aan voorwaarden. Zo is de proefperiode gelimiteerd tot zes maanden en gelden er afwijkende procedures omtrent het ontslag van de gebruiker.
De voorziening sluit voor het overgaan tot de ondersteuning een schriftelijke overeenkomst met de gebruiker (of zijn wettelijke vertegenwoordiger). Die schriftelijke overeenkomst omvat de individuele dienstverleningsovereenkomst (IDO) en de collectieve rechten en plichten.
De individuele dienstverleningsovereenkomst wordt opgesteld in overleg met de gebruiker op basis van diens noden en mogelijkheden. Hierin worden onder andere de ondersteuningsfuncties, de overeenkomstige kosten en de woon- en leefkosten opgenomen. Ook het handelingsplan maakt integraal deel uit van de IDO (zie bijlage 1 bij het kwaliteitsbesluit ).
Het handelingsplan is de verdere concretisering van de IDO voor de persoon met een handicap en zijn begeleiding. Hierin wordt concreet ingevuld hoe de verschillende ondersteuningsfuncties van de IDO zullen uitgevoerd worden. Het plan wordt door gebruiker en voorziening voor akkoord ondertekend.
De IDO bepaalt de frequentie, het tijdstip en de wijze van evalueren van het handelingsplan, maar de gebruiker kan altijd bijkomend een evaluatie van het handelingsplan vragen.
Woon- en leefkosten zijn kosten die aangerekend worden voor het gebruik van de kamer, voeding, algemene nutsvoorzieningen en dergelijke (zie artikel 9 §3 van het Kwaliteitsbesluit).
Wie voor 2017 een individuele dienstverleningsovereenkomst (IDO) had met een vergunde zorgaanbieder, waarbij een bijdrage werd aangerekend, blijft aan die zorgaanbieder een bijdrage betalen tot de vergunde zorgaanbieder de overstap naar woon- en leefkosten maakt. Alle zorgaanbieders moeten echter ten laatste op 1 januari 2021 voor al hun cliënten de overstap naar woon- en leefkosten maken.
De voorziening stelt de collectieve rechten en plichten op en overhandigt ze aan de gebruiker. Het zijn afspraken binnen de voorziening die op alle gebruikers van toepassing zijn.
De collectieve rechten en plichten omvatten onder andere de volgende gegevens zoals opgenomen in bijlage 2 van het Kwaliteitsbesluit:
De gebruiker heeft recht op volledige, nauwkeurige en tijdige informatie over alle aangelegenheden in verband met zijn zorg en ondersteuning die hem rechtstreeks en persoonlijk aanbelangen. Het gaat hier om rechten omtrent:
Voorzieningen die woonondersteuning aanbieden, moeten een collectief overlegorgaan oprichten. Het collectief overlegorgaan bestaat uit gebruikers of hun vertegenwoordigers en telt minstens drie leden. De gebruikers of hun vertegenwoordigers kiezen de leden voor een termijn van vier jaar.
De voorzieningen die geen collectief overlegorgaan hoeven op te richten, organiseren collectieve inspraak voor de gebruikers of hun vertegenwoordigers.
Diensten ondersteuningsplan hoeven geen collectieve inspraak te organiseren.
De voorziening beschrijft in overleg met de gebruikers of het collectief overlegorgaan de manier waarop ze opmerkingen, suggesties en klachten van gebruikers of hun vertegenwoordigers afhandelt.
De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan een schriftelijke klacht indienen bij de directie van de voorziening. De voorziening houdt schriftelijke klachten bij in een klachtenregister. Dertig dagen na het indienen van de klacht deelt de voorziening aan de indiener schriftelijk mee welk gevolg aan de klacht wordt gegeven.
Als de afhandeling van een klacht geen voldoening schenkt, dan kan de indiener zijn schriftelijke klacht indienen bij een klachtencommissie die de voorziening moet oprichten.
Krijgt de indiener via deze procedure nog steeds geen voldoening bij de afhandeling van de klacht, dan kan de indiener zich schriftelijk wenden tot de leidend ambtenaar van het VAPH. Die gaat na of de voorziening de reglementering heeft nageleefd en treft indien nodig maatregelen.
Het collectief overlegorgaan kan, in naam van de gebruikers, klachten die over meer dan één gebruiker gaan, en die de gebruikers niet in persoonlijke naam bij de voorziening willen indienen, schriftelijk indienen bij de leidend ambtenaar van het VAPH.
De voorziening mag een overeenkomst niet eenzijdig verbreken.Tenzij er sprake is van een specifieke reden, zoals bijvoorbeeld overmacht. Bij betwisting kan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger zich rechtstreeks wenden tot de klachtencommissie.
De opzegtermijn voor het verbreken van de overeenkomst bedraagt drie maanden tenzij anders overeengekomen.
Een voorziening moet een geschreven referentiekader ontwikkelen voor grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van de gebruikers. Ze hanteert daarbij een procedure voor preventie, detectie van en gepaste reactie op grensoverschrijdend gedrag waar een registratiesysteem deel van uitmaakt.
Er is een meldingsplicht van grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van gebruikers aan het VAPH.
De voorziening kan een procedure voor tijdelijke afzondering hanteren.
De tijdelijke afzondering is toegestaan als:
Een voorziening beschikt over een kwaliteitshandboek (zie Bijlage 3 bij het kwaliteitsbesluit) waarin onder andere de volgende elementen zijn opgenomen:
Zorginspectie is belast met het toezicht op het naleven van de bepalingen in het Kwaliteitsbesluit. Als een voorziening niet voldoet aan de vereisten voor een verantwoorde ondersteuning en de daaruit voortvloeiende verplichtingen, wordt dat door Zorginspectie vastgelegd in een verslag. Het VAPH kan aan de voorziening vragen binnen een te bepalen termijn de nodige maatregelen te nemen om aan de verplichtingen te voldoen.
Na afloop van de termijn voert Zorginspectie een nieuwe evaluatie uit met specifieke aandacht voor de tekortkomingen uit het eerder opgestelde verslag.
Stelt Zorginspectie inbreuken vast, dan stuurt de leidend ambtenaar van het VAPH een brief naar de voorziening. Die brief geeft de termijn voor het wegwerken van de inbreuken weer en informeert de voorziening over een eventueel vervolgbezoek van Zorginspectie.
De VAPH-diensten en -voorzieningen zijn sinds 1 oktober 2012 verplicht om grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van hun gebruikers binnen de context van de hulpverlening, te melden aan het VAPH.
Personen met een handicap en gezinnen met kinderen met een handicap moeten kunnen rekenen op kwaliteitsvolle ondersteuning.
Als persoon met een handicap moet u kunnen rekenen op kwaliteitsvolle ondersteuning. Diensten en voorzieningen die vergund worden door het VAPH moeten beantwoorden aan bepaalde kwaliteitseisen. Die werden onlangs aangepast.