Motorische beperking

Personen met een motorische beperking kunnen behoren tot de volgende algemene doelgroepen uit de hulpmiddelenfiches: 

  • personen met een matig, ernstig of volledig functieverlies 
    • in één of beide bovenste ledematen
    • in één of beide onderste ledematen
  • personen met een matig of ernstig functieverlies in rug, wervelzuil of bekken 
  • personen met anatomische afwijkingen met impact op functioneel zitten (bovenbeenamputatie, dysmelie, disproportionele dwerggroei ...)
  • personen met een ernstig verlies van de inspanningstolerantie

Meer informatie over de voorwaarden voor de erkenning van de handicap, vindt u op deze website bij de informatie over module A.

Onderstaande toetstabellen en omschrijvingen verduidelijken de beoordeling van de algemene doelgroepen uit de hulpmiddelenfiches. Deze indeling is pas van toepassing als de persoon erkend is als persoon met een handicap.

1. Algemene doelgroepen met een functieverlies van onderste of bovenste ledematen of rug, wervelzuil of bekken

Voor het functieverlies van ‘onderste ledematen’, ‘bovenste ledematen’ en ‘rug, wervelzuil of bekken’ en de ernstgraad ervan (matig, ernstig of volledig functieverlies), hanteert het VAPH toetstabellen voor de beoordeling van algemene doelgroepen uit de hulpmiddelenfiches. Er is altijd onderscheid tussen een functieverlies in één of beide ledematen.

Een persoon behoort tot de algemene doelgroep die volgens de eigenschappen in de toetstabel het best overeenkomt met het functioneren van de betrokkene. Hierbij moet het globale functioneren van de persoon bekeken worden (niet alleen relevante eigenschappen voor het gevraagde hulpmiddel). Als de problemen van de betrokkene lichter zijn dan een matig functieverlies, voorziet het VAPH geen tegemoetkoming voor hulpmiddelen voor een motorische handicap. 

Per tabel kan er maar één doelgroep (dus één rij in de tabel) het best overeenkomen met het functioneren van de persoon. Men kan bijvoorbeeld niet tegelijk een matig en een ernstig functieverlies hebben aan de onderste ledematen. Ook over verschillende aanvragen heen blijft de algemene doelgroep waartoe een persoon behoort hetzelfde, tenzij het functioneren van de persoon verandert.

Cognitieve en andere aspecten van het functioneren (zoals evenwichtsproblemen) mogen meegenomen worden bij de bepaling van de doelgroep. Deze zaken kunnen ook een impact hebben op de mobiliteit, krachtverlies, het uitvoeren van transfers .... Het functioneren van een persoon met vergevorderde dementie die rolstoelgebonden is, kan bijvoorbeeld overeenkomen met de doelgroep matig of ernstig functieverlies in beide onderste ledematen. De beperkingen moeten wel blijvend zijn. Bij personen met een psychiatrische problematiek is activeren in eerste instantie aangewezen. Alleen als pogingen tot activering voldoende zijn aangetoond en het functieverlies als definitief kan worden beschouwd, kan een doelgroep functieverlies aan de onderste ledematen van toepassing zijn.

Hierbij vindt u de toetstabellen:

Functieverlies in één of beide ledematen

De algemene doelgroep matig, ernstig of volledig functieverlies in één lidmaat is van toepassing bij personen waarbij het functieverlies zich in één lidmaat bevindt. In het andere lidmaat is er dan geen functieverlies. Bij functieverlies in beide ledematen, moet de totale beperking geëvalueerd worden die het gevolg is van het functieverlies in beide ledematen samen (ook al is de ernst van het functieverlies in de aparte ledematen niet gelijk). Als er een beperking aanwezig is in de twee ledematen, moeten de tabellen van functieverlies in beide onderste of van functieverlies in beide bovenste ledematen toegepast worden.

Voorbeeld

Voor een persoon met een matig functieverlies in één onderste lidmaat en een volledig functieverlies in het andere onderste lidmaat, kan de algemene doelgroep ‘ernstig functieverlies in beide onderste ledematen’ van toepassing zijn (afhankelijk van de functionele beperking, nood aan gebruik van hulpmiddelen ... met de beide ledematen samen). 

Functieverlies onderste ledematen versus rug, wervelzuil en bekken

Voor de beoordeling en advisering van de algemene doelgroepen met functieverlies in onderste ledematen versus rug, wervelzuil, bekken moet worden gekeken naar de ervaren beperkingen.

Als de beperkingen zich situeren op het vlak van mobiliteit binnenshuis en buitenshuis en als die voldoende ernstig zijn, kan een van de algemene doelgroepen 'functieverlies in de onderste ledematen' van toepassing zijn. De oorsprong van de problematiek hoeft zich niet te situeren aan de onderste ledematen. Zo kunnen personen met een rugproblematiek bijvoorbeeld tot de algemene doelgroep ‘matig of ernstig functieverlies in beide onderste ledematen’ behoren.

Als de beperkingen zich situeren op het vlak van het uitvoeren van transfers en gerelateerd zijn aan de mobiliteit van de gewrichten en botten, aan de spieren en aan de beweging ter hoogte van de romp, wervelzuil en het bekken en als deze beperkingen voldoende ernstig zijn, kan de algemene doelgroep ‘matig of ernstig functieverlies in rug, wervelzuil of bekken’ overwogen worden.

Als er eerder al een functiebeperking en interventieniveau toegekend werd door de vroegere provinciale evaluatiecommissie (PEC): 

  • Onderste ledematen: 
    • Voor personen die eerder functiebeperking en interventieniveau ‘aanvulling onderste ledematen’ toegekend kregen,  hoeft geen bijkomende informatie geleverd te worden voor aanvragen voor de algemene doelgroep ‘personen met een matig functieverlies in één of beide onderste ledematen’.
    • Voor personen die eerder functiebeperking en interventieniveau ‘vervanging onderste ledematen’ toegekend kregen, hoeft geen bijkomende informatie geleverd te worden voor aanvragen voor de algemene doelgroepen: ‘personen met een ernstig of volledig functieverlies in één of beide onderste ledematen’.
  • Bovenste ledematen:
    • Voor personen die eerder functiebeperking en interventieniveau ‘aanvulling bovenste ledematen’ toegekend kregen, hoeft geen bijkomende informatie geleverd te worden voor aanvragen voor de algemene doelgroepen: ‘personen met een matig functieverlies in één of beide bovenste ledematen’.
    • Voor personen die eerder functiebeperking en interventieniveau ‘vervanging bovenste ledematen’ toegekend kregen, hoeft geen bijkomende informatie geleverd te worden voor aanvragen voor de algemene doelgroepen: ‘personen met een ernstig of volledig functieverlies in één of beide bovenste ledematen’.
  • Rug, wervelzuil of bekken
    • Voor personen die eerder functiebeperking en interventieniveau ‘aanvulling rug, wervelzuil of bekken’ toegekend kregen, hoeft geen bijkomende informatie geleverd worden voor aanvragen voor de algemene doelgroep ‘personen met een matig functieverlies in rug, wervelzuil of bekken’.

2. Andere algemene doelgroepen

Personen met een ernstig verlies van de inspanningstolerantie

Verlies van inspanningstolerantie kan onder andere veroorzaakt zijn door verminderde functie van hart, longen en spieren. Personen met ernstig verminderde inspanningstolerantie zijn niet in staat om:

  • gedurende langere periodes rechtop te staan om bijvoorbeeld huishoudelijke taken uit te voeren;
  • en een hoogteverschil van 1 verdieping te overbruggen met de trap, ondanks rustpauzes;
  • en zich te voet te verplaatsen over een afstand langer dan 300 m.

De problemen moeten van die aard zijn, dat: 

  • door de ernst van de functionele problemen bovenstaande activiteiten niet zelfstandig en zonder hulpmiddelen kunnen worden uitgevoerd;
  • de problemen langdurig en definitief zijn. Revalidatie en/of gewichtsreductie kunnen het probleem niet verhelpen; 
  • de problemen leiden tot moeilijkheden om zelfstandig te wonen of om te participeren aan het maatschappelijk leven.

Als de problemen met inspanningstolerantie zo ernstig zijn dat de beperkingen van de mobiliteit van de betrokkene vergelijkbaar zijn met die van een persoon met matig of ernstig functieverlies in beide onderste ledematen, dan is die doelgroep van toepassing.

Personen met anatomische afwijkingen (bovenbeenamputatie, dysmelie, disproportionele dwerggroei ...)

Personen die tot deze doelgroep behoren, hebben anatomische afwijkingen zoals: 

  • bovenbeenamputatie
  • dysmelie in de onderste ledematen (aangeboren misvorming of afwezigheid van één of meerdere ledematen)
  • disproportionele dwerggroei (waarbij de lengte bij volwassenen minder is dan 1,45 m)
  • … 

Ook personen met andere anatomische afwijkingen kunnen tot deze doelgroep behoren. Personen met dit soort anatomische afwijkingen hebben vrijwel altijd problemen met functioneel zitten in een gewone (ergonomische) stoel. Met functioneel zitten wordt een zithouding bedoeld die een stabiele uitgangspositie garandeert van waaruit het mogelijk is om te participeren aan activiteiten.

3. Bijzondere situaties

Degeneratieve aandoeningen

Om te voorkomen dat een persoon met een degeneratieve aandoening bij elke achteruitgang een nieuwe aanvraag zou moeten formuleren voor hulpmiddelen, moet er een inschatting gemaakt worden van wat waarschijnlijkheid noodzakelijk zal zijn in de nabije toekomst. Bij degeneratieve aandoeningen moet in module D de algemene doelgroep aangeduid worden die past bij het huidige functioneren van de persoon. Omdat er bij de advisering van een hulpmiddel wel al rekening gehouden wordt met de te verwachten achteruitgang, kan het zijn dat een persoon nog niet tot de algemene doelgroepen van de hulpmiddelenfiche van het gevraagde hulpmiddel behoort. Het MDT moet dan aanduiden dat de persoon niet tot de doelgroep van de fiche behoort en vervolgens de noodzaak in het kader van de degeneratieve aandoening motiveren. 

Voorbeeld

Er kan bijvoorbeeld een tegemoetkoming voor een woningaanpassing worden aangevraagd zonder dat de persoon tot de algemene doelgroep van de hulpmiddelenfiche behoort als de oplossing noodzakelijk, werkbaar en doelmatig is, de gebruiksfrequentie voldoende hoog is en de oplossing (op termijn) de goedkoopst adequate oplossing is.

Een evolutieverslag kan uitkomst bieden en een indicatie geven in hoeverre men rekening moet houden met het evolutieve karakter van de aandoening bij het adviseren van hulpmiddelen. 

Voor personen met een snel degeneratieve aandoening biedt het VAPH voor hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening en omgevingsbediening ondersteuning aan in de vorm van huurpakketten.

Blijvend fluctuerend functioneren door opstoten eigen aan de stoornissen (bijvoorbeeld bij relapsing remitting MS):

Sommige stoornissen gaan gepaard met blijvend terugkerende perioden van ernstige opstoten met een sterk verminderd functioneren. Verminderd functioneren kan dagelijks tijdelijk terugkeren of kan gedurende een langere periode (dagen tot maanden) aanwezig zijn. Perioden van opstoten wisselen af met perioden van (gedeeltelijk) herstel. 

Afhankelijk van de ernst, de frequentie en de duur van de opstoten, kan er voor die episodes nood zijn aan andere hulpmiddelen of aanpassingen. In geval van dergelijk blijvend fluctuerend functioneren dat eigen is aan de aard van de stoornis moet men zich baseren op het functioneren tijdens de zwakste momenten om de algemene doelgroep toe te kennen. Zeldzame opstoten geven geen aanleiding tot het toekennen van een algemene doelgroep.

Voorbeeld

Bij een persoon, die zich met een loophulp binnenshuis kan verplaatsen, maar die vrijwel dagelijks in de loop van de namiddag tot hij gaat slapen volledig afhankelijk wordt van een rolstoel, is er op die momenten sprake van een volledig functieverlies van de onderste ledematen en moet bij het adviseren en beoordelen van de zorgvraag uitgegaan worden van de algemene doelgroep ‘ernstig functieverlies in beide onderste ledematen’.

Orthesen en prothesen (zowel toepasbaar op bovenste als onderste ledematen)

Als een persoon een orthese of prothese gebruikt, moet men de indicatie van de algemene doelgroep in eerste instantie baseren op het functioneren van dit lidmaat met zijn prothese of orthese. 

Voorbeeld

Een amputatie van een onder- of een bovenbeen bijvoorbeeld, is op zich geen voldoende beoordelingscriterium voor de toekenning van een algemene doelgroep. De meeste personen herwinnen met de prothese de stapfunctie. Bij de beoordeling van de algemene doelgroep zijn de functionele beperkingen van belang die de persoon ervaart, onder meer op het vlak van mobiliteit als gebruik gemaakt wordt van een beenprothese.

Bij een aantal activiteiten zoals zich wassen, slapen en toiletgebruik ‘s nachts kan de orthese of prothese echter niet gebruikt worden en moet men rekening houden met het functioneren tijdens deze bijzondere omstandigheden.

Voorbeeld

Een persoon met een onderbeenamputatie (andere been onaangedaan) kan voor zijn verplaatsingen in het kader van zelfzorg (‘s morgens naar de badkamer, in de badkamer, ‘s nachts naar toilet) zijn prothese niet gebruiken en is dan aangewezen op zijn krukken of op zijn rolstoel. Met deze bijzondere omstandigheden moet rekening worden gehouden bij het bepalen van de doelgroep. In deze situatie is dat ‘matig functieverlies in één onderste lidmaat'.

Ook kunnen sommige personen door een risico op medische complicaties bepaalde periodes hun prothese niet dragen, dit ondanks een correct gebruik van hun prothese, dermatologische verzorging en de keuze voor drukverlagend en allergie-arm prothesemateriaal. Eenmalige problemen bij het gebruik van een orthese of prothese, geven geen aanleiding tot het toekennen van een hogere ernstgraad van het functieverlies binnen de algemene doelgroep, maar terugkerende problemen die te maken hebben met het dragen van de orthese of prothese moeten wel in rekening genomen worden bij het omschrijven van het functioneren en het bepalen van de algemene doelgroep.

Voorbeeld

Een betrokkene met bilaterale bovenbeenamputatie kan niet de hele dag zijn protheses verdragen. Om problemen te voorkomen draagt hij zijn protheses enkel buitenshuis en nooit binnenshuis. Thuis is de betrokkene dus rolstoelafhankelijk. Voor de bepaling van de algemene doelgroep wordt met deze laatste situatie rekening gehouden: m.a.w. ‘ernstig functieverlies onderste ledematen’.

Uitzonderlijk blijven sommigen, ondanks de beschikking over een prothese voor de meeste verplaatsingen, permanent afhankelijk van een hulpmiddel zoals bijvoorbeeld een loophulp of een rolstoel.  Ook dan moet men zich volledig daarop baseren bij het omschrijven van het functioneren en het bepalen van de algemene doelgroep.

Personen met beperkte levensverwachting, palliatief maar niet-terminaal

Sommige personen beantwoorden niet aan de RIZIV-definitie om een palliatief forfait aan te vragen. Die personen zijn niet terminaal (hebben een levensverwachting > 6 maanden), maar toch lijden ze aan een aandoening die op relatief korte termijn tot de dood zal leiden. Zij kunnen beschouwd worden als personen met een chronische ziekte. Voorbeelden zijn personen met ALS of kankerpatiënten in een remissiefase.

Bij personen in een dergelijke situatie, die op het moment van de aanvraag nog een zekere mobiliteit vertonen, maar op korte termijn bedlegerig dreigen te worden, kan het aangewezen zijn om al een tegemoetkoming voor bepaalde hulpmiddelen aan te vragen. In module D moet de algemene doelgroep aangeduid worden die het best past bij het huidige functioneren van de persoon. Omdat er bij de advisering van hulpmiddel wel al rekening gehouden wordt met de te verwachten achteruitgang kan het zijn dat een persoon nog niet tot de algemene doelgroepen van de hulpmiddelenfiche van het gevraagde hulpmiddel behoort. Het MDT kan dan aanduiden dat de persoon niet tot de doelgroep van de fiche behoort en vervolgens de noodzaak van het hulpmiddel motiveren.

Meer informatie over palliatieve zorg in het algemeen, vindt u op deze website bij de informatie over module A.