Vergunde zorgaanbieders kunnen bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) een infrastructuurforfait aanvragen voor woon- en dagondersteuning of voor enkel dagondersteuning.
De procedure voor de aanvraag en afhandeling van het infrastructuurforfait vindt u op de VIPA-website(opent nieuw venster).
Het infrastructuurforfait wordt toegekend vanaf de datum van de ingebruikname van de infrastructuur. In het jaar van ingebruikname en het daaropvolgende jaar wordt het infrastructuurforfait van een capaciteitseenheid vastgesteld op 90 % van de maximale capaciteit. Daarna wordt het infrastructuurforfait berekend op basis van een bezettingsfoto van het vorige kalenderjaar. Het VAPH levert die gegevens aan. Als bron gebruikt het VAPH de gegevens uit de geïntegreerde registratietool (GIR), die voor 31 januari moet ingevuld zijn met de VIPA-gegevens.
Procedure
De zorgaanbieder geeft in de GIR aan welke vouchers deel uitmaken van het VIPA-project. In de handleiding van de GIR staat vermeld hoe u dat praktisch moet doen. Die gegevens moeten voor 31 januari ingevuld worden.
Nadat het VAPH alle gegevens heeft verzameld, stuurt het VAPH een rapport met de bezettingsfoto naar de zorgaanbieder om de verzamelde gegevens na te kijken en eventueel aan te vullen.
Het rapport bevat volgende gegevens:
- dossiernummer en initialen van de gebruiker
- periode van het VIPA-project
- periode van de voucher
- het aantal plaatsen, de periode en de ondersteuningsfunctie van het VIPA-project
- aantal dagen dat de gebruiker aanwezig is volgens dat kalenderjaar
- de aanwezigheidsgraad van de gebruiker
- minstens 220 dagen aanwezigheid wordt beschouwd als 100 % aanwezig
- het aantal dagen aanwezigheid wordt berekend ten opzichte van 220 dagen
- voorbeeld
- gebruiker 1 is 220 dagen aanwezig = aanwezigheidsgraad 1
- gebruiker 2 is 110 dagen aanwezig = aanwezigheidsgraad 0,5
- gebruiker 3 is 90 dagen aanwezig = aanwezigheidsgraad 0,41
- gebruiker is 300 dagen aanwezig = aanwezigheidsgraad 1
- voorbeeld
- B- en P-waarde van de gebruiker
- ZZI-verslag ja/nee
- ruwe SGZ-score en SGZ-categorie
- rolstoelafhankelijkheid binnenshuis
- zorggroep
B- en P-waarden
De B- en P-waarden van het ZZI zijn de basis voor de berekening van de zorggroepen. Als er geen ZZI werd afgenomen, dan worden de ingeschatte B- en P-waarden uit transitie ZiN gebruikt. Zijn de B- en P-waarden nergens gekend, dan krijgt de gebruiker een zorggroep 2 voor woonondersteuning en zorggroep 5 voor dagondersteuning toegekend.
Rolstoelafhankelijkheid binnenshuis
Het VAPH is niet altijd in het bezit van informatie over de rolstoelafhankelijkheid binnenshuis van de gebruiker. Daarom vraagt het VAPH dat gegeven op. De zorgaanbieder moet de bewijsstukken zelf bijhouden en kunnen voorleggen als ze opgevraagd worden.
Storend Gedragsschaal (SGZ)
De SGZ-categorie van het laatst afgenomen ZZI wordt steeds gebruikt. Is de zorgaanbieder van mening dat de SGZ-score van de gebruiker hoger ligt, dan moet de zorgaanbieder de SGZ opnieuw laten inschalen door een multidisciplinair team (MDT).
Is er geen ZZI afgenomen, dan mag de zorgaanbieder een SGZ-inschatting doen. De procedure is terug te vinden in infonota INF/20/150.
Gebruikers die hun persoonsvolgend budget besteden in cash
Gebruikers die hun persoonsvolgend budget besteden in cash en gebruik maken van een VIPA-plaats, kunt u manueel doorgeven nadat het VAPH u het rapport voor nazicht heeft gestuurd.
Rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH)
Gebruikers die via RTH gebruik maken van een VIPA-plaats kunt u doorgeven in de GIR. In de handleiding van de GIR vindt u daarover de nodige instructies.
Geïnterneerden en niet-aangeboren hersenletsel (NAH)
Geïnterneerden die gebruik maken van een VIPA-plaats, kunt u manueel doorgeven nadat het VAPH u het rapport voor nazicht heeft gestuurd. Of door te mailen naar vipa@vaph.be.
Berekening van de zorggroepen
De subsidie die u ontvangt, is afhankelijk van de aanwezigheidsgraad van de gebruikers die gebruik maken van een VIPA-plaats binnen uw voorziening. VIPA ontvangt van het VAPH de totale aanwezigheid van alle gebruikers per zorggroep.
Voorbeeld
Zorgaanbieder abc heeft recht op 10 VIPA-plaatsen. Na berekening door het VAPH en nazicht door de zorgaanbieder abc:
- een aanwezigheidsgraad van 2 in zorggroep 1
- een aanwezigheidsgraad van 5 in zorggroep 2
- een aanwezigheidsgraad van 3 in zorggroep 3
In totaal is dat een aanwezigheidsgraad van 10 voor alle gebruikers.
Als de zorgaanbieder een lagere aanwezigheidsgraad doorgeeft dan het aantal plaatsen doorgegeven door VIPA, dan worden de aanwezigheidsgraden zoals berekend per zorggroep aan VIPA doorgegeven.
Is de totale aanwezigheidsgraad van alle gebruikers hoger dan het aantal plaatsen doorgegeven door VIPA, dan worden de zorggroepen pro rato herberekend.
Voorbeeld
Zorgaanbieder xyz heeft recht op 10 VIPA-plaatsen. Na berekening door het VAPH en nazicht door de zorgaanbieder xyz:
- een aanwezigheidsgraad van 3,2 in zorggroep 1
- een aanwezigheidsgraad van 5,7 in zorggroep 2
- een aanwezigheidsgraad van 2,1 in zorggroep 3
In totaal is de aanwezigheidsgraad 11 voor alle gebruikers. De aanwezigheidsgraad wordt nu herrekend naar een aanwezigheidsgraad van 10:
- een aanwezigheidsgraad van 2,91 in zorggroep 1
- een aanwezigheidsgraad van 5,18 in zorggroep 2
- een aanwezigheidsgraad van 1,91 in zorggroep 3
In totaal is dat een aanwezigheidsgraad van 10 voor alle gebruikers.
Meer details vindt u in het BVR van 22 juni 2018 betreffende de regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.
Nadat de zorggroepen berekend zijn, bezorgt het VAPH die gegevens aan VIPA. Zij handelen dan het dossier verder af. Voor meer informatie kunt u terecht op de website van VIPA(opent nieuw venster).