Multidisciplinaire teams [MDT]
Voor VAPH-professionelen
Module C
Checklist prioritering
Module D
Vaststelling ondersteuningsbehoeften in kader van IMB

Co-ouderschap

Het VAPH past al enige tijd een aangepaste regeling toe voor personen met een handicap in een context van co-ouderschap. In dergelijke gevallen kan onder bepaalde voorwaarden een tweede keer een tegemoetkoming gegeven worden voor een hulpmiddel of aanpassing.

Bij een ongelijkmatige verdeling van de verblijfsduur is het wel logisch dat ook de omvang van de subsidie die het VAPH toekent, niet dezelfde hoeft te zijn voor de beide ouders. Dat vloeit voort uit de toetsingselementen gebruiksfrequentie en noodzaak in de regelgeving. Als bijvoorbeeld iemand voltijds in een voorziening verblijft en slechts tijdens de weekends afwisselend bij de vader of de moeder verblijft, is de gebruiksfrequentie veel beperkter en blijft het agentschap vasthouden aan de praktijk van één refertebedrag.

Het is logisch dat de mogelijkheid van dubbele subsidiëring vooral rekening houdt met de vervoerbaarheid van bepaalde hulpmiddelen of aanpassingen. Het afwisselend verblijven op twee plaatsen moet ook een feit zijn en moet een zekere duur hebben. Daarvoor moet bij de aanvraag rekening gehouden worden met het volgende:

  • Voor minderjarige kinderen moet een document met betrekking tot de verblijfsregeling, met name een overeenkomst of de rechterlijke uitspraak terzake, bezorgd worden. In sommige gevallen kan een huisbezoek bij beide ouders aangewezen zijn om na te gaan of de afgesproken of opgelegde verblijfsregeling inderdaad wordt nageleefd.
  • In het geval van meerderjarige personen moet er duidelijkheid bestaan over de intenties van de persoon zelf en kan een huisbezoek bij beide ouders duidelijkheid verschaffen over de feitelijke verblijfsregeling. Bij het beoordelen van de duurzaamheid van een afwisselende verblijfsregeling kunnen ook volgende elementen mee in rekening worden genomen:
    • draagkracht van de mantelzorgers
    • de zorgnood en de eventuele bijkomende gezondheidsproblemen van de persoon met een handicap
    • de evolutie (prognose) van de beperkingen
    • de eventuele, andere relevante factoren

Meerderjarigen

Zeker niet iedereen die meerderjarig wordt, gaat onmiddellijk zelfstandig wonen. Onder meer een context van zorgbehoevendheid in combinatie met het belang van de relatie van de persoon met beide ouders zijn mogelijke argumenten om de nodige aanpassingen ook voor die groep ten laste te nemen. Dat zou ook toelaten om de zorglast over de beide ouders te spreiden.

Als iemand op een gegeven moment toch de mogelijkheid ziet om zelfstandig te gaan wonen, dan moet dat kunnen ondersteund worden. Die ondersteuning kan wel afhankelijk zijn van eerdere toegekende aanpassingen. De aanvrager en het begeleidend MDT mogen verondersteld worden over dergelijke stappen na te denken en de aanvragen in die zin ook te plannen. Aanpassingen aan de woning van een of beide ouders kunnen op dat moment niet meer.

Welke refertebedragen?

Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen hulpmiddelen van primair belang en hulpmiddelen van secundair belang. 

Hulpmiddelen en aanpassingen van primair belang zijn hulpmiddelen die de persoon toelaten om in een aantal basisbehoeften te voorzien alsook die aanpassingen die de toegankelijkheid van de essentiële woonruimten (leefruimte, badkamer/toilet, slaapkamer …) mogelijk maken. Het is evident om daarbij bijvoorbeeld te denken aan 'slapen' (Is een traplift noodzakelijk om de slaapkamer bereikbaar te maken? Heeft iemand een verzorgingsbed nodig?) of 'hygiënische zorgen' (aangepaste badkamer? Gebruik van een personenlifter?)?

Maar het feit dat het VAPH meegaat in een verhaal van dubbele aanpassingen impliceert ook dat het agentschap dat doet vanuit de visie dat het menselijk welzijn meer vergt dan slaap en hygiënische zorgen. De dubbele aanpassingen zouden vergoed worden vanuit de evidentie van het belang van de relatie tussen ouder en kind als doorslaggevend argument. En binnen die relatie zal vaak de behoefte bestaan om ook eerder recreatieve activiteiten bij de beide ouders te doen (vb. fietsen). Hulpmiddelen die eerder kaderen binnen het domein van recreatie of ontspanning, worden beschouwd als hulpmiddelen van secundair belang. Hoewel een tegemoetkoming voor die hulpmiddelen binnen de context van co-ouderschap niet uitgesloten wordt, moet opgemerkt worden dat er voor tal van die hulpmiddelen aangepaste mogelijkheden van transport bestaan. 

Welke hulpmiddelen?

Een scenario waarbij het VAPH quasi alles dubbel subsidieert, is niet haalbaar. Het spreekt voor zich dat er zoveel mogelijk gedacht moet worden aan meeneembare alternatieven zoals een meeneembare personenlifter. Bij dergelijke aanvragen moet het VAPH dat element ook meenemen in het beoordelen van de doelmatigheid van de oplossing. Dat heeft als consequentie dat als er meeneembare alternatieven gekend zijn, er ook voor die alternatieven moet gekozen worden tenzij bijvoorbeeld zou vaststaan dat er significante kwaliteitsverschillen zijn.

Per referterubriek wordt weergegeven of een tegemoetkoming mogelijk is, onmogelijk is of afhankelijk is van bepaalde factoren.

Wanneer wordt aangegeven dat een tweede tegemoetkoming voor een specifieke referterubriek mogelijk is, betekent dat dat personen in een context van co-ouderschap doorgaans in aanmerking komen voor een dubbele subsidiëring vanuit de redenering dat een verplaatsing onmogelijk of niet haalbaar kan geacht worden. Wat het transport van sanitaire hulpmiddelen zoals een douchestoel betreft, is dat bijvoorbeeld niet evident om hygiënische redenen. Ook de aanpassing van een aantal noodzakelijke ruimtes in een tweede woning kan gemotiveerd worden. De aanpassing van een derde woning, bijvoorbeeld doordat één van de ouders een aangepaste woning op korte termijn verlaat, kan niet vergoed worden.

Wanneer bij een bepaalde referterubriek wordt aangegeven dat een tweede tegemoetkoming niet mogelijk is, wijst dat erop dat het hulpmiddel normaliter niet voor dubbele subsidiëring in aanmerking kan komen omdat het verplaatsbaar is en bijvoorbeeld steeds met de persoon meereist. Een goed voorbeeld daarvan is een communicatietoestel. Aanvragen voor de aanpassing van twee auto’s worden evenmin vergoed. De ouders moeten daar tot een regeling kunnen komen in het belang van het kind. Een harnasgordel of aangepast kinderzitje kan wel dubbel gesubsidieerd worden.

Voor een beperkt aantal referterubrieken is niet eenvoudig te stellen dat zij doorgaans wel of niet kunnen vergoed worden. Een voorbeeld is een elektrische lifter op wieltjes. De meeste producten die thuishoren binnen die referterubriek zijn doorgaans niet vlot meeneembaar in de auto. Er bestaan echter ook lifters op wieltjes die wel meeneembaar zijn. Wanneer ouders uit elkaar gaan en beiden de zorg voor een kind met een handicap delen, dan is de kans klein dat zij al over een meeneembare tillift beschikken. In een dergelijke situatie is de noodzaak van een tweede tegemoetkoming voor een lifter op wieltjes niet uit te sluiten. Het is dan wel aangewezen dat de ouders en het MDT bij de volgende aankoop in de eerste plaats kijken naar de aankoop van een variant die wel met de auto kan worden meegenomen. 

Die drie categorieën blijven alle onderhevig aan de eerder aangehaalde criteria van het IMB-besluit. Een referterubriek waarvoor wordt aangegeven dat een tegemoetkoming mogelijk is, betekent nog geen garantie voor een positieve beslissing. De gevraagde woningaanpassingen worden bijvoorbeeld qua noodzaak beoordeeld aan de hand van een huisbezoek. Omgekeerd moet een degelijke motivering in uitzonderlijke omstandigheden alsnog een dubbele subsidiëring toelaten voor de hulpmiddelen waarvoor in de lijst aangegeven wordt dat dit doorgaans niet mogelijk is. Een aanvaardbare motivering moet uiteraard voldoende ingaan op de reden waarom het hulpmiddel niet kan verplaatst worden. Dat moet in concreto inhouden welke hulpmiddelen vervoerd moeten worden, welke hulpmiddelen vervoerd kunnen worden en met welke auto. 

Een bijkomend logisch principe is dat bij het vervoer van hulpmiddelen voorrang gegeven wordt aan de duurste hulpmiddelen zodat een tweede subsidie vanuit het VAPH beperkt blijft tot de goedkoopste hulpmiddelen. Bovendien moet bij de advisering van hulpmiddelen in een context van co-ouderschap maximaal aandacht besteed worden aan de meeneembaarheid. 

Documenten